|

Vrijdag 21 augustus

Erin

Het huisje bij de rivier waar ik op stuitte toen ik aan het hardlopen was, wordt mijn nieuwe onderkomen. Voorlopig althans. Totdat we hebben uitgezocht hoe het met Henderson zit. Sean stelde het voor. Hij had me tegen hoofdagente Callie horen zeggen dat ik zo moe was, dat ik die ochtend bijna in slaap was gevallen achter het stuur, en hij zei: ‘Dat kunnen we natuurlijk niet hebben. Je moet hier in de stad logeren. Ga zolang maar in het huisje van de Wards. Het staat aan de rivier en is onbewoond. Erg luxe is het niet, maar het is gratis. Je krijgt vanmiddag de sleutels.’

Hij liep weg en Callie grijnsde naar me. ‘Het huisje van de Wards? Kijk maar uit voor gekke Annie.’

‘Gekke Annie?’

‘Dat huisje bij de rivier, dat Patrick Townsend gebruikt voor zijn visgereedschap, staat bekend als het huisje van de Wards. Anne Ward, dus. Zij was een van “de vrouwen”. Men zegt,’ zei ze, zacht fluisterend, ‘dat als je goed kijkt, je het bloed op de muren nog kunt zien.’ Ik was verbijsterd, want ik had geen idee waar ze het over had, en ze vervolgde: ‘Het is maar een oud verhaal. Stamt uit de geschiedenis van Beckford.’ Ik had niet echt aandacht geschonken aan de eeuwenoude verhalen over Beckford; er waren genoeg nieuwe verhalen om me druk over te maken.

Henderson nam nog steeds niet op en we zouden het erbij laten totdat hij weer terug was. Maar als het verhaal over Katie Whittaker klopte, en hij het vermoeden had dat wij er vanaf wisten, bestond de kans dat hij nooit meer terug zou keren.

In de tussentijd had Sean me gevraagd om zijn vrouw te verhoren, die als rectrix Hendersons baas is. ‘Ze zal vast geen flauw vermoeden hebben gehad van wat Mark Henderson uitspookte,’ zei hij. ‘Volgens mij heeft ze hem behoorlijk hoog zitten, maar iemand moet met haar gaan praten en ik ben daar niet de aangewezen persoon voor.’ Hij zei dat ze op school was en me verwachtte.

 

Het leek er helemaal niet op dat ze me verwachtte. Ze zat op handen en knieën op de grond, met haar wang tegen de grijze vloerbedekking gedrukt, onder de boekenkast te turen. Ik hoestte beleefd en ze keek geschrokken op.

‘Mevrouw Townsend?’ vroeg ik. ‘Ik ben brigadier Morgan. Erin.’

‘O,’ zei ze. ‘Ja.’ Ze bloosde en bracht haar hand naar haar keel. ‘Ik ben een oorbel kwijt,’ zei ze.

‘Twee zelfs, zo te zien,’ zei ik.

Ze produceerde een eigenaardig pufgeluidje en gebaarde dat ik moest gaan zitten. Ze trok haar bloes recht en streek haar grijze broek glad voordat ze plaatsnam. Ik had me bij de vrouw van de inspecteur een heel ander type voorgesteld: aantrekkelijk, goedgekleed, sportief, iemand die bijvoorbeeld marathons rende of triatlons deed. Helen droeg kleren die beter pasten bij een vrouw die twintig jaar ouder was, en haar armen waren bleek, alsof ze maar zelden buiten kwam.

‘U wilde het over Mark Henderson hebben, hè?’ vroeg ze, en ze keek met een lichte frons naar de stapel papier op haar bureau. Geen koetjes en kalfjes, nee, ze vatte meteen de koe bij de hoorns. Misschien vond de inspecteur dat nu juist zo aantrekkelijk aan haar.

‘Ja,’ antwoordde ik. ‘U hebt de aantijgingen gehoord die Josh Whittaker en Lena Abbott hebben gemaakt, neem ik aan?’

Ze knikte, en perste haar dunne lippen op elkaar. ‘Mijn man heeft het me gisteren verteld. Ik had er, daar kan ik u van verzekeren, geen weet van.’ Ik wilde eigenlijk iets zeggen, maar zij praatte door. ‘Ik heb Mark Henderson twee jaar geleden aangenomen. Hij had uitstekende referenties en zijn resultaten waren tot nu bemoedigend.’ Ze verschoof de stapel papier. ‘Ik heb hier de papieren, als u die wilt hebben?’ Ik schudde mijn hoofd en ze nam opnieuw het woord zonder dat ik de kans kreeg de volgende vraag te stellen. ‘Katie Whittaker was een goede en ijverige leerlinge. Dit zijn haar rapporten. Afgelopen lente ging ze inderdaad wat achteruit, maar dat was maar tijdelijk, het ging al een stuk beter tegen de tijd... Tegen de tijd dat ze...’ Ze bracht een hand naar haar ogen. ‘... voor de zomervakantie.’ Ze zakte een beetje onderuit.

