Maandag 10 augustus
Josh
Ik werd ergens wakker van. Ik stond op om naar de wc te gaan en zag dat de slaapkamerdeur van mijn ouders openstond. Toen ik naar binnen keek, zag ik dat mam niet in bed lag. Pap lag zoals altijd te snurken. Op de radiowekker zag ik dat het acht over vier was. Ik nam aan dat ze beneden zou zijn. Ze is een slechte slaper. Allebei nu wel, maar hij neemt zulke zware pillen dat je keihard in zijn oor kunt gillen en dan nog zou hij niet wakker worden.
Ik liep heel stilletjes naar beneden, want normaal gesproken kijkt ze een tijdje naar van die megasaaie reclames op de tv voor apparaten waardoor je kunt afvallen of waarmee je de vloer kunt schoonmaken of groenten kunt snijden op heel veel verschillende manieren, en valt ze in slaap. Maar de tv stond uit en ze zat niet op de bank, dus moest ze wel de deur uit zijn gegaan.
Dat heeft ze wel vaker gedaan, voor zover ik weet, maar ik houd verder niet bij waar ze de hele tijd zitten. De eerste keer zei ze dat ze wat was gaan wandelen om rustig te worden, maar de daaropvolgende keer dat ik wakker werd en merkte dat ze er niet was, keek ik naar buiten en zag ik dat haar auto niet zoals altijd voor de deur stond geparkeerd.
Ze zal op die momenten wel langs de rivier gaan wandelen of naar Katies graf gaan, denk ik, want dat doe ik soms ook. Maar dan niet midden in de nacht. Ik ben bang in het donker, en het ís ook eng, want Katie had hetzelfde gedaan: ze was midden in de nacht opgestaan, naar de rivier gelopen, en was nooit meer teruggekomen. Ik snap wel waarom mam het doet: zo kan ze dicht bij Katie zijn. Ze zit ook weleens in Katies slaapkamer. Dat weet ik, omdat Katies kamer aan de mijne grenst en ik mam kan horen huilen.
Ik zat op de bank op haar te wachten, maar ik moet in slaap zijn gevallen, want toen de deur openging, was het al licht buiten en gaf de klok op de schoorsteenmantel aan dat het kwart over zeven was. Mam deed de deur achter zich dicht en haastte zich de trap op naar boven.
Ik ging achter haar aan. Ik bleef voor hun slaapkamerdeur staan en keek door de kier naar binnen. Ze zat op haar knieën aan paps kant naast het bed en ze was rood aangelopen, alsof ze had gerend. Ze haalde zwaar adem en zei: ‘Wakker worden, Alec, wakker worden.’ Ze schudde hem heen en weer. ‘Nel Abbott is dood,’ zei ze. ‘Ze lag in het water. Ze is erin gesprongen.’
Ik geloof niet dat ik iets zei, maar ik moet toch geluid hebben gemaakt, want ze keek me aan en kwam haastig overeind.
‘O, Josh,’ zei ze, terwijl ze naar me toe liep. ‘O, Josh.’ De tranen stroomden over haar wangen en ze drukte me tegen zich aan. Toen ik me lostrok, huilde ze nog steeds, maar ze glimlachte ook. ‘O, schatje toch,’ zei ze.
Pap kwam overeind. Hij wreef in zijn ogen. Het duurt altijd eeuwen voordat hij echt wakker is. ‘Ik snap er niks van. Wanneer... Is het vannacht gebeurd? En hoe weet je dat?’
‘Ik ging melk kopen,’ zei ze. ‘En in de winkel hadden ze het erover. Ze hebben haar vanochtend gevonden.’ Ze ging op het bed zitten en barstte weer in snikken uit. Pap knuffelde haar, maar hij keek mij met een eigenaardige blik in zijn ogen aan.
‘Waar was je?’ vroeg ik mijn moeder. ‘Waar was je naartoe?’
‘Naar de winkel, Josh. Dat zei ik toch net?’
Je liegt, wilde ik zeggen. Je was uren weg, je ging niet even melk halen. Dat wilde ik eigenlijk zeggen, maar ik deed het niet, want mijn ouders zaten op bed elkaar aan te kijken, en ze zagen er blij uit.