108

ornament.jpg

Het maakte niet uit hoe vaak zij de tijden van de werkwoorden op het bord schreef, ze deden het altijd fout. De leerlingen van South Plains College vonden Mira toch al een raar mens, of dachten dat ze het zelf bij het verkeerde eind had. Soms overwoog ze het er niet bij te laten zitten en brieven aan kranten en politici te schrijven dat het tijd werd om de grammaticaregels te veranderen. Dat was een stuk eenvoudiger dan die kinderen te leren om foutloos te schrijven.

Ze veegde het bord schoon, trok de deur van het lokaal achter zich dicht en liep naar het parkeerterrein. Even later zat ze in haar auto, op weg naar haar stacaravan.

Het was september en de hemel was blauw en onbewolkt. In het westen van Texas kon je eindeloos ver kijken. Als je een muntje over de grond rolde, was er de eerste duizend kilometer niets om het tegen te houden.

Mira gooide haar tas op de bank, pakte een Cola Light uit de koelkast, ging zitten en zette haar computer aan. Zoals ze al had gehoopt was er een mailtje van Matty en daaronder een van Andy.

Ze stuurden haar de gebruikelijke lieve berichten: de colleges waren geweldig. Ze hadden geld nodig. Matty was verliefd op een meisje, Andy had het net uitgemaakt, en die avond gingen ze pizza eten in de kantine. Geen probleem. Over een paar weekends kwamen ze weer naar huis.

Ze glimlachte toen ze de foto opende die Matty had gemaild van zichzelf met zijn arm om zijn nieuwe liefde. Hij droeg een zonnebril en een UT-austin T-shirt. Hij was langer en dunner, maar de gelijkenis met zijn vader was onmiskenbaar. Ergens, vermoedde Mira, moest ze nog zo’n foto hebben van haar ex met een T-shirt en een zonnebril: Clark met ruig, donker haar, ongeschoren, een scheve grijns op zijn gezicht en zijn arm om Mira’s schouder, zoals Matty nu dit meisje vasthield. Ze was blond en een beetje mollig; vaag bekend, zoals zoveel meisjes van die leeftijd. Of iedereen, van welke leeftijd ook, dacht Mira.

Die middag, zoals altijd, was ze vanaf haar kantoor het schoolplein over geslenterd naar de bibliotheek, waar ze haar hand opstak naar Tom Trammer, die zoveel op Jeff Blackhawk leek (vooral ’s ochtends, als haar ogen nog niet zo helder waren en hij er nog minder verlopen en oud uitzag dan later op de dag) dat ze hem bijna Jeff noemde als ze hem tegenkwam.

Daarna zei ze hallo tegen de directeur, Ed Friedlander, een aardige man, die erg zijn best deed om met zijn beperkte budget de leraren van de regionale school – van wie sommigen een ernstig drankprobleem hadden en de rest hun eigen specifieke persoonlijkheidsstoornis – aan het werk te houden en te voorkomen dat de leerlingen elkaar uitmoordden. Zijn gelijkenis met rector Fleming lag enkel in zijn leeftijd en zijn pak, dacht Mira, maar als ze hem zag, schrok ze altijd even en kreeg ze een vecht-of-vluchtreflex, hoewel ze die keurig onderdrukte en tegen hem glimlachte.

Ook Clark zag ze overal, maar altijd als de jonge echtgenoot en vader, die droevig tegen haar had geglimlacht tijdens de echtscheidingszaak of later, als hij plechtig tegen haar knikte voor de deur wanneer hij hun zoons kwam ophalen of afzetten. Hij was een depressieve man, die al wat ouder werd en blijkbaar iets van het leven had verwacht wat nooit zou komen, zoals hij nu wist.

Hij was hertrouwd, en ook dat was niet goed gegaan. Het laatste wat Mira had gehoord, was dat hij in Dallas bij een sportzaak werkte. Ze hadden geen reden meer om contact te houden nu de tweeling oud genoeg was om zelf van de ene ouder naar de andere te rijden.

