82

ornament.jpg

Craig parkeerde de Taurus langs de straat voor het huis van het dispuut, maar bleef nog een paar minuten naar buiten zitten kijken.

Hij zag een heldere hemel. De sneeuw was gesmolten tot een grillig nat tapijt op de stoepen en de straat. Vanwaar hij zat leek het huis van Omega Theta Tau een extra donkere schaduw te werpen over het gras eromheen. Nergens was zelfs een flakkerende kaars te zien achter de ramen. Het huis leek wel verlaten, of nooit gebouwd. Craig stak Lucas’ autosleutels in zijn zak en stapte uit. Nicole was daar ergens binnen. Hij moest haar spreken.

Hij stak het grasveld over en liep langzaam, vastberaden en met kaarsrechte rug naar het huis, duidelijk zichtbaar voor iedereen die hem vanachter de ramen in de gaten hield.

En waarom ook niet? Hij was geen crimineel. Hij was hier om zijn vriendin te spreken. Dit was een studentendispuut, geen streng beveiligde gevangenis. Jezus Christus. Hij wilde gewoon Nicole zien. Waarom zou hij dan op zijn buik hiernaartoe moeten kruipen?

Toch maakte het hem nerveus. Hij voelde zijn hart tegen zijn ribben bonzen. Hoewel alles donker was en hij geen enkel geluid van binnen hoorde, had hij duidelijk de indruk dat hij werd bespied. Hij probeerde rustig en vastberaden te blijven, maar naarmate hij dichterbij kwam, liep hij steeds sneller. Zijn handen zweetten, en toen hij bij de zijkant van het huis was aangekomen, verborg hij zich in het halfdonker en hurkte neer.

Hij had een jas moeten aantrekken. Het was zo’n late winterdag, niet langer ijzig, maar vochtig en kil. Thuis in Fredonia zou je de dooi al in de lucht hebben gevoeld, maar zo ver was het hier nog lang niet. Hier hing de kilte van klamme, vuile lakens. Alsof je in je eigen natte wasgoed sliep.

Opeens, terwijl hij daar in het donker naast het ott-huis zat weggedoken, voelde hij zich verdrietiger dan hij zich ooit had gevoeld. Hier, op zijn knieën in het zand, dacht hij terug – hoe achterlijk – aan zijn eigen moeder.

Aan haar enkels. Hoe hij als klein kind zo snel mogelijk op handen en knieën naar die enkels toe was gekropen omdat hij nog niet kon lopen. Want elke keer dat hij het probeerde, viel hij op zijn kont, verdomme! Omdat hij nog maar een baby was. Waarom tilde ze hem niet overeind? Hij was toch haar kind?

Craig schudde zijn hoofd. Achterlijk. Wie dacht er nou aan zijn moeder? Op zo’n moment?

(‘Ik heb Nicole geneukt,’ had Perry gezegd. ‘Half Godwin Hall heeft je maagdelijke vriendinnetje genaaid, stomme, dove, blinde, zielige idioot!’)

Hij kende deze struiken. Hier had hij ook gezeten op de avond dat hij het meidenhuis was uitgegooid. Hij drukte zijn gezicht tegen het raampje en keek weer omlaag naar de kelder, knipperend met zijn ogen. Deze keer verwachtte hij niet echt iemand te zien.

Geen muziek, geen discolampen. Hij had zichzelf ervan overtuigd dat hij gelijk had, dat dit hele huis een illusie moest zijn, of totaal verlaten. Een gebouw vol meiden die zich hadden opgedirkt voor hun grote voorjaarsmanifestatie kon onmogelijk zo stil zijn.

Het duurde even voordat zijn ogen voldoende aan het donker waren gewend om naar binnen te kunnen kijken.

Ze stonden zo bewegingloos dat ze versmolten leken met de atomen om hen heen, net zo grijs als de atmosfeer: een hele groep studentes, opgetrokken uit lucht en schaduw. Ze waren in het zwart gekleed en hadden hun hoofd gebogen. Het enige accent waren de glinsterende zilveren handgrepen van de lijkkist waar ze omheen stonden. In het donker.

Toen hij zijn gezicht nog dichter tegen het raampje drukte, zag hij dat er in die kist een meisje lag. Ze moest iets wits dragen, want ze was veel lichter dan haar omgeving. Toch was de duisternis zo compleet dat het leek of zelfs het wit erdoor werd opgezogen. Dit moest het meisje zijn dat uit de dood werd opgewekt. (Zielig en belachelijk.)

Hij wilde al opstaan en vertrekken, toen hij een dof, gedempt gezang hoorde van de studentes in de kelder. Als van monniken. Nee, nonnen. Craig snoof toen hij het hoorde. Stom spelletje. Stomme ontgroening. Stom dat hij hier zat en het zich aantrok. Stom dat hij zich achter een struik had verborgen om een glimp van zijn vriendin op te vangen, die in een groepje rond een lijkkist in een kelder stond, zogenaamd om een jaarclubzuster uit de dood op te wekken.