‘U had dus geen vermoedens, er waren geen geruchten...’

Ze hield haar hoofd schuin. ‘O, over geruchten heb ik het niet gehad, brigadier... eh... Morgan. De geruchten die op elke middelbare school rondgaan zouden u de haren te berge doen rijzen. Ik weet zeker,’ en ze trok een beetje met haar mond, ‘dat u zich wel kunt voorstellen wat ze over mevrouw Mitchell, de gymlerares, en mij zeggen en op Twitter zetten.’ Ze bleef even stil. ‘Kent u Mark Henderson?’

‘Ja, ik heb hem ontmoet.’

‘Dan snapt u het vast wel. Hij is jong, knap. De meisjes, altijd de meisjes, zeggen van alles over hem. Van alles. Maar je moet onderscheid leren maken. En volgens mij kan ik dat wel.’ Ik wilde iets zeggen, maar ze denderde wederom gewoon door. ‘U moet weten,’ zei ze, wat harder pratend, ‘dat ik deze aantijgingen zeer verdacht vind. Zéér verdacht, vanwege de timing en vanwege de bron.’

‘Ik...’

‘Ik heb gehoord dat Josh Whittaker er als eerste mee aan kwam zetten, maar het zou me niets verbazen als Lena Abbott erachter zat, want Josh is gek op haar. Als Lena de aandacht van haar eigen wangedrag, zoals het kopen van illegale pillen voor haar vriendin, af wilde wentelen, zou het voor haar een koud kunstje zijn geweest om Josh over te halen dit verhaal op te hangen.’

‘Mevrouw Townsend...’

‘En ik moet u nog iets vertellen,’ stoomde ze door, niet van plan om door mij onderbroken te worden. ‘Er is het een en ander tussen Lena Abbott en Mark Henderson voorgevallen.’

‘O ja?’

‘Ja. Ze gedroeg zich soms zeer onbehoorlijk.’

‘Hoe dan?’

‘Ze flirtte veel. En niet alleen met Mark. Ze heeft waarschijnlijk geleerd dat ze op die manier alles kan krijgen wat ze wil. De meeste meisjes doen het, maar Lena ging volgens Mark te ver. Ze maakte bepaalde opmerkingen, raakte hem aan...’

‘Ze raakte hem aan?’

‘Op zijn arm, niet zo schokkend dus. Maar ze stond wel erg dicht bij hem. Ik heb haar daarvoor op het matje geroepen.’ Ze kromp een beetje ineen toen ze eraan terugdacht. ‘Ze kreeg een berisping, maar daar trok ze zich uiteraard niet veel van aan. Volgens mij heeft ze toen iets gezegd in de trant van “dat mocht hij willen”.’ Daar moest ik om lachen, en Helen keek me fronsend aan. ‘Dat is niet om te lachen, brigadier. Dit soort dingen kan erg veel schade aanrichten.’

‘Dat is zo, sorry.’

‘Nou, goed.’ Ze perste opnieuw haar lippen op elkaar, op-en- top de schooljuf. ‘Haar moeder trok zich er ook niets van aan. Dat verbaasde me niets.’ Ze bloosde en haar nek werd vuurrood. ‘Het verbaasde me helemaal niets,’ zei ze opnieuw, nog een tikje harder. ‘Al dat geflirt, dat eeuwige geknipper met haar ogen, dat naar achteren schudden van haar haar, die hardnekkige, irritante uitdrukking van seksuele beschikbaarheid op haar gezicht, hoe denkt u dat Lena daaraan komt?’ Ze haalde diep adem en streek haar haren uit haar gezicht. ‘En verder,’ zei ze, nadat ze wat was bedaard, ‘is er iets voorgevallen in de lente. Geen geflirt, maar agressie. Mark moest Lena de klas uit sturen omdat ze agressief was en schuttingtaal gebruikte toen er werd gediscussieerd over een boek dat ze moesten lezen.’ Ze keek even in haar aantekeningen. ‘Lolita, als ik me niet vergis.’ Ze trok een wenkbrauw omhoog.

‘O, dat is... interessant,’ zei ik.

‘Ja. Misschien komt ze daardoor wel aan het idee voor de aantijgingen,’ zei Helen, hoewel dat in mij niet opgekomen was.