En de leerlingen, natuurlijk.

Zo was er Brent Stone, een aardige jongen uit Muleshoe, die gymleraar wilde worden, en Mary Bright, die ondanks haar naam niet zo geweldig slim was. Ze hadden model kunnen staan voor Mira’s andere studenten, in andere klassen en op andere plaatsen, zoals zij voor hen ook inwisselbaar moest zijn. Ze keken haar aan en zagen vermoedelijk hun tante Molly, mevrouw Emerson of hun eigen moeder.

Types. Idealen. Reproducties. Voorstellingen. Bijna exacte kopieën van elkaar.

Perry Edwards zag ze natuurlijk overal, maar daar was Mira wel aan gewend geraakt, na al die jaren. Ze voelde zich nu zelfs getroost als Perry haar op de snelweg voorbijreed in zijn pick-uptruck of ‘dag, mevrouw’ zei vanachter de toonbank van de supermarkt. Inmiddels zou Perry Edwards even oud zijn geweest als zijzelf toen ze hem ontmoette – maar in haar gedachten bleef hij net zo jong als in de nacht dat ze afscheid van hem had genomen in die sneeuwstorm, in Jeff Blackhawks auto.

Soms zag ze hem in een bioscoop, twee rijen voor haar, met zijn arm om de schouder van een meisje geslagen dat op Nicole Werner of Denise Graham leek, of meisjes zoals zij, en zijn hand in de zak popcorn tussen hen in. Ze probeerde niet aan hem te denken zoals hij lag opgebaard in het Dientz Uitvaartcentrum. Dat nette pak. Het mooie werk dat Ted Dientz moest hebben afgeleverd om hem eruit te laten zien alsof hij niet een paar dagen eerder was doodgeschoten door een paniekerige studente met een pistool (gekregen van haar vader, die er heilig van overtuigd was dat ieder knap meisje op een Amerikaanse campus een wapen moest hebben). De studente had die avond nog laat een boek zitten lezen over Ted Bundy, toen ze voetstappen hoorde op de gang en in het donker haar kamer uit kwam, waar ze een onbekende zag op de trap van het huis van Omega Theta Tau.

Mira had naar de begrafenis willen gaan om Perry te zien, maar Ted had haar gezegd dat de familie haar beleefd had verzocht om niet te komen. Ook had ze een brief van de advocaten van de universiteit ontvangen, met de instructie niet met de media, de studenten of de families van de studenten te spreken over wat er was gebeurd. En ze mocht er nóóit iets over schrijven.

‘Niemand heeft het recht je die beperkingen op te leggen,’ had Mira’s eigen advocaat tegen haar gezegd. ‘Voor zover ik weet is dit nog altijd een vrij land. Als je er een boek over wilt schrijven, doe dat dan. We zullen ze alle hoeken van de kamer laten zien.’

Maar uiteindelijk had Mira niet de behoefte gehad om ooit nog over de dood te schrijven.

Al die jaren, totdat hij op een kerstochtend overleed, had Mira nauw contact gehouden met Ted Dientz. Hij was geobsedeerd geraakt, zoals ze wel had verwacht. In dat opzicht leken ze op elkaar, maar hij bleek veel fanatieker dan Mira ooit was geweest.

De dna-test had bewezen (‘Met honderd procent zekerheid!’ had hij over de telefoon geroepen) dat het lichaam dat hij in de kist van Nicole Werner had begraven en waarvan hij een druppel bloed op zijn systeemkaart had bewaard, onmogelijk familie kon zijn van degenen die hun haren hadden achtergelaten in de borstel die Perry Edwards had meegenomen uit het huis van de Werners.

‘Tenzij Nicole Werner geadopteerd was, of die borstel aan iemand anders toebehoorde dan de Werner-vrouwen, kan het meisje dat ik in die kist heb begraven geen dochter of zuster van een vrouw uit die familie zijn geweest.’

