Jules
Jules
Ik hoorde iets klikken. Klikken en sissen, klikken en sissen, dan: ‘O, daar ben je. Ik heb mezelf binnengelaten, dat vind je toch niet erg?’
De oude vrouw – die met het paarse haar en de zwarte eyeliner, die beweert helderziend te zijn, die in het stadje rondschuifelt en mensen uitscheldt, die ik de dag ervoor nog voor het huis had zien ruziemaken met Louise – zat in het raamkozijn, bungelend met haar opgezwollen kuiten.
‘Dat vind ik wel erg!’ zei ik hard, zonder haar te willen laten merken dat ik me gek was geschrokken en dat ik – stom en belachelijk genoeg – nog steeds bang was. ‘Ik vind het verdomme héél erg. Wat doe je hier?’ Klikken en sissen, klikken en sissen. Ze had de aansteker – de zilveren aansteker met Libby’s initialen erin gegraveerd – in haar hand. ‘Dat is... Hoe kom je eraan? Dat is Nels aansteker!’ Ze schudde haar hoofd. ‘Echt wel! Hoe kom je daar nou aan? Ben je hier in huis geweest? Heb je spullen gestolen? Heb je...’
Ze wapperde met haar dikke hand, vol opzichtige ringen. ‘Gut, rustig aan maar.’ Ze glimlachte haar vieze bruine tanden bloot. ‘Ga toch zitten. Ga toch zitten, Julia.’ Ze wees naar de fauteuil die voor haar stond. ‘Kom bij me zitten.’
Ik was zo verbijsterd dat ik deed wat ze zei. Ik liep naar haar toe en nam plaats op de stoel en zij draaide zich naar me toe. ‘Dit zit niet echt lekker, hoor. Een dikker kussen zou al veel schelen. Hoewel je natuurlijk zou kunnen zeggen dat ik met mijn dikke reet geen kussens nodig heb.’ Ze gniffelde om haar eigen grapje.
‘Wat moet je?’ vroeg ik. ‘Wat doe je met Nels aansteker?’
‘Die ís niet van Nel.’ Ze wees naar de initialen. ‘Zie je? “ls”.’
‘Ja, dat zie ik. ls, Libby Seeton. Maar hij was niet echt van Libby. Ik denk niet dat ze dat soort aanstekers maakten in de zeventiende eeuw.’
Nickie lachte kakelend. ‘Hij is ook niet van Libby! Dacht je echt dat “ls” voor “Libby Seeton” stond? Nee, nee, nee. De aansteker was van Lauren. Lauren Townsend. Laurens meisjesnaam was Slater.’
‘Lauren Slater?’
‘Ja. Lauren Slater, ook wel bekend als Lauren Townsend, de moeder van jouw inspecteur.’
‘Seans moeder?’ Ik dacht aan het jongetje dat de treden was op gelopen, het jongetje op de brug. ‘Is de Lauren uit het verhaal Sean Townsends moeder?’
‘Inderdaad. Jezus! Dat duurde ook lang, zeg. En het is niet echt een verhaal, althans, niet zomaar een verhaal. Lauren Slater trouwde met Patrick Townsend. Ze kreeg een zoon op wie ze hartstikke dol was. Het leven was goed. En uit het niets, volgens de politie, pleegde ze zelfmoord.’ Ze boog zich naar voren en grijnsde. ‘Dat is niet echt geloofwaardig, of wel? Dat zei ik toen ook, maar niemand luistert ooit naar me.’
Was Sean echt dat jongetje? Het jongetje op de stenen treden, het jongetje dat zijn moeder had zien vallen, of niet had zien vallen, afhankelijk van welk verhaal je geloofde. Was dat echt gebeurd? Was dat niet een van je verzinsels, Nel? Lauren was de vrouw die een affaire had, die te veel dronk, de losbandige, slechte moeder. Zo ging dat verhaal toch? Bij Laurens verhaal had je in de marge geschreven: Beckford is geen plek om zelfmoord te plegen, Beckford is een plek om van lastige vrouwen af te komen. Wat wilde je me duidelijk maken?
Nickie ratelde door. ‘Zie je?’ Ze wees naar me. ‘Zie je nou? Niemand luistert ooit naar me. Jij zit daar en ik zit pal voor je en je luistert niet eens!’
‘Ik luister wel, maar ik... Ik begrijp er niks van.’
Ze snoof. ‘Als je had geluisterd, had je het wel begrepen. Deze aansteker,’ – klik, sis – ‘was van Lauren, ja? Je moet je afvragen waarom je zus hem hier had liggen.’
‘Hier? Dus je bent écht hier in huis geweest! Je hebt hem gestolen, je... Ben je soms ook in de badkamer geweest? Heb je daar iets op de spiegel geschreven?’
‘Je moet naar me luisteren!’ Ze stond moeizaam op. ‘Maak je daar maar geen zorgen over, dat is niet belangrijk.’ Ze zette een stap in mijn richting, boog zich naar voren en klikte de aansteker aan, waarna het vlammetje tussen ons in oplaaide. Ze rook naar verbrande koffie en verwelkte rozen. Ik deinsde achteruit, om haar oudevrouwtjeslucht niet te hoeven ruiken.
‘Weet je waar hij hem voor heeft gebruikt?’ vroeg ze.
‘Over wie heb je het? Sean?’
‘Nee, stommeling.’ Ze sloeg haar ogen ten hemel en liet zich weer op de vensterbank zakken, die vervaarlijk kraakte. ‘Patrick! Haar man. Hij gebruikte hem niet om zijn sigaretten mee aan te steken. Nadat zijn vrouw was overleden, raapte hij haar kleren, haar schilderijen en al haar andere spullen bij elkaar, legde ze in de tuin en stak de boel in de fik. Hij verbrandde de hele handel. En hiermee,’ zei ze, en ze liet nog een keer het vlammetje verschijnen, ‘heeft hij het vuur aangestoken.’
‘Oké,’ zei ik, mijn geduld was bijna op. ‘Maar toch snap ik het nog steeds niet. Hoe kwam Nel er dan aan? En waarom heb jij hem gepikt?’
‘Wat een hoop vragen,’ zei Nickie glimlachend. ‘Goed, ík heb hem omdat ik iets van haar wilde hebben. Zodat ik goed met haar kon communiceren. Eerder hoorde ik haar stem wel luid en duidelijk, maar... Je weet wel, soms worden stemmen gedempt, ja toch?’
‘Ik zou het echt niet weten,’ zei ik afstandelijk.
‘Ha, die is mooi! Geloof je me niet? Alsof jij nooit met overleden mensen hebt gesproken!’ Ze lachte en de haartjes in mijn nek kwamen overeind. ‘Ik had iets nodig om haar op te roepen. Alsjeblieft!’ Ze bood me de aansteker aan. ‘Je mag hem hebben. Onthou wel dat ik hem had kunnen verpatsen. Ik had van alles mee kunnen nemen en kunnen verkopen, want je zus had heel wat dure spullen, ja toch, sieraden en alles? Maar dat heb ik niet gedaan.’
‘Nou, goed van je, hoor.’
Ze grijnsde. ‘Dan de volgende vraag: hoe kwam je zus aan die aansteker? Tja, dat weet ik niet zeker.’
Ik kon me niet meer inhouden. ‘O, nee?’ sneerde ik. ‘Ik dacht dat jij met geesten kon praten? Dat was toch jouw specialisme?’ Ik keek om me heen. ‘Is ze er nu? Waarom vraag je het niet aan haar?’
‘Zo gemakkelijk is dat niet,’ zei ze gekwetst. ‘Ik probeer al een tijdje contact met haar te krijgen, maar ik hoor niets meer van haar.’ Dat dankt je de koekoek. ‘Je hoeft niet zo uit de hoogte te doen, ik wil alleen maar helpen. Ik wil je alleen maar vertellen dat...’
‘Nou, vertél dan!’ viel ik uit. ‘Gooi het maar in de groep!’
‘Rustig maar,’ zei ze met een pruillip, en haar dubbele kin wiebelde verontwaardigd. ‘Ik wás het je aan het vertellen, maar je luisterde weer eens niet. De aansteker is van Lauren, en Patrick had hem als laatste in zijn bezit. En daar draait het om. Ik weet niet hoe Nel eraan is gekomen, maar het gaat erom dat zij hem had. Ze heeft hem van Patrick gepikt of hij heeft hem haar gegeven. Hoe dan ook, dáár draait het om. Het gaat hier om Lauren. Dit alles, jouw Nel, gaat niet om de arme Katie Whittaker of die stomme leraar of Katies moeder of wat dan ook. Het gaat om Lauren, en om Patrick.’
Ik beet op mijn lip. ‘Hoezo dan?’
‘Nou,’ zei ze, en ze ging anders zitten. ‘Nel schreef toch verhalen over hen? En ze had het verhaal van Sean Townsend gehoord, want hij was er immers getuige van geweest, nietwaar? Dus zij ging ervan uit dat hij de waarheid vertelde, want waarom zou hij liegen?’
‘Ga je me nou vertellen dat Sean heeft gelogen over wat er met zijn moeder is gebeurd?’
Ze perste haar lippen op elkaar. ‘Ken je die ouwe vent? Hij is een duivel.’
‘Sean heeft dus gelogen over hoe zijn moeder aan haar einde is gekomen omdat hij bang is voor zijn vader?’
Nickie haalde haar schouders op. ‘Dat weet ik niet zeker. Maar dit weet ik wel: het verhaal dat Nel te horen kreeg, de eerste versie, waarin Lauren ’s nachts het huis uit rent en haar man en zoon haar achternagaan, was niet waar. Want mijn Jeannie, dat is mijn zusje, was er toen nog. Zij was erbij. Die avond...’ Ze stak ineens haar hand in haar jas en zocht iets in haar binnenzak. ‘Het punt is,’ zei ze, ‘dat ik Nel Jeannies verhaal heb verteld en dat Nel het heeft opgeschreven.’ Ze haalde een stapeltje papieren tevoorschijn. Ik wilde ze aanpakken, maar Nickie trok ze snel weg.
‘Wacht even,’ zei ze. ‘Je moet wel weten dat dit,’ – ze zwaaide met het stapeltje – ‘niet het hele verhaal is. Want hoewel ik haar het hele verhaal heb verteld, wilde ze het niet precies zo opschrijven. Je zus was een koppig mens. Daarom mocht ik haar ook zo graag. Daarover hadden we die kleine onenigheid.’ Ze ging weer goed zitten en bungelde hevig met haar benen. ‘Ik vertelde haar over Jeannie, die agente was ten tijde van Laurens dood.’ Ze hoestte luid. ‘Jeannie geloofde niet dat ze zelf was gesprongen, omdat er zoveel speelde op dat moment. Ze wist dat Laurens man een duivel was en dat hij haar sloeg en verhalen ophing over dat ze een of andere minnaar had zitten in het huisje van Anne Ward, hoewel niemand daar ooit een man had gezien. Want dat zou dan de reden zijn, snap je? De vent met wie ze vreemdging was met de noorderzon vertrokken en zij was daar helemaal stuk van en maakte zich vervolgens van kant.’ Nickie wapperde met haar hand. ‘Onzin. Ze had een kind van zes. Volslagen onzin.’
‘Nou,’ zei ik, ‘een depressie is behoorlijk ingrijpend...’
‘Tsss!’ Ze gebaarde dat ik mijn mond moest houden. ‘Ze had helemaal geen minnaar. Niemand heeft hem ooit gezien. Dat had je Jeannie kunnen vragen, alleen is ze er nu niet meer. En je weet wie haar heeft vermoord, toch?’
Toen ze eindelijk haar mond hield, hoorde ik in de stilte het water fluisteren. ‘Jij beweert dat Patrick zijn vrouw heeft gedood en dat Nel daarvan wist? Ga je me nou vertellen dat ze dat heeft opgeschreven?’
Nickie klakte nijdig met haar tong. ‘Nee! Wat zei ik nou net? Ze heeft bepaalde dingen wel opgeschreven, maar andere weer niet, en daarom hadden we die onenigheid, omdat ze wel alles opschreef wat Jeannie me had verteld toen ze nog leefde, maar niet de dingen die Jeannie me allemaal vertelde toen ze overleden was. En dat slaat nergens op.’
‘Nou...’
‘Helemaal nergens op. Maar je moet naar me luisteren. En als je niet naar mij wilt luisteren,’ zei ze, en ze stak het stapeltje naar me uit, ‘luister dan naar je zus. Want hij heeft ze vermoord. Min of meer. Patrick Townsend heeft Lauren vermoord, hij heeft onze Jeannie vermoord, en als ik me niet vergis, heeft hij ook jouw Nel vermoord.’