35

ornament.jpg

Het was een van die oktoberdagen waarop het de hele dag wel midden in de nacht leek. Daarom was ze zo wazig wakker geworden, dacht Shelly. En door die fles wijn, natuurlijk.

Waar was ze? Hoe laat was het? En wie sliep er naast haar?

Twéé flessen wijn?

Ze waren met drinken begonnen na de lunch – tonijnfilet in olijfolie, met gesneden tomaat. Eerst hadden ze de dure fles gedeeld, daarna de goedkope rode wijn die Shelly bij het koken gebruikte. Allebei leeg?

Echt, Shelly had geen idee hoeveel ze hadden gedronken, maar ze voelde nog wel de heerlijke fysieke ontspanning van de seks – urenlange seks. Haar lippen waren gezwollen. Ze likte ze even en proefde een zilte, zoete smaak op haar lippen en haar tong. Haar borsten leken zwaar, met tepels die nog hard waren als kleine spijkertjes. En tussen haar benen was ze beurs en nat.

Hoe was zíj hier terechtgekomen, slapend in bed naast Shelly?

En hoe waren ze in deze situatie verzeild geraakt?

Een volle maan scheen door het raam (Shelly had niet de moeite genomen de gordijnen dicht te doen), en toen ze eindelijk haar oogleden helemaal open had en de slaap uit haar ogen had gewreven, stelde ze verrukt vast dat het toch echt Josie Reilly was die naast haar lag te slapen, met het laken niet hoger dan haar bleke, naakte heup, en haar zwarte haar als een waaier over Shelly’s met rozenknopjes versierde kussensloop gespreid. In de hoek knipperde iets met groene ogen. Met een schok besefte Shelly dat het Jeremy was, die doodstil daar stond, tot het uiterste gespannen – versteend, verbijsterd, afkeurend, ontheemd. Shelly herinnerde het zich weer. ‘Wil je de kat van het bed zetten?’ had Josie lief en verontschuldigend gevraagd. ‘Ik hou niet echt van katten.’

Nu slaakte Josie Reilly een zucht. Ze opende haar ogen en glimlachte toen ze Shelly op zich neer zag kijken. Ze stak een bevallige arm uit – die met de dunne zilveren armband – en legde haar vingertoppen tegen Shelly’s hals voordat ze zich langzaam op een elleboog hees en de plek kuste die ze had aangeraakt. Haar hand gleed van Shelly’s hals naar haar borst, terwijl haar lippen zich naar die van Shelly bewogen.

Het was een paar minuten over twaalf geweest toen Josie bij Shelly voor de deur had gestaan, met twee Starbucks-bekers in haar handen en huiverend in haar doorweekte kasjmier hoodie.

‘Mag ik binnenkomen?’ had ze gevraagd. Natuurlijk, had Shelly gezegd, hoewel ze behoorlijk geïrriteerd was dat Josie haar uit haar slaap had gehaald terwijl ze op kantoor hoorde te zitten om de telefoon op te nemen.

Josies wangen waren rood en vlekkerig, en ze had kleine regendruppels op haar voorhoofd. Blijkbaar wist Shelly haar ergernis niet te verbergen, want Josie beet op haar lip en zei: ‘O jee. Had ik beter niet kunnen komen? Ik wilde je een beetje opvrolijken.’

‘Nee,’ zei Shelly, ‘dat is wel goed. Heel... aardig. Dank je, Josie. Erg attent van je.’ Ze pakte de beker aan die Josie haar voorhield, terwijl ze met haar andere hand haar ochtendjas dichttrok over haar borsten. ‘Kom binnen. Ga zitten en geef me je hoodie. Ik gooi hem wel even in de droger, op de lage stand.’

Josie knipperde opgelucht met haar ogen. Regendruppels vielen van haar wimpers op haar wangen. Ze gaf haar eigen beker ook aan Shelly, zodat ze haar jack kon uitdoen.

‘Dank je. Ik ben kletsnat.’

De rits maakte een geluid dat Shelly deed denken aan een komeet, iets wat zich met een ongelooflijke snelheid voortbewoog, heel ver weg. Het volgende moment stond Josie Reilly voor haar in wat meisjes tegenwoordig een ‘cami’ of een ‘tanktopje’ noemden, maar wat in Shelly’s jeugd nog lingerie was geweest, iets wat je in je huwelijksnacht zou kunnen dragen.

Het kledingstuk was van ruwe zijde, lichtgroen, afgezet met nog lichtere groene kant. De natte stof plakte tegen Josies borsten, waardoor hun volmaakte vorm goed zichtbaar was, zonder iets aan de fantasie over te laten. Haar tepels waren hard en ze had kippenvel op haar armen.

‘Is het goed als ik... Ik bedoel, mag ik nog even blijven? Zo kan ik niet naar buiten.’ Ze spreidde haar armen alsof ze zichzelf volledig wilde tonen in haar hemdje. Het leek een uitnodiging, nee, een aansporing, aan Shelly om haar lichaam te bekijken, en dat deed Shelly ook; ze kon weinig anders. De uitdrukking op Josies gezicht kon maar op één manier worden uitgelegd: als flirten.