Tegen die tijd was Mira al niet meer geïnteresseerd in Nicole, waar ze kon zijn, of wie er werkelijk onder haar grafsteen lag. Perry was dood, haar man was bij haar weggelopen en ze was haar baan kwijtgeraakt in een explosie van beschuldigingen, achterdocht en haat.

Toch vroeg ze Ted haar te bellen na de opgraving van het lichaam. Daar was hij niet van af te brengen, wist ze. Hij was vastbesloten het graf te openen. Toen Nicoles ouders onvindbaar bleken, moest Etta Werner, Nicoles grootmoeder, toestemming geven voor de opgraving. (Etta was een energieke oude dame, die de afgelopen tachtig jaar bijna alle begrafenissen in Bad Axe had bijgewoond, en de gedachte om een graf te openen bracht haar totaal niet van haar stuk. Ze vroeg niet eens naar de reden.) Daarna, toen Mira door Ted werd gebeld met het nieuws, moest ze gaan zitten om niet flauw te vallen. Er had niets of niemand in die kist gelegen.

‘Leeg,’ zei hij, zo leeg als hij zelf ook klonk. ‘En niemand kan me dat uitleggen of is zelfs maar geïnteresseerd in een onderzoek – behalve ik.’

En hoewel Ted Dientz de laatste jaren van zijn leven aan de oplossing van het mysterie wijdde, wist hij de toedracht nooit te achterhalen. Hij sloot zijn uitvaartcentrum, schreef brieven aan kranten en belde met autoriteiten en experts over de hele wereld. Zijn hele bestaan werd beheerst door een leeg graf, het dna van Nicole Werner en andere verdwenen corpsstudentes in het land.

Ongelooflijk hoeveel dat er waren! Ze hadden zelf hun eigen dispuut kunnen beginnen, ergens in een groot oud huis, verborgen achter een schaduwrijke heg, waar ze praalwagens bouwden met bloemen van crêpepapier, elkaars haar deden, liedjes zongen en geheime eden aflegden voor de eeuwigheid.

Ted geloofde dat iemand van de universiteit of het dispuut, of allebei, had geprobeerd een dodelijk ongeluk bij de ontgroening in de doofpot te stoppen. In een donkere nacht waren de stoffelijke resten van het meisje weggehaald, zodat haar identiteit nooit meer kon worden vastgesteld. Het was professioneel gebeurd, en met chirurgische precisie. Het gras op ‘Nicoles’ graf, het crucifix, de knuffels – op het eerste gezicht lag alles nog zoals het was en leek er niets verstoord.

Ted Dientz wilde Nicoles ouders ervan op de hoogte brengen dat het graf van hun dochter leeg was, maar niemand van de honderden familieleden van de Werners in Bad Axe was in staat of bereid hem te vertellen waar zij nu woonden. Dat wekte Teds achterdocht, niet alleen tegen Nicoles ouders maar tegen de hele Werner-clan; zelfs tegen Etta, want had zij niet al te vrolijk toestemming gegeven om het lijk van haar kleindochter op te graven? Hij dacht dat de meesten heel goed wisten waar Nicole was en dat ze nooit in dat graf gelegen had.

Maar er waren ook andere mogelijkheden die Ted Dientz wilde onderzoeken, vooral toen de tijd verstreek. Hij had lang genoeg met de doden gewerkt, zei hij tegen Mira, om te weten dat er soms vreemde dingen gebeurden. Deze aarde was meer dan een materiële wereld. Was het uitgesloten dat hij Nicole toch had begraven, maar dat ze later op een of andere manier uit haar graf was ontsnapt?

Wat moest Mira daarop antwoorden?

