Lena
Lena
Julia wilde me naar huis brengen, maar ik zei dat ik zin had om te lopen. Dat was niet waar, maar a) ik wilde niet met haar alleen in de auto zitten, en b) ik zag Josh op straat rondjes fietsen en wist dat hij op me aan het wachten was.
‘Hoest, Josh?’ vroeg ik, toen hij naar me toe kwam fietsen. Toen hij een jaar of negen, tien was, zei hij ‘hoest?’ tegen mensen in plaats van ‘hoi’, en Katie en ik bleven hem dat inwrijven. Normaal gesproken moet hij erom lachen, maar deze keer niet. Hij zag er bang uit. ‘Wat is er, Josh? Is er iets?’
‘Wat wilden ze weten?’ vroeg hij op zachte fluistertoon.
‘Niks aan de hand, maak je maar geen zorgen. Ze hebben wat pillen gevonden die Katie heeft geslikt en denken nu dat ze, die pillen dus, misschien wel te maken hebben met... wat er is gebeurd. Dat hebben ze natuurlijk mis. Maak je maar geen zorgen.’ Ik omhelsde hem en hij trok zich los, wat hij nog nooit had gedaan. Normaal gesproken grijpt hij elke kans aan om even met me te knuffelen of mijn hand vast te houden.
‘Hebben ze je naar mijn moeder gevraagd?’ vroeg hij.
‘Nee. Nou ja, eigenlijk wel. Een paar keer. Hoezo?’
‘Weet niet,’ zei hij, maar hij keek me niet aan.
‘Hoezo, Josh?’
‘Ik vind dat we het moeten vertellen,’ zei hij.
Ik voelde een paar warme regendruppels op mijn armen vallen en keek naar de lucht. Het was zwaarbewolkt, er stak een storm op. ‘Nee, Josh,’ zei ik. ‘Nee, we gaan het niet vertellen.’
‘We moeten wel, Lena.’
‘Nee,’ zei ik en ik pakte zijn arm steviger beet dan de bedoeling was. Hij jankte als een hondje dat op zijn staart wordt getrapt. ‘We hebben het beloofd. Jíj hebt het beloofd.’ Hij schudde zijn hoofd en dus drukte ik mijn nagels in zijn arm.
Hij begon te huilen. ‘Maar dat maakt nu toch niet meer uit?’
Ik liet zijn arm los en legde mijn handen op zijn schouders. Ik dwong hem me aan te kijken. ‘Beloofd is beloofd, Josh. Je mag het echt aan niemand vertellen.’
Hij had gelijk, het maakte ook niet meer uit. Maar ik was niet van plan om haar vertrouwen nu te beschamen. En als ze het van Katie wisten, dan zouden ze vragen gaan stellen over wat er daarna was gebeurd, en ik wilde niet dat ze wisten wat mijn moeder en ik hebben gedaan. Wat we wel hebben gedaan en wat we niet hebben gedaan.
Ik wilde Josh zo niet achterlaten, en ik wilde eigenlijk toch niet naar huis, dus sloeg ik mijn arm om zijn schouders, trok hem even troostend tegen me aan en pakte toen zijn hand. ‘Kom,’ zei ik. ‘Kom met me mee. Ik weet iets wat we kunnen doen en waar we ons een stuk beter door zullen voelen.’ Hij kreeg een vuurrood hoofd en ik moest lachen. ‘Nee, niet dát, vies jongetje dat je bent!’ Hij moest ook lachen en veegde de tranen van zijn wangen.
We liepen in stilte naar de rand van het stadje, Josh had zijn fiets meegenomen. Er was niemand op straat, het ging steeds harder regenen en ik merkte dat Josh af en toe besmuikt naar me keek omdat mijn T-shirt doorweekt was geraakt en doorzichtig was geworden en ik geen bh aanhad. Ik sloeg mijn armen over elkaar, en hij bloosde weer. Ik glimlachte, maar ik zei niets. We zeiden zelfs helemaal niets totdat we bij Marks straat waren aangekomen, en toen vroeg Josh: ‘Wat doen we hier?’ Ik grijnsde alleen maar.
Toen we voor Marks deur stonden, vroeg hij weer: ‘Wat doen we hier, Lena?’ Hij zag er bang, maar ook opgewonden uit en ik voelde de adrenaline door me heen stromen, en daar werd ik duizelig en misselijk van.
‘Dit,’ zei ik. Ik pakte een steen onder de heg vandaan en gooide hem met al mijn kracht naar het grote raam naast de voordeur. De steen vloog dwars door de ruit heen en liet een klein gat achter.
‘Lena!’ gilde Josh, angstig om zich heen kijkend of iemand het misschien had gezien. Maar er was niemand in de buurt. Ik grijnsde opnieuw naar hem, pakte weer een steen, gooide een tweede keer en ditmaal ging het raam aan diggelen. ‘Kom op,’ zei ik en ik gaf hem ook een steen. Samen liepen we om het hele huis heen en gooiden we overal de ruiten in. Het was net alsof we high waren van de haat; we lachten en gilden, en maakten die klootzak uit voor alles wat lelijk is.