Flirten, of misschien wel een poging tot verleiden.

Josie kneep haar lippen samen en knipperde met haar wimpers. Een klein lachje speelde om haar mondhoeken. Ze liet haar gewicht op een been rusten, waardoor haar topje opkroop over haar heup en er een verblindend streepje bleke huid zichtbaar werd.

Shelly haalde moeizaam adem, trok haar wenkbrauwen op, opende haar mond voordat ze weer uitademde en zei toen zo luchtig mogelijk: ‘Ik breng dit even naar beneden.’ Ze hield de hoodie omhoog.

‘Dank je, Shelly,’ zei Josie. En toen: ‘Mag ik gaan zitten? Ik geloof niet dat ik zo nat ben dat ik vlekken zal maken op je bank of zo.’

‘Natuurlijk,’ zei Shelly. Haar eigen stem klonk haar in de oren alsof ze in trance was, betoverd – of van een loopband weer op vaste grond was gestapt. Toen ze in de kelder kwam, was ze bijna verbaasd dat de wasmachine en de droger nog op dezelfde plaats stonden. Ze haalde de slappe bundel van haar eigen sokken en broekjes uit de machine, gooide ze in de plastic wasmand in de hoek en streek met haar hand langs het pluisfilter voordat ze Josies hoodie in de droger gooide, het apparaat op zijn laagste stand zette en zich weer omdraaide naar de trap.

‘Je woont hier enig,’ zei Josie.

Ze had haar schoenen bij de voordeur gezet en zat met blote voeten. Haar teennagels waren zilver gelakt, net als die van haar vingers. Ze had haar ene been over het andere geslagen in een lenige en tegelijk nonchalante houding. Haar elleboog steunde op de rugleuning van de bank en met haar ene hand streek ze door haar haar. Ze tilde de zwarte lokken op en trok ze strak, terwijl ze met haar andere hand de Starbucks-beker naar haar mond bracht. Voorzichtig nam ze een slok, likte haar lippen, keek om zich heen en zei: ‘Echt heel cool! Woon je alleen?’

‘Ja,’ zei Shelly. ‘Met mijn kat.’

‘O,’ zei Josie. ‘Hoe heet hij?’ Ze keek wat schichtig, alsof ze bang was dat Jeremy zich zou laten zien.

‘Jeremy,’ zei Shelly.

‘Waarom Jeremy?’ vroeg Josie. ‘Is dat geen vreemde naam voor een kat?’

‘Misschien wel,’ zei Shelly.

Ze had er eigenlijk geen goede verklaring voor, behalve dat ze haar kat niet zo’n naam had willen geven als de meeste katten van haar ongetrouwde, academische, lesbische vriendinnen: Plato, Sexton, Amadeus, Sappho.

De naam Jeremy was zomaar bij haar opgekomen. Ze had er geen associaties mee omdat ze nooit een Jeremy had gekend. Pas maanden later herinnerde ze zich een Jeremy die ze was vergeten: een verstandelijk gehandicapte jongen uit haar oude buurt, die thuis een dodelijke val van een trap had gemaakt.

‘Ik heb het niet zo op katten,’ zei Josie. ‘Ik ben meer een hondenmens. Katten vind ik een beetje eng. Niets persoonlijks, hoor.’

Shelly ging in de stoel tegenover Josie zitten en trok haar ochtendjas over haar knieën. Ze was haar Starbucks-beker op de keukentafel vergeten en de koffie zou nu wel koud zijn. Ze liet hem maar staan. Ze had geen idee wat voor stroperig brouwsel Josie vandaag voor haar had meegebracht.

‘Wauw,’ zei Josie, weer met een blik door de kamer. ‘Ik ben er zo aan gewend om met allerlei mensen samen te wonen. Het lijkt me heel raar, maar wel geweldig, om een heel huis voor jezelf te hebben.’ Er kwam een dromerige blik in haar ogen, alsof ze in gedachten door alle kamers van Shelly’s huis dwaalde, helemaal alleen, en eraan dacht hoe het zou zijn als ze hier woonde.

‘Nou,’ zei Shelly, ‘het is in elk geval beter dan...’

‘Zo’n fucking studentenhuis,’ vulde Josie aan. Ze nam nog een slok en sloeg zedig haar ogen neer. Ze had nog nooit het woord ‘fucking’ gebruikt waar Shelly bij was, hoewel Shelly haar één keer, toen de printer drie keer zoveel exemplaren van een lang document had uitgedraaid als nodig was, nijdig had horen roepen: ‘Shit!’

Shelly schraapte haar keel. ‘Moet je echt in een studentenhuis wonen?’ Ze was niet blij met de klank van haar eigen stem en de tuttige manier waarop ze haar ochtendjas om zich heen geslagen hield.