Ted Dientz stierf zonder ooit een antwoord te hebben gevonden, en Mira had geen idee wat zijn vrouw en kinderen met de bloedkaarten hadden gedaan die hij jarenlang in zijn kelder had bewaard: al die zielen die hij wilde terugbrengen, dat leger van doden dat hij tot leven had willen wekken... Hij had zich nu bij hen aangesloten, veronderstelde ze. Er bestonden maar zo weinig antwoorden in dit leven, en áls ze er waren, verwaaiden ze dikwijls in de wind. Gerechtigheid was nog zeldzamer en kwam meestal te laat.

Het duurde tien jaar, maar ten slotte rakelde een scherpzinnige studente die voor de universiteitskrant schreef het verhaal over Denise Graham en Nicole Werner weer op. Zes maanden lang wist ze, zogenaamd als nieuw lid, bij Omega Theta Tau binnen te dringen, waarna ze de rituelen openbaar maakte en aan de kaak stelde.

Het bleek dat de meisjes van het dispuut geen tequila dronken, hyperventileerden en bewusteloos raakten voordat ze in de lijkkist ‘tot leven werden gewekt’. Een verpleger van de plaatselijke ambulancedienst gaf hun een injectie met scopolamine, de zombiedrug.

Bij de juiste dosering, schreef de studente – zoals Mira al wist – brengt dat middel je in slaap. Als je wakker wordt, voel je je als herboren. In een hogere dosis kun je geen herinneringen vormen aan wat er is gebeurd in de uren vlak voor en na de injectie. Een overdosis is dodelijk.

Mira volgde het verhaal vanuit Texas op internet. Ze zou liegen als ze niet had gehoopt dat er een paar koppen zouden rollen bij het universiteitsbestuur, maar dat gebeurde niet. In elk geval hoopte ze dat het dispuut van Omega Theta Tau zou worden opgeheven, maar de sanctie bleef beperkt tot een hoge geldboete en de verplichting voor de leden om in therapie te gaan.

Mira hoopte dat ze zouden kunnen bewijzen dat Craig Clements-Rabbitt ook met scopolamine was geïnjecteerd en zich daarom niets van het ongeluk had kunnen herinneren. Ze was ervan overtuigd dat de auto waarin hij met Nicole had gezeten van de weg af was gereden door iemand die het ongeluk bij het dispuut wilde maskeren – iemand die wist dat Nicole en Craig de dode of stervende Denise Graham op de achterbank hadden liggen om haar naar een ziekenhuis te brengen. Iemand was vastbesloten geweest dat te voorkomen.

Craig en Nicole waren van de weg gereden en de auto was later in brand gestoken door de mensen die de ontgroening en de overdosis in de doofpot wilden stoppen. Nicoles dood was in scène gezet. Denise had haar plaats ingenomen. En als braaf lid van het dispuut had Nicole het spelletje meegespeeld. Craig Clements-Rabbitt kreeg de schuld en had die geaccepteerd. Ze hadden hem een drug ingespoten en hij was verliefd geweest, wat op zichzelf al een zombiedrug is, vooral in combinatie met schuldgevoel en verdriet.

Als je op Google de naam van Nicole Werner typte, kwam je nog altijd bloggers tegen die beweerden dat ze haar geest hadden gezien in Godwin Hall. Ook waren er op internet bewijzen te vinden dat studenten nog steeds werden gefascineerd door Alice Meyers. Elk jaar had je meisjes die zichzelf sneden. Elk jaar kwamen er minder aanvragen voor Godwin Honors College – een feit dat officieel werd geweten aan de luiheid van de huidige studenten, wist Mira, maar in werkelijkheid de onwil was van ouders om hun kinderen, vooral hun dochters, nog in Godwin Hall te laten wonen.

Aan de andere kant had je op elke campus wel zo’n huis, nietwaar? Vroeger wilde niemand een kamer in Fairwell Hall, zoals Mira zich herinnerde.

