|

Louise

Louise

Er zat een man op de oever. Ze dacht eerst dat hij naakt was, maar toen hij overeind kwam, zag ze dat hij een kleine, strakke zwembroek aanhad. Het drong tot haar door dat ze naar hem keek, naar zijn blootheid, en ze bloosde. Het was meneer Henderson.

Tegen de tijd dat ze bij hem aankwam, had hij een handdoek om zijn middel geslagen en een T-shirt aangetrokken. Hij liep met uitgestoken hand op haar af.

‘Hoe gaat het met u, mevrouw Whittaker?’

‘Zeg toch Louise,’ zei ze.

Hij boog met een glimlachje zijn hoofd. ‘Louise. Hoe gaat het?’

Ze deed haar best ook te glimlachen. ‘Ach, je weet wel.’ Dat wist hij niet. Niemand wist het. ‘Ze zeggen dat zíj naar me luisteren! De rouwtherapeuten zeggen dat het de ene dag wat beter zal gaan dan de andere en dat je ermee moet leren leven.’

Mark knikte, maar zijn blik gleed weg en ze zag dat hij een rood hoofd kreeg. Hij voelde zich opgelaten.

Iedereen voelde zich opgelaten. Pas toen haar eigen leven in duigen lag had ze beseft hoe vervelend verdriet eigenlijk was, hoe lastig het was voor de mensen met wie de rouwende in contact kwam. Aanvankelijk leefde iedereen mee en hadden ze geduld met je. Maar na een tijdje vormde het een obstakel, bij gesprekken, bij gelach, bij het gewone leven. Iedereen wilde het achter zich laten, doorgaan met zijn leven, maar daar stond jij, in de weg, je blokkeerde de doorgang, en je sleepte het lichaam van je dode kind achter je aan.

‘Was het water lekker?’ vroeg ze, en zijn hoofd werd nog roder. Het water, het water, het water... In dit plaatsje kon je er niet omheen. ‘Het zal nog wel koud zijn,’ zei ze.

Hij schudde zijn hoofd als een natte hond. ‘Brrr,’ zei hij, en hij lachte ongemakkelijk.

Ze draaiden om de hete brij heen en zij vond dat ze er iets over moest zeggen.

‘Heb je het gehoord van Lena’s moeder?’ Ja natuurlijk. Iedereen in het stadje was inmiddels op de hoogte.

‘Ja. Vreselijk. Echt vreselijk. Wat een schok.’ Louise reageerde niet, dus ging hij door. ‘Eh... nou ja, ik weet dat jullie twee...’ Hij maakte de zin niet af, keek achterom naar zijn auto. Hij wilde maar wat graag weg, de zielenpoot.

‘Niet bepaald goed met elkaar op konden schieten?’ stelde Louise voor. Ze friemelde aan haar ketting, bewoog het hangertje, een lijster, naar links en naar rechts. ‘Dat klopt. Maar toch...’

Meer dan ‘maar toch’ kon ze niet zeggen. Dat ze niet goed met elkaar op konden schieten was nog zachtjes uitgedrukt, maar ze hoefde er verder niet op in te gaan. Meneer Henderson wist hoe ze tegenover elkaar stonden en ze vertikte het om hier bij de rivier net te doen alsof het haar speet dat Nel Abbott erin was verdronken. Dat kon ze niet en dat wilde ze ook niet.

De rouwtherapeuten kletsten uit hun nek, want ze zou nooit meer een betere dag meemaken, maar toch had ze de afgelopen vierentwintig uur moeite gehad om de triomfantelijke uitdrukking op haar gezicht te weren.

‘Op een bepaalde afschuwelijke manier,’ zei meneer Henderson, ‘is het eigenlijk wel erg toepasselijk, of niet? De manier waarop ze is gestorven...’

Louise knikte grimmig. ‘Misschien wilde ze dat ook wel. Misschien was dat de bedoeling.’

Mark fronste zijn wenkbrauwen. ‘Denk je dat ze... Denk je dat het opzet was?’

Louise schudde haar hoofd. ‘Ik zou het echt niet weten.’

‘Ach nee, natuurlijk niet.’ Hij was even stil. ‘Maar in elk geval zal dat wat ze geschreven heeft niet uitgegeven worden, toch? Voorlopig althans. Het boek dat ze over de poel aan het schrijven was, dat was toch nog niet af? Dus kan het niet worden uitgegeven...’

Louise wierp hem een blik toe. ‘Denk je? Ik denk eerder dat ze het boek na haar dood juist willen uitgeven. Een vrouw die een boek schrijft over mensen die zijn gestorven in de Verdrinkingspoel en daar dan zelf in verdrinkt? Dat moet iemand toch willen uitgeven.’

