Jules
Jules
Ik zette de auto langs het paadje dat naar het huis van de Townsends leidde. Dat hoefde niet, want op het erf was er genoeg plaats om te parkeren, maar het leek me beter zo. Op deze manier kon ik ze verrassen. Mijn bravoure, die was opgedoken op de dag dat ik mijn verkrachter onder ogen was gekomen, was terug. Met de armband op zak beende ik vastberaden en met rechte rug over het zonovergoten erf. Ik was daar voor mijn zus, om het voor haar recht te trekken. Ik was vastbesloten. Ik was niet bang.
Ik was niet bang totdat Patrick Townsend met een van woede vertrokken gezicht en een mes in zijn hand de deur opendeed.
‘Wat moet je?’ wilde hij weten.
Ik deinsde achteruit. ‘Ik...’ Hij stond op het punt om de deur in mijn gezicht dicht te slaan, en ik was te bang om te zeggen wat ik moest zeggen. Hij heeft zijn vrouw vermoord, had Nickie gezegd, en ook jouw zus. ‘Ik was...’
‘Jules?’ riep iemand. ‘Ben jij dat?’
Het was een vreemde gewaarwording. Helen stond binnen met een bloedende hand en een bebloed gezicht, en Erin was er, en die deed net alsof ze de situatie meester was. Ze begroette me met een vrolijke glimlach. ‘Wat doe jij hier? We hadden toch op het politiebureau afgesproken?’
‘Ja, maar...’
‘Nou?’ mompelde Patrick. Mijn hoofdhuid trok samen, mijn ademhaling versnelde. ‘Jezus, wat zijn jullie Abbotts toch een aparte familie!’ Hij ging steeds harder praten en kwakte het mes op de keukentafel. ‘Ik ken jou. Jij was vroeger dik, hè?’ Hij wendde zich tot Helen. ‘Ze was echt wanstaltig dik. En die ouders! Vreselijk gewoon.’ Mijn handen beefden toen hij mij weer aankeek. ‘Van je moeder nog enigszins te begrijpen, want die was ernstig ziek, maar iemand had jullie onder zijn hoede moeten nemen. Jullie sloegen door, toch, jij en je zus? En moet je eens zien wat er van jullie is geworden! Zij was geestelijk labiel en jij... Tja, wat ben jij eigenlijk? Simpel van geest?’
‘Zo kan-ie wel weer, meneer Townsend,’ zei Erin. Ze pakte me bij de arm. ‘Kom, we gaan naar het politiebureau. We moeten Lena’s verklaring afnemen.’
‘Ach ja, dat meisje. Die zal dezelfde kant op gaan als haar moeder. Ze ziet er net zo sletterig uit, vloekt als een ketter en heeft een gezicht dat je maar al te graag wilt meppen.’
‘Wat hebt u veel nagedacht over wat u allemaal met mijn jonge nichtje zou willen doen, zeg,’ zei ik op luide toon. ‘Vindt u dat normaal?’ Mijn woede laaide op en Patrick was daar niet op voorbereid. ‘Nou? Vindt u dat normaal? Walgelijke oude man dat u bent.’ Ik richtte me tot Erin. ‘Ik ben nog niet klaar hier,’ zei ik. ‘Maar wat ben ik blij dat jij er bent, Erin. Dat komt namelijk goed uit, omdat ik niet hém wilde spreken,’ en ik knikte in Patricks richting, ‘maar háár. U, mevrouw Townsend.’ Met trillende handen haalde ik het plastic zakje tevoorschijn en legde het naast het mes op tafel. ‘Ik wilde u vragen wanneer u deze armband van mijn zusjes pols hebt gehaald.’
Helen zette grote ogen op en ik wist meteen dat ze schuldig was.
‘Hoe kom je aan die armband, Jules?’ vroeg Erin.
‘Van Lena gekregen. Zij kreeg hem weer van Mark Henderson, en hij had hem van Helen gestolen. Die hem, aan de schuldige uitdrukking op haar gezicht te zien, van mijn zus heeft afgenomen, voordat ze haar vermoordde.’
Patrick blafte hardop, een duidelijke neplach. ‘Dus zij heeft hem van Lena, die hem weer van Mark had, die hem van Helen had gejat, die hem van de kaboutertjes had gepakt? Sorry hoor,’ zei hij tegen Helen, ‘maar dit is echt gelul.’
‘Hij lag in jouw kantoor, toch, Helen?’ Ik wendde me tot Erin. ‘Dan zullen jullie haar vingerafdrukken of dna er wel op aantreffen?’
Patrick gniffelde, maar Helen zag er aangeslagen uit. ‘Nee, ik...’ zei ze uiteindelijk, terwijl haar blik van mij naar Erin en haar schoonvader vloog. ‘Het was...’ Ze haalde diep adem. ‘Ik heb hem gevonden,’ zei ze. ‘Maar ik wist niet dat hij van haar was. Ik heb hem gewoon... gehouden. Ik had hem bij de afdeling Gevonden Voorwerpen willen afgeven.’
‘Waar heb je hem gevonden, Helen?’ vroeg Erin. ‘Op school?’
Helen keek even naar Patrick en toen naar de rechercheur, alsof ze zich af zat te vragen of haar leugen wel geloofwaardig zou zijn. ‘Dat zal wel... Ja, op school. Maar eh, ik wist niet van wie hij was, dus...’
‘Mijn zus had die armband altijd om,’ zei ik. ‘Mijn moeders initialen staan erin gegraveerd. Ik vind het maar moeilijk te geloven dat je niet wist van wie die armband was, dat hij belangrijk was.’
‘Nee, dat wist ik inderdaad niet,’ zei Helen, maar haar stem klonk iel en haar gezicht werd rood.
‘Natuurlijk wist ze dat niet!’ riep Patrick opeens. ‘Natuurlijk wist ze niet van wie hij was of waar hij vandaan kwam.’ Hij liep snel naar haar toe en legde zijn hand op haar schouder. ‘De armband lag in Helens auto omdat ik hem daar had laten liggen. Heel slordig. Ik wilde hem weggooien, dat was de bedoeling, maar... Ik ben de laatste tijd nogal vergeetachtig. Dat is zo, hè, lieverd, ik vergeet toch van alles?’ Helen zei niets, ze bleef doodstil staan. ‘Ik heb hem in de auto laten liggen,’ zei hij weer.
‘Oké,’ zei Erin. ‘En hoe komt ú er dan aan?’
Hij keek mij recht in de ogen toen hij Erin antwoord gaf. ‘Hoe denk je zelf dat ik eraan kwam, dom wijf? Ik heb hem van die hoer d’r pols getrokken voordat ik haar een zetje gaf.’