Lena
Lena
Voor schuldgevoelens was er geen plaats. Die plek werd ingenomen door opluchting, verdriet, dat rare gevoel van blijdschap als je wakker wordt na een nachtmerrie en beseft dat het maar een droom was. Maar dat laatste... Dat was niet waar, want de nachtmerrie ging gewoon door. Mijn moeder was evengoed dood. Maar gelukkig had ze geen zelfmoord gepleegd. Ze had me niet in de steek gelaten. Iemand had haar gedood, en die wetenschap was al heel wat, want dat betekende dat ik er iets aan kon doen, voor haar en voor mij. Ik kon ervoor zorgen dat Helen Townsend ervoor zou boeten.
Ik rende over het kustpad met mijn moeders armband in mijn hand. Ik was als de dood dat hij over de rand van het klif de zee in zou glijden. Ik wilde hem eigenlijk in mijn mond stoppen voor de veiligheid, zoals krokodillen dat doen met hun kleintjes.
Het was gevaarlijk om over het glibberige pad te rennen, want ik kon zo vallen, maar tegelijkertijd was het veilig, want ik kon alles in de wijde omtrek zien en er liep niemand achter me. Nee, natuurlijk liep er niemand achter me. Er zat niemand achter me aan.
Niemand zat achter me aan, niet om me te pakken en niet om me te helpen. En ik had mijn mobiel niet bij me, en ik wist bij god niet waar dat ding was, bij Mark thuis, of in zijn auto, maar hij kon hem ook hebben weggegooid, en dat kon ik hem nu niet bepaald meer vragen, hè?
Er was geen ruimte voor schuldgevoelens. Ik moest me concentreren. Naar wie kon ik toe gaan? Wie zou me helpen?
Iets verderop doemden er gebouwen op, en ik ging harder rennen, zo snel als ik kon. Ik stelde mezelf voor dat daar iemand zou zijn die wist wat ik moest doen, dat daar iemand zou zijn die precies wist hoe de vork in de steel zat.