Mark keek haar geschrokken aan. ‘Maar Lena... Lena zal dat toch zeker niet willen...’

Louise haalde haar schouders op. ‘Tja, je weet het niet,’ zei ze. ‘Ik neem aan dat zij er geld voor zal krijgen.’ Ze zuchtte. ‘Ik moet weer naar huis, meneer Henderson.’ Ze gaf hem een klopje op zijn arm en hij legde zijn hand op die van haar.

‘Ik vind het echt heel erg, mevrouw Whittaker,’ zei hij en het ontroerde haar dat bij de arme man de tranen in de ogen sprongen.

‘Louise,’ zei ze. ‘Zeg toch Louise. En dat weet ik. Ik weet dat je het erg vindt.’

 

Louise liep naar huis. Het was een urenlange wandeling over het heuvelachtige pad langs de rivier, en in deze hitte zou ze er zelfs nog langer over doen, maar ze wist niet hoe ze anders haar dag moest vullen. Er waren best dingen die ze kon doen. Ze moest de makelaar bellen, op zoek gaan naar scholen. Er moest een bed worden afgehaald en een kledingkast uitgeruimd. Ze had een kind dat een moeder nodig had. Morgen misschien. Morgen zou ze dat allemaal gaan doen, maar vandaag wandelde ze langs de rivier en dacht ze aan haar dochter.

Ze deed hetzelfde als altijd; ze piekerde zich suf over aanwijzingen die ze misschien over het hoofd had gezien, alarmsignalen die ze niet had opgepikt. Ze zocht naar tekenen in het gelukkige leven van haar kind dat het zich ellendig had gevoeld. Want eerlijk gezegd hadden ze zich nooit zorgen gemaakt over Katie. Katie was slim, competent, evenwichtig en had een ijzeren willetje. Ze was een probleemloze tiener, ze accepteerde het leven zoals het was. Louise vond het soms jammer dat Katie haar ouders amper nodig scheen te hebben. Ze maakte zich nergens druk om, niet om haar huiswerk, niet om de opdringerige aandacht van haar beste vriendin, zelfs niet om haar bijna schokkende transformatie in een beeldschone jongvolwassene. Louise kon zich nog herinneren hoe opgelaten en beschaamd zij zich had gevoeld toen ze als tiener aandacht kreeg van mannen, maar Katie had daar geen last van gehad. De tijden waren veranderd, dacht Louise, en ook meisjes waren anders.

Louise en haar man Alec maakten zich geen zorgen om Katie, maar wel om Josh. Die was van jongs af aan erg gevoelig geweest en had zich overal druk om gemaakt, maar dit jaar was er iets veranderd, hij zat ergens mee; hij had zich nog meer teruggetrokken, was bijna met de dag introverter geworden. Ze waren bang dat hij werd gepest, ze zagen zijn cijfers kelderen en de wallen onder zijn ogen als hij ’s ochtends opstond.

Het punt was – en dat was nu eenmaal zo – dat ze hun zoon met argusogen in de gaten hadden gehouden, maar dat het met hun dochter nog slechter ging, was hun niet opgevallen, en daarom hadden ze haar niet kunnen opvangen. Het schuldgevoel had zich als een steen in Louises keel genesteld, ze dacht dat ze erin zou stikken, maar dat gebeurde niet, dat lukte niet, en dus moest ze doorgaan met ademhalen. Ademhalen en herinneringen bovenhalen.

De avond ervoor had Katie weinig gezegd. Ze zaten maar met z’n drieën aan tafel, want Josh logeerde bij zijn vriend Hugo. Dat mocht eigenlijk niet als hij school had, maar deze keer hadden ze met de hand over het hart gestreken, omdat ze zich zorgen om hem maakten. Ze namen de gelegenheid te baat om er met Katie over te praten. Was het haar opgevallen, hadden ze gevraagd, hoe nerveus Josh de laatste tijd was?

‘Hij maakt zich vast druk over het feit dat hij volgend jaar naar de grote school gaat,’ zei ze, maar ze keek haar ouders niet aan, ze hield haar blik op haar bord gericht en haar stem haperde een beetje.

‘Maar dat komt toch wel goed?’ vroeg Alec. ‘De halve klas gaat met hem mee. En jij bent er ook.’

Het was Louise opgevallen dat haar dochter het glas water wat steviger beetpakte toen Alec die opmerking plaatste. Ze herinnerde zich dat Katie moeizaam had geslikt en even haar ogen had dichtgedaan.

