32
Het appartementengebouw van professor Polson leek meer een studentenflat, dacht Perry; niet het huis van een professor met een gezin. Vorige winter, bij zijn college mensenrechten, had hij zelfs iemand ontmoet die in hetzelfde gebouw woonde. Halverwege had de jongen hem bij zich thuis uitgenodigd om samen te studeren, maar toen Perry verscheen, was de student te dronken geweest om zich dat te herinneren. Hij wist niet eens meer wie Perry was.
Toen, net als nu, had er in het trappenhuis een lucht gehangen van verschaald bier dat in een kleed getrokken was. Lucas beklom de trappen voor hem uit en nam elke tree alsof hij veel hoger was dan in werkelijkheid. Perry moest zijn pas inhouden om niet tegen hem op te botsen. Lucas leek wel een oude man, zoals hij zich aan de leuning vastklampte, met zijn kromme, knokige schouders onder een versleten T-shirt. Er stond een tekst op zijn rug, maar de letters waren zo verbleekt dat Perry niet kon uitmaken wat er stond: the final tour of she finds out.
‘Wat is het nummