Jules
Jules
Toen Lena weer naar beneden kwam, met een fris gezicht en schoongeboende handen, ging ze aan de keukentafel zitten en schrokte ze de maaltijd naar binnen. Toen ze klaar was bedankte ze me met een glimlach; er liep een rilling over mijn rug, want ik herkende die glimlach nu. Zo glimlachte haar vader namelijk ook.
(Wat heeft ze nog meer van hem geërfd, vroeg ik me af.)
‘Is er iets?’ vroeg Lena ineens. ‘Je kijkt zo naar me.’
‘Sorry,’ zei ik, zo rood als een biet. ‘Het komt alleen... Ik ben gewoon blij dat je er weer bent. Ik ben blij dat je niets mankeert.’
‘Ik ook.’
Ik aarzelde even. ‘Je bent doodop, dat weet ik, maar ik moet je toch vragen wat er vandaag is gebeurd, Lena. En hoe het met de armband zit.’
Ze keek naar het raam. ‘Ja, dat snap ik.’
‘Had Mark hem?’ Ze knikte. ‘En jij hebt hem van hem afgepakt?’
Ze zuchtte. ‘Hij heeft hem me gegeven.’
‘Waarom heeft hij dat gedaan? En hoe kwam hij er eigenlijk aan?’
‘Dat weet ik niet.’ Ze draaide haar hoofd naar me toe, haar ogen uitdrukkingsloos, afstandelijk. ‘Hij zei dat hij hem had gevonden.’
‘Gevonden? Waar dan?’ Ze zei niets. ‘Dat moeten we aan de politie vertellen, Lena.’
Ze stond op en zette haar bord in de gootsteen. Met haar rug naar me toe zei ze: ‘We hebben een deal gesloten.’
‘Een deal?’
‘Hij zou me mama’s armband geven en me naar huis laten gaan,’ zei ze, ‘en dan moest ik de politie vertellen dat ik over hem en Katie had gelogen.’ Ze zei het op een onbegrijpelijk luchtige toon, terwijl ze intussen de borden aan het afwassen was.
‘En geloofde hij dat je dat zou doen?’ Ze haalde haar magere schouders op. ‘Zeg eens eerlijk, Lena, denk jij... of geloof jij dat Mark Henderson je moeder heeft vermoord?’
Ze draaide zich om en keek me aan. ‘Eerlijk gezegd? Ik weet het niet. Hij zei dat hij hem in het kantoor van mevrouw Townsend had gevonden.’
‘Van Helen Townsend?’ Lena knikte. ‘De vrouw van Sean? De rectrix op jullie school? Wat zou zij met die armband moeten? Ik begrijp het niet...’
‘Nee, ik ook niet,’ zei ze stilletjes. ‘Niet echt.’
Ik zette een pot thee waarvan we samen dronken, in stilte gezeten aan de keukentafel. Ik had Nels armband in mijn hand. Lena zat slapjes op haar stoel, haar hoofd gebogen, zichtbaar in elkaar zakkend. Ik streelde haar hand.
‘Je bent doodop,’ zei ik. ‘Ga maar naar bed.’
Ze knikte en keek me met halfgesloten ogen aan. ‘Ga je met me mee? Ik wil liever niet alleen zijn.’
Ik liep achter haar aan naar boven, jouw kamer in, niet die van haar. Ze stapte in jouw bed, ging liggen en klopte op de plek naast haar.
‘Toen we hier kwamen wonen,’ zei ze, ‘kon ik niet in mijn eentje slapen.’
‘Door al het lawaai?’ vroeg ik. Ik ging naast haar liggen en legde jouw jas over ons heen.
Ze knikte. ‘Al dat gekraak en gekreun...’
‘En door de enge verhalen die je moeder vertelde?’
‘Precies. Ik sliep bijna altijd bij mama in bed.’
Er zat een brok in mijn keel. Ik kon niet slikken. ‘Ik sliep ook altijd bij mijn moeder.’
Ze viel in slaap. Ik bleef naast haar liggen, bestudeerde haar gezicht, dat in rust het evenbeeld was van het jouwe. Ik wilde haar aanraken, haar haren strelen, iets moederlijks doen, maar ik wilde haar niet wakker maken of haar doen schrikken, of het verkeerd doen. Ik weet totaal niet hoe ik me als moeder moet gedragen. Ik heb nog nooit voor een kind gezorgd. Ik wilde dat je tegen me zou praten, dat je me zou vertellen wat ik moest doen, wat ik moest voelen. Toen ze zo naast me lag, voelde ik volgens mij wel genegenheid, maar die was op jou gericht, en op onze moeder, en toen haar groene ogen plots opengingen en mij aankeken, kreeg ik een koude rilling.
‘Waarom kijk je me altijd zo aan?’ fluisterde ze met een flauwe glimlach. ‘Dat is eng.’
‘Sorry,’ zei ik, en ik ging op mijn rug liggen.
