73

ornament.jpg

‘Heb je mijn bericht gekregen?’ vroeg Mira, toen ze de flat binnenstormde. ‘Ik ben...’

Jeff hief een hand op om haar het zwijgen op te leggen. Hij zat met gekruiste benen op het haveloze oosterse tapijt in de huiskamer, met Andy naast zijn ene knie en Matty naast de andere. Ze keken van Mira naar Jeff. ‘Luister!’ zei Jeff, en Mira hoorde de spanning in zijn stem, dus hield ze zich in, hoewel ze hem iets te zeggen had wat echt niet kon wachten.

Langzaam stak Jeff één vinger op van de hand die hij omhooghield, en bewoog die voor de ogen van de tweeling langs.

‘Eén,’ zei Andy.

Matty knikte. ‘Eén.’

Jeff keek niet naar haar op. Als hij dat wel had gedaan, zou hij hebben gezien dat ze achteruit wankelde, met een hand voor haar mond geslagen. Mira had de tweeling nog nooit een herkenbaar woord horen zeggen – niet ‘mama’, niet ‘papa’, helemaal niets.

Toen, als een goochelaar die een truc voorbereidde, bracht Jeff zijn hand achter zijn rug en haalde hem weer tevoorschijn met twee opgestoken vingers.

‘Twee!’ riep de tweeling in koor.

‘O, god!’ riep Mira, met haar gezicht in haar handen geklemd.

Deze keer maakte Jeff er geen show van. Hij stak een derde vinger op, en voordat ze het nog gezien hadden, schreeuwden ze al: ‘Drie!’ Jeff draaide zich lachend naar Mira om. ‘Mira, ze gaan door tot tien. Geen punt. Ik weet niet wat voor taal jullie hun hebben geleerd, maar met de mijne hebben ze geen probleem.’

Het duurde een hele tijd – nadat ze de tweeling op haar knieën had genomen en omhelsd, en de truc steeds opnieuw had herhaald, tot vijf, tot acht, tot tien – voordat ze de moed had hun blokken voor hen te pakken en te zeggen: ‘Mama is zo terug.’

Jeff stond op, kreunde even (blijkbaar zat hij al een hele tijd met gekruiste benen op de grond) en liep met haar mee naar de keuken. Zodra ze buiten het gezichtsveld van de tweeling waren, draaide Mira zich om en sloeg haar armen om zijn opvallend grote, zachte bovenlijf. Waarom had ze altijd gedacht dat hij zo stevig was? In haar armen voelde hij mollig en plooibaar. Ze omhelsde hem met haar gezicht tegen zijn warme borst, terwijl hij haar vriendelijk tussen haar schouderbladen klopte. Zo had ze eeuwig kunnen blijven staan, terwijl ze zijn luchtje opsnoof van kroeg, auto en snacks. Dat zou ze hebben gewild. Misschien zou ze hebben gehuild en hem zelfs mee naar bed hebben genomen om urenlang in zijn armen te slapen, maar nu moest ze hem echt vertellen wat er was gebeurd. Met haar arm nog om hem heen trok ze hem mee naar de tafel, ging zitten en begon.

Eerst het mortuarium.

Ze had geprobeerd het kantoor van de rector terug te bellen, een beetje in paniek, omdat ze zich afvroeg waar dat onverstaanbare voicemailbericht over ging. Ze had heen en weer gelopen door het steegje, terwijl ze het nummer intoetste en die stomme telefoon tegen haar oor drukte, maar steeds als zijn secretaresse opnam, kon zij Mira niet verstaan, of omgekeerd, of viel de verbinding weer weg. Mira was wat verder bij het gebouw vandaan gelopen, naar de straat toe, in de hoop dat de ontvangst daar beter zou zijn, maar ook bang om haar klas alleen te laten, toen ze opeens de deur van het mortuarium hoorde opengaan. Ze draaide zich om en zag Perry het steegje in stormen, in zijn mintgroene schort en laarzen, en met een doodsbleek gezicht.

‘Professor Polson, professor Polson! Lucas ligt in het...’

Ze schrok van de uitdrukking op zijn gezicht. Het daagde haar niet meteen wat hij haar wilde zeggen. Ze stak de telefoon weer in haar tasje en liep met Perry mee terug. Zonder zich om het schort en de laarzen te bekommeren rende ze de deuren door, langs Kurt, die in het voorbijgaan vroeg: ‘Dus jij kende die student?’

En inderdaad, daar lag hij: die arme, trieste, waardeloze, vertrouwde Lucas, opgebaard met een laken tot aan zijn schouders, zijn ogen gesloten en iets in zijn hals dat aan de schaafwond van een touw deed denken.

‘Je kende hem,’ herhaalde Kurt, maar Mira moest zich beheersen om niet uit de zaal te vluchten. Ze was zelfs niet in staat te knikken. Ze sloeg een hand voor haar mond, nog net op tijd, anders was ze gaan gillen. Afgezien van Perry waren er goddank geen studenten meer in de obductiekamer, maar ze waren nog wel bezig hun schorten uit of aan te trekken, wachtend op hun kans om een kijkje te nemen.

‘Jezus Christus,’ zei Jeff. ‘Lucas?’