En opeens zag hij die vent: de alomtegenwoordige avp-verpleger. De ziekenbroeder. Hij stond in een hoek, in het donker, zoals altijd. Craig herinnerde zich nog dat Nicole had gevraagd: ‘Wat betekent avp?’ Alsof ze de man nog nooit gezien had. En weer hoorde hij Perry’s stem: ‘Stomme, dove, blinde, zielige idioot!’

Hij wilde hier weg, maar het was ook fascinerend, dat geluid van hun stemmen, als van muziek die uit de grond opborrelde. De kilte kroop door zijn jeans omhoog. Het gezang klonk heel oud, maar ook volledig nieuw. Hij zag het nu duidelijk, dat hele ritueel in de kelder. Dit was geen spelletje meer. Het meisje in de lijkkist was echt dood. De zijden voering van de kist waarin ze lag had dezelfde kleur als haar blauwgrijze, blauwwitte huid. Ja, ze droeg wit, maar het wit was veranderd in een dodelijk niets, een blauwachtige afwezigheid. Craig staarde omlaag en hield zijn adem in. Shit. Hadden ze haar vermoord? Wisten ze wel dat ze dood was? Was hij de enige, hier achter dit kelderraampje, die duidelijk kon zien dat het meisje niet meer leefde?

Voordat hij wist wat hij deed, beukte Craig met zijn vuisten tegen het dunne glas. Hij ging ermee door totdat het brak en hij voorover naar binnen stortte. De meisjes stoven gillend en schreeuwend uiteen, net als die keer toen hij de keldertrap was af gestormd, alleen had hun gegil nu niets met hem te maken.

Het Ontwaken
9789049953218.html
9789049953218-1.html
9789049953218-2.html
9789049953218-3.html
9789049953218-4.html
9789049953218-5.html
9789049953218-6.html
9789049953218-7.html
9789049953218-8.html
9789049953218-9.html
9789049953218-10.html
9789049953218-11.html
9789049953218-12.html
9789049953218-13.html
9789049953218-14.html
9789049953218-15.html
9789049953218-16.html
9789049953218-17.html
9789049953218-18.html
9789049953218-19.html
9789049953218-20.html
9789049953218-21.html
9789049953218-22.html
9789049953218-23.html
9789049953218-24.html
9789049953218-25.html
9789049953218-26.html
9789049953218-27.html
9789049953218-28.html
9789049953218-29.html
9789049953218-30.html
9789049953218-31.html
9789049953218-32.html
9789049953218-33.html
9789049953218-34.html
9789049953218-35.html
9789049953218-36.html
9789049953218-37.html
9789049953218-38.html
9789049953218-39.html
9789049953218-40.html
9789049953218-41.html
9789049953218-42.html
9789049953218-43.html
9789049953218-44.html
9789049953218-45.html
9789049953218-46.html
9789049953218-47.html
9789049953218-48.html
9789049953218-49.html
9789049953218-50.html
9789049953218-51.html
9789049953218-52.html
9789049953218-53.html
9789049953218-54.html
9789049953218-55.html
9789049953218-56.html
9789049953218-57.html
9789049953218-58.html
9789049953218-59.html
9789049953218-60.html
9789049953218-61.html
9789049953218-62.html
9789049953218-63.html
9789049953218-64.html
9789049953218-65.html
9789049953218-66.html
9789049953218-67.html
9789049953218-68.html
9789049953218-69.html
9789049953218-70.html
9789049953218-71.html
9789049953218-72.html
9789049953218-73.html
9789049953218-74.html
9789049953218-75.html
9789049953218-76.html
9789049953218-77.html
9789049953218-78.html
9789049953218-79.html
9789049953218-80.html
9789049953218-81.html
9789049953218-82.html
9789049953218-83.html
9789049953218-84.html
9789049953218-85.html
9789049953218-86.html
9789049953218-87.html
9789049953218-88.html
9789049953218-89.html
9789049953218-90.html
9789049953218-91.html
9789049953218-92.html
9789049953218-93.html
9789049953218-94.html
9789049953218-95.html
9789049953218-96.html
9789049953218-97.html
9789049953218-98.html
9789049953218-99.html
9789049953218-100.html
9789049953218-101.html
9789049953218-102.html
9789049953218-103.html
9789049953218-104.html
9789049953218-105.html
9789049953218-106.html
9789049953218-107.html
9789049953218-108.html
9789049953218-109.html
9789049953218-110.html
9789049953218-111.html
9789049953218-112.html
9789049953218-113.html
9789049953218-114.html
9789049953218-115.html
9789049953218-116.html
9789049953218-117.html
9789049953218-118.html
9789049953218-119.html