Ze deden samen de afwas, Louise waste af en Katie droogde af, omdat de vaatwasser het had begeven. Louise had gezegd dat het niet hoefde, dat ze het zelf wel zou doen als Katie huiswerk had, en Katie had gezegd: ‘Is al af.’ Louise kon zich herinneren dat Katie telkens wanneer ze een bord van haar had aangepakt om af te drogen haar hand even had aangeraakt, net iets langer dan nodig was.

Maar Louise was er nu niet meer zeker van of dat wel echte herinneringen waren. Had Katie inderdaad haar blik neergeslagen en naar haar bord gekeken? Had ze inderdaad het glas steviger vastgepakt of haar moeders hand steeds aangeraakt? Ze was er nu niet meer zeker van, alle herinneringen waren twijfelachtig, konden verkeerd worden uitgelegd. Ze wist niet of dat door de shock kwam of doordat alles waar ze zeker van was geweest niet waar was gebleken, of doordat ze voortdurend in een waas leefde door de medicijnen die ze in de dagen en weken na Katies overlijden had geslikt. Louise had de ene pil na de andere naar binnen gewerkt, elke handvol bood haar uren vergetelheid, totdat ze weer wakker werd en de nachtmerrie opnieuw begon. Na een tijdje zag ze in dat de gruwelijke herontdekking, keer op keer weer, van haar dochters afwezigheid niet opwoog tegen de uren dat ze van de wereld was.

Hier was ze wel zeker van: toen Katie haar goedenacht had gewenst, had ze haar moeder zoals altijd glimlachend een kus gegeven. Ze had haar geknuffeld, normaal, zoals altijd, en had ‘slaap lekker’ gezegd.

Dat had ze toch nooit kunnen doen als ze dat ene van plan was geweest?

Louise kon het pad door de tranen niet goed meer zien, dus zag ze het afzettingslint pas toen ze er pal voor stond. politie. niet betreden. Ze was halverwege de heuvel en was vlak bij de rand, ze moest een scherpe bocht naar links maken om de grond te vermijden waar Nel Abbott in haar laatste ogenblikken had gestaan.

Ze beklom de top en liep de heuvel af – haar voeten deden pijn en haar zweterige haar plakte tegen haar hoofd – naar de verkoelende schaduw waar het pad door het struikgewas langs de poel leidde. Een kilometer of anderhalf verderop was de brug, en ze liep de stenen treden op naar de weg. Aan de linkerkant kwam een groep meisjes haar tegemoet en zoals altijd keek ze of haar dochter erbij was, zocht ze naar haar roodbruine haar, luisterde ze of ze haar schaterlach hoorde. Louises hart brak opnieuw.

Ze zag dat de meisjes hun armen over elkaars schouder hadden geslagen, elkaar stevig vasthielden, één grote met dons bedekte massa vlees, en in hun midden, zag Louise opeens, liep Lena Abbott. Lena, die de afgelopen maanden zo alleen was geweest, genoot nu even van haar tijdelijke bekendheid. Het zou niet lang duren voordat ook zij zou worden aangegaapt, medelijdende blikken toegeworpen zou krijgen en vervolgens zou worden ontweken.

Louise wendde haar blik af van de meisjes en ploegde de heuvel op naar huis. Ze liep voorovergebogen, met haar kin tegen haar borst, in de hoop dat ze ongemerkt weg kon komen, want ze kon niet naar Lena Abbott kijken zonder vreselijke dingen te denken. Maar het meisje had haar in de gaten en riep: ‘Louise! Mevrouw Whittaker! Wacht even.’

Louise probeerde haar pas te versnellen, maar haar benen voelden aan als lood en haar hart was net een leeggelopen ballon, en Lena was jong en sterk.

‘Mevrouw Whittaker, ik moet u even spreken.’

‘Sorry, Lena, nu niet.’

Lena legde haar hand op Louises arm, maar Louise trok snel haar arm weg, zonder haar aan te kijken. ‘Sorry, maar ik kan nu niet met je praten.’

Louise was een monster geworden, een leeg schepsel dat niet in staat was om een kind te troosten dat haar moeder net was verloren, en erger nog, veel erger, ze kon dat kind niet zien zonder te denken: waarom jij niet? Waarom lag jij niet in het water, Lena? Waarom was jij het niet? Waarom was het mijn Katie? Die zo lief en aardig en hartelijk en ijverig en gedreven was en in elk opzicht vele malen beter dan jij. Ze had nooit mogen springen. Was jij het maar geweest.

In het water
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml
Section098.xhtml
Section099.xhtml
Section100.xhtml