Als ze in de sportschool, bij het gewichtheffen, in de spiegel keek, voelde Shelly zich fysiek sterk en mooi. Ze bloosde snel en wist dat mannen naar haar keken. Maar in het gezelschap van Josie Reilly – een meisje met een lichaam dat pas negentien of twintig jaar meeging – wist ze dat die bewonderende blikken van de mannen in de sportschool niets voorstelden. Hier, tegenover haar, in de gedaante van Josie Reilly, zat de belichaming van schoonheid en jeugd. Dit meisje was nog nauwelijks uit de cocon van haar jeugd gekropen. Shelly meende zelfs een soort waas van dauw op Josies hals en borst te zien, en vanaf haar armen en benen leek een geur op te stijgen als van een vijver, fris en muf tegelijk, een krachtig mengsel.

Waarom, dacht Shelly opeens nuchter, liet ze dit gebeuren?

Gebéúrde er wel iets?

Ze had zichzelf nooit gezien als zo’n oude pot die met een studente, een jong meisje, naar bed zou gaan. De enige vrouwen tot wie ze zich ooit aangetrokken had gevoeld waren van haar eigen leeftijd geweest, of ouder. Ze hield niet van lesbo’s die affaires hadden met vrouwen half zo oud als zijzelf, en de huur voor hen betaalden. Dat was lichamelijk, verder niets. En ging het er niet om, als je een vrouw was die vrouwen boven mannen verkoos, dat je de ander niet als een object zag? Dat je zulk machtsmisbruik verwierp?

Per slot van rekening was ze Josies baas. En het meisje was nog niet eens half zo oud als zij. Maar ze straalde onmiskenbaar haar eigen specifieke kracht uit, daar op Shelly’s bank. Ze had zich nu uitgestrekt, met haar ene been weelderig op de kussens, terwijl ze nog steeds met haar vingers door haar zijdeglanzende zwarte haar streek. Haar korte topje was nog verder opgekropen en bood uitzicht op vijf prachtige centimeters van haar platte, blanke buik. Onder haar armen was een subtiele suggestie van ongeschoren donshaar te zien. Een van de bandjes van haar tanktop was van haar schouder gegleden, en de bovenste welving van haar rechterborst viel bloot. Het was pijnlijk om naar te kijken, onmogelijk om niet te staren.

Josie zette haar koffiebeker in haar kruis, keek Shelly aan en vroeg: ‘Heb je iets te eten? Een boterham of zo?’

Het Ontwaken
9789049953218.html
9789049953218-1.html
9789049953218-2.html
9789049953218-3.html
9789049953218-4.html
9789049953218-5.html
9789049953218-6.html
9789049953218-7.html
9789049953218-8.html
9789049953218-9.html
9789049953218-10.html
9789049953218-11.html
9789049953218-12.html
9789049953218-13.html
9789049953218-14.html
9789049953218-15.html
9789049953218-16.html
9789049953218-17.html
9789049953218-18.html
9789049953218-19.html
9789049953218-20.html
9789049953218-21.html
9789049953218-22.html
9789049953218-23.html
9789049953218-24.html
9789049953218-25.html
9789049953218-26.html
9789049953218-27.html
9789049953218-28.html
9789049953218-29.html
9789049953218-30.html
9789049953218-31.html
9789049953218-32.html
9789049953218-33.html
9789049953218-34.html
9789049953218-35.html
9789049953218-36.html
9789049953218-37.html
9789049953218-38.html
9789049953218-39.html
9789049953218-40.html
9789049953218-41.html
9789049953218-42.html
9789049953218-43.html
9789049953218-44.html
9789049953218-45.html
9789049953218-46.html
9789049953218-47.html
9789049953218-48.html
9789049953218-49.html
9789049953218-50.html
9789049953218-51.html
9789049953218-52.html
9789049953218-53.html
9789049953218-54.html
9789049953218-55.html
9789049953218-56.html
9789049953218-57.html
9789049953218-58.html
9789049953218-59.html
9789049953218-60.html
9789049953218-61.html
9789049953218-62.html
9789049953218-63.html
9789049953218-64.html
9789049953218-65.html
9789049953218-66.html
9789049953218-67.html
9789049953218-68.html
9789049953218-69.html
9789049953218-70.html
9789049953218-71.html
9789049953218-72.html
9789049953218-73.html
9789049953218-74.html
9789049953218-75.html
9789049953218-76.html
9789049953218-77.html
9789049953218-78.html
9789049953218-79.html
9789049953218-80.html
9789049953218-81.html
9789049953218-82.html
9789049953218-83.html
9789049953218-84.html
9789049953218-85.html
9789049953218-86.html
9789049953218-87.html
9789049953218-88.html
9789049953218-89.html
9789049953218-90.html
9789049953218-91.html
9789049953218-92.html
9789049953218-93.html
9789049953218-94.html
9789049953218-95.html
9789049953218-96.html
9789049953218-97.html
9789049953218-98.html
9789049953218-99.html
9789049953218-100.html
9789049953218-101.html
9789049953218-102.html
9789049953218-103.html
9789049953218-104.html
9789049953218-105.html
9789049953218-106.html
9789049953218-107.html
9789049953218-108.html
9789049953218-109.html
9789049953218-110.html
9789049953218-111.html
9789049953218-112.html
9789049953218-113.html
9789049953218-114.html
9789049953218-115.html
9789049953218-116.html
9789049953218-117.html
9789049953218-118.html
9789049953218-119.html