Ze praatten nog een tijdje over Lucas. Als iemand een kandidaat had geleken om zich op te knopen, was het Lucas wel geweest, daar waren ze het over eens. De drugs. De houding. De waandenkbeelden. De nihilistische boeken en muziek. Al die levensmoeheid die hij in zijn rugzak van hennep mee moest torsen. Maar toch vroeg Mira: ‘Denk je dat het iets te maken had met Nicole Werner en...’

‘Shit! Ja,’ zei Jeff. ‘Die jongen dacht dat hij seks had gehad met een dood meisje. Dan moet hij van tevoren al zwaar gestoord zijn geweest, of anders is hij het wel geworden.’

Daarna vertelde Mira hem over het onduidelijke maar dringende telefoontje van de rector.

‘Ik heb hem nog niet teruggebeld,’ zei ze, ‘maar het scheen belangrijk te zijn. Wat denk je dat hij wil?’

‘Niets,’ zei Jeff. ‘Misschien ben je door je nietjes heen en wil hij weten hoeveel je er nodig hebt. Ik weet dat je nog geen vaste aanstelling hebt, Mira, en dat je je dan van alles in je hoofd haalt, maar geloof me, rector Fleming heeft je gewoon gebeld om te vragen wat je van zijn nieuwe das vindt of zoiets. Ga maar naar hem toe, dan heb je het achter de rug.’

Mira voelde weer zo’n golf van warmte door zich heen slaan dat ze bang was in tranen uit te barsten. Al zo lang, zonder het zelf te beseffen, had ze de steun van een volwassen man gemist die haar zo nu en dan zei dat alles wel goed zou komen. Wat ze wilde was een man die, ondanks alle tekortkomingen in zijn persoonlijkheid, toch competent en nuchter leek, en haar goedgezind was. Mira staarde hem vol verwondering – en dankbaarheid – aan toen Jeff opstond en Mira haar tas gaf, die ze op de tafel had gegooid.

‘Ga nou maar,’ zei hij. ‘Op naar de rector! Ik heb nog twee uur voordat jouw kleine deugnieten me volledig verslaan met de geheime wiskunde- en talenkennis die ik hun dom genoeg heb bijgebracht.’

‘O, Jeff.’

‘Niks “O, Jeff.” Wegwezen.’ Hij trok haar bij haar arm uit de stoel en wees naar de deur.

Het Ontwaken
9789049953218.html
9789049953218-1.html
9789049953218-2.html
9789049953218-3.html
9789049953218-4.html
9789049953218-5.html
9789049953218-6.html
9789049953218-7.html
9789049953218-8.html
9789049953218-9.html
9789049953218-10.html
9789049953218-11.html
9789049953218-12.html
9789049953218-13.html
9789049953218-14.html
9789049953218-15.html
9789049953218-16.html
9789049953218-17.html
9789049953218-18.html
9789049953218-19.html
9789049953218-20.html
9789049953218-21.html
9789049953218-22.html
9789049953218-23.html
9789049953218-24.html
9789049953218-25.html
9789049953218-26.html
9789049953218-27.html
9789049953218-28.html
9789049953218-29.html
9789049953218-30.html
9789049953218-31.html
9789049953218-32.html
9789049953218-33.html
9789049953218-34.html
9789049953218-35.html
9789049953218-36.html
9789049953218-37.html
9789049953218-38.html
9789049953218-39.html
9789049953218-40.html
9789049953218-41.html
9789049953218-42.html
9789049953218-43.html
9789049953218-44.html
9789049953218-45.html
9789049953218-46.html
9789049953218-47.html
9789049953218-48.html
9789049953218-49.html
9789049953218-50.html
9789049953218-51.html
9789049953218-52.html
9789049953218-53.html
9789049953218-54.html
9789049953218-55.html
9789049953218-56.html
9789049953218-57.html
9789049953218-58.html
9789049953218-59.html
9789049953218-60.html
9789049953218-61.html
9789049953218-62.html
9789049953218-63.html
9789049953218-64.html
9789049953218-65.html
9789049953218-66.html
9789049953218-67.html
9789049953218-68.html
9789049953218-69.html
9789049953218-70.html
9789049953218-71.html
9789049953218-72.html
9789049953218-73.html
9789049953218-74.html
9789049953218-75.html
9789049953218-76.html
9789049953218-77.html
9789049953218-78.html
9789049953218-79.html
9789049953218-80.html
9789049953218-81.html
9789049953218-82.html
9789049953218-83.html
9789049953218-84.html
9789049953218-85.html
9789049953218-86.html
9789049953218-87.html
9789049953218-88.html
9789049953218-89.html
9789049953218-90.html
9789049953218-91.html
9789049953218-92.html
9789049953218-93.html
9789049953218-94.html
9789049953218-95.html
9789049953218-96.html
9789049953218-97.html
9789049953218-98.html
9789049953218-99.html
9789049953218-100.html
9789049953218-101.html
9789049953218-102.html
9789049953218-103.html
9789049953218-104.html
9789049953218-105.html
9789049953218-106.html
9789049953218-107.html
9789049953218-108.html
9789049953218-109.html
9789049953218-110.html
9789049953218-111.html
9789049953218-112.html
9789049953218-113.html
9789049953218-114.html
9789049953218-115.html
9789049953218-116.html
9789049953218-117.html
9789049953218-118.html
9789049953218-119.html