 

Die avond reed ik naar mijn tijdelijke onderkomen. Het zag er in de vallende schemering erg verlaten uit, de witte berkenstammen kwamen spookachtig over, het gemurmel van de rivier was eerder bedreigend dan vrolijk. Niemand zou je horen gillen. Toen ik er tijdens het hardlopen langs was gekomen had ik het een vredige en idyllische plek gevonden. Nu leek het meer op een verlaten hutje uit een horrorfilm.

Ik haalde de deur van het slot en keek even snel rond; ik deed mijn best om het bloed aan de muren niet te zien. Maar het zag er netjes uit en het rook er naar een schoonmaakproduct met citroen, de haard was geveegd en ernaast lag een keurig stapeltje hout. Het stelde niet veel voor, het was meer een hutje dan een huisje; er was een zitkamer, met daarnaast een lange, smalle keuken, en een slaapkamer waar een twijfelaar in stond met op het matras een stapeltje schone lakens en een deken.

Ik zette de ramen en de buitendeur open om de kunstmatige citroengeur te verdrijven, maakte een van de flesjes bier open die ik onderweg in de supermarkt had gekocht en ging op de stoep zitten kijken naar de varens die in de ondergaande zon bronskleurig en vervolgens goudgeel kleurden. Terwijl de schaduwen lengden, maakte het alleen-zijn plaats voor eenzaamheid, en ik pakte mijn mobieltje, zonder precies te weten wie ik zou moeten bellen. Toen zag ik dat ik – uiteraard – geen bereik had. Ik kwam overeind en liep zwaaiend met de telefoon in het rond, maar ik kreeg nergens, nergens, nergens verbinding, totdat ik naar de rivier liep en er een paar streepjes op het schermpje verschenen. Ik bleef daar een tijdje staan, met mijn tenen bijna in het water, en zag de zwarte rivier langsstromen, snel en ondiep. Ik dacht steeds dat ik iemand hoorde lachen, maar het was het water maar, dat gladjes over de rotsen spoelde.

 

Het duurde uren voordat ik in slaap viel en toen ik plotseling wakker schoot, koortsig warm, was het pikdonker, zo donker dat ik geen hand voor ogen kon zien. Ik moest ergens door zijn gewekt, een geluid? Ja, een kuch.

Ik reikte naar mijn mobiel en stootte hem per ongeluk van het nachtkastje; hij viel met een hoop kabaal op de grond. Ik zocht ernaar, plotseling bang, ervan overtuigd dat er, als ik het licht aandeed, iemand in de kamer zou zijn. In de bomen achter het huisje hoorde ik een uil krassen, en toen opnieuw een kuch. Mijn hart bonsde in mijn keel, ik was zo bang dat ik het gordijn voor het raam naast mijn bed niet open durfde te schuiven, voor het geval er iemand naar binnen stond te gluren.

Wie dacht ik daar te zullen zien? Anne Ward? Haar man? Beláchelijk. Ik mompelde mezelf geruststellend toe, knipte het licht aan en trok het gordijn in één ruk open. Er stond niemand. Natuurlijk niet. Ik kwam uit bed, deed mijn joggingbroek en een sweatshirt aan en liep naar de keuken. Ik wilde eerst een kop thee zetten, maar zag ervan af toen ik een halfvolle fles Talisker in een van de keukenkastjes aantrof. Ik schonk een stevige borrel in en sloeg hem snel achterover. Ik trok mijn gympen aan, stak de telefoon in mijn zak, pakte de zaklantaarn die op het aanrecht lag en deed de voordeur van het slot.

De batterijen in de zaklamp waren bijna leeg. Het licht was zwak en scheen maar een meter of twee voor me uit. Verder was het helemaal donker. Ik richtte de lantaarn op de grond voor me en liep de nacht in.

Het gras was zwaar bedauwd. Al na een paar stappen waren mijn gympen en de zoom van mijn broek doornat. Ik liep langzaam om het huisje heen en zag het licht van de zaklamp op de zilverwitte berkenstammen weerkaatsen, zodat het net een paar witte spoken leken. Het was fris en het miezerde licht. Ik hoorde de uil weer krassen, de rivier kabbelen en het regelmatige gekwaak van een pad. Ik was helemaal om het huisje heen gelopen en zette nu koers naar de oever. Opeens hield het gekwaak op en hoorde ik opnieuw gekuch. Maar het was hier helemaal niet in de buurt, het kwam uit de richting van de heuvel aan de andere kant van de rivier, en deze keer leek het eerder op geblaat dan op gekuch. Blatende schapen.

Zelf ietwat schaapachtig liep ik terug naar het huisje, waar ik nog een glas whisky inschonk en Nel Abbotts manuscript uit mijn tas pakte. Ik ging in de woonkamer in de leunstoel zitten en begon te lezen.

In het water
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml
Section098.xhtml
Section099.xhtml
Section100.xhtml