Ze legde haar hand in de mijne. ‘Het hindert niet,’ zei ze. ‘Eng is leuk. Eng kan ook goed zijn.’
Daar lagen we dan, naast elkaar, elkaars hand vasthoudend. Ik hoorde hoe haar ademhaling steeds langzamer ging, toen weer iets sneller, en daarna weer langzaam.
‘Wat ik nou niet begrijp,’ fluisterde ze, ‘is waarom je zo’n hekel aan haar had.’
‘Ik had geen...’
‘En zij snapte er ook niets van.’
‘Dat weet ik,’ zei ik. ‘Ik weet dat ze er niets van snapte.’
‘Je huilt,’ fluisterde ze, en ik voelde haar hand op mijn gezicht. Ze veegde de tranen van mijn wang.
Ik biechtte het op. Alles wat ik jou had moeten vertellen, vertelde ik aan je dochter. Ik vertelde haar hoe ik je had laten vallen, hoe slecht ik over je had gedacht, hoe ik mezelf had toegestaan jou de schuld te geven.
‘Maar waarom heb je het haar niet gewoon verteld? Waarom vertelde je haar niet wat er echt was gebeurd?’
‘Dat ging niet zomaar,’ zei ik, en ik voelde hoe ze verstarde.
‘Hoezo ging dat niet zomaar? Zo ingewikkeld was het nou toch ook weer niet?’
‘Onze moeder lag op sterven. Onze ouders hadden het vreselijk moeilijk en ik wilde het niet nog erger maken.’
‘Maar... Hij heeft je verkrácht,’ zei ze. ‘Hij had de cel in gemoeten.’
‘Zo zag ik het niet. Ik was nog erg jong. Jonger dan jij nu bent, en niet alleen in jaren. Ik was naïef, had totaal geen ervaring, ik had werkelijk geen idee. Toestemming moeten geven, zoals bij jullie meisjes tegenwoordig heel normaal is, kwam in mijn tijd helemaal niet ter sprake. Ik dacht...’
‘Jij dacht dat wat hij deed door de beugel kon?’
‘Nee, maar ik geloof niet dat ik doorhad wat het dan wél was. Wat het écht was. Ik dacht dat je alleen maar verkracht kon worden door een slechterik, een man die je midden in de nacht in een steegje te pakken nam, een man die een mes op je keel zette. Ik wist niet dat jongens het ook deden. Schooljongens zoals Robbie, knappe jongens, de jongens die verkering hadden met de mooiste meisjes uit de buurt. Ik wist niet dat ze dat in je eigen zitkamer deden, ik wist niet dat ze er achteraf met je over praatten en vroegen of je het lekker had gevonden. Ik dacht dat ik iets verkeerd had gedaan, dat ik niet duidelijk genoeg had laten merken dat ik het niet wilde.’
Lena bleef even stil, en toen ze eenmaal weer sprak was haar stem hoger dan anders. ‘Oké, je mocht het dan op dat moment niet hebben willen vertellen, maar later dan?’ vroeg ze onomwonden. ‘Waarom heb je het haar later niet uitgelegd?’
‘Omdat ik het verkeerd had begrepen,’ zei ik. ‘Ik had haar volslagen verkeerd ingeschat. Ik dacht dat ze wist wat er was gebeurd.’
‘Je dacht dat ze het wist en dat ze er niets aan had gedaan? Hoe kon je dat nou van haar denken?’
Hoe kon ik het haar uitleggen? Dat ik wat je tegen me zei, die avond en ook later, ‘Vond je het eigenlijk niet gewoon lekker?’, verkeerd had geïnterpreteerd en dat ik daarom een verhaal voor mezelf had verzonnen dat ergens op sloeg, waardoor ik door kon gaan met mijn leven zonder ooit nog te hoeven stilstaan bij wat er werkelijk was voorgevallen.
‘Ik dacht dat ze hem wilde beschermen,’ fluisterde ik. ‘Ik dacht dat ze zijn kant had gekozen. Ik wilde niet meer aan hem denken. Als ik het hém had verweten, en hem steeds in gedachten had gehad, dan had ik het telkens opnieuw moeten beleven. Dus daarom... verweet ik het Nel.’
Lena zei kil: ‘Ik begrijp je niet. Ik begrijp mensen zoals jij niet. Jullie geven altijd de vrouw de schuld. Als er twee mensen iets verkeerd doen en een van hen is een meisje, dan moet het wel haar schuld zijn, toch?’
‘Nee, Lena, zo zit het niet, het is niet...’
‘Ja, zo zit het wel. Hetzelfde gebeurt er als iemand vreemdgaat. Waarom heeft de vrouw altijd een hekel aan die andere vrouw? Waarom niet aan haar vent? Híj is degene die haar heeft bedrogen, híj is degene die de belofte heeft gedaan om van haar te houden en voor altijd voor haar te zorgen. Waarom wordt híj verdomme dan niet van een klif geduwd?’