Haar eigen school, South Plains College, had ook een Alice Meyers, een meisje dat zogenaamd door de aula spookte waar ze zichzelf aan de balken zou hebben verhangen. En ook een Nicole Werner. Hier heette ze Sara Bain. Op een dag zat ze bij haar vriendje achter op de motor toen ze iets hadden geraakt – een eekhoorn, een konijn, een grote steen op de weg? De details deden er niet toe. Sara Bain werd van de motor geslingerd en kwam in de middenberm terecht, waar haar vriendje, versuft en onder het bloed, haar te hulp snelde.

Een kleine hoop stenen vormde een cirkel rond een kersenboom op het voorplein van South Plains College. Elk voorjaar scheen een groepje meisjes zich in een nacht met volle maan bij die kersenboom te verzamelen om zichzelf te snijden, liedjes te zingen en gedichten voor te dragen. De volgende morgen vond een geschrokken medewerker dan bloedspatten op de stenen. Er werd overwogen om de boom om te hakken of de stenen weg te halen, maar dat gebeurde nooit.

Het Ontwaken
9789049953218.html
9789049953218-1.html
9789049953218-2.html
9789049953218-3.html
9789049953218-4.html
9789049953218-5.html
9789049953218-6.html
9789049953218-7.html
9789049953218-8.html
9789049953218-9.html
9789049953218-10.html
9789049953218-11.html
9789049953218-12.html
9789049953218-13.html
9789049953218-14.html
9789049953218-15.html
9789049953218-16.html
9789049953218-17.html
9789049953218-18.html
9789049953218-19.html
9789049953218-20.html
9789049953218-21.html
9789049953218-22.html
9789049953218-23.html
9789049953218-24.html
9789049953218-25.html
9789049953218-26.html
9789049953218-27.html
9789049953218-28.html
9789049953218-29.html
9789049953218-30.html
9789049953218-31.html
9789049953218-32.html
9789049953218-33.html
9789049953218-34.html
9789049953218-35.html
9789049953218-36.html
9789049953218-37.html
9789049953218-38.html
9789049953218-39.html
9789049953218-40.html
9789049953218-41.html
9789049953218-42.html
9789049953218-43.html
9789049953218-44.html
9789049953218-45.html
9789049953218-46.html
9789049953218-47.html
9789049953218-48.html
9789049953218-49.html
9789049953218-50.html
9789049953218-51.html
9789049953218-52.html
9789049953218-53.html
9789049953218-54.html
9789049953218-55.html
9789049953218-56.html
9789049953218-57.html
9789049953218-58.html
9789049953218-59.html
9789049953218-60.html
9789049953218-61.html
9789049953218-62.html
9789049953218-63.html
9789049953218-64.html
9789049953218-65.html
9789049953218-66.html
9789049953218-67.html
9789049953218-68.html
9789049953218-69.html
9789049953218-70.html
9789049953218-71.html
9789049953218-72.html
9789049953218-73.html
9789049953218-74.html
9789049953218-75.html
9789049953218-76.html
9789049953218-77.html
9789049953218-78.html
9789049953218-79.html
9789049953218-80.html
9789049953218-81.html
9789049953218-82.html
9789049953218-83.html
9789049953218-84.html
9789049953218-85.html
9789049953218-86.html
9789049953218-87.html
9789049953218-88.html
9789049953218-89.html
9789049953218-90.html
9789049953218-91.html
9789049953218-92.html
9789049953218-93.html
9789049953218-94.html
9789049953218-95.html
9789049953218-96.html
9789049953218-97.html
9789049953218-98.html
9789049953218-99.html
9789049953218-100.html
9789049953218-101.html
9789049953218-102.html
9789049953218-103.html
9789049953218-104.html
9789049953218-105.html
9789049953218-106.html
9789049953218-107.html
9789049953218-108.html
9789049953218-109.html
9789049953218-110.html
9789049953218-111.html
9789049953218-112.html
9789049953218-113.html
9789049953218-114.html
9789049953218-115.html
9789049953218-116.html
9789049953218-117.html
9789049953218-118.html
9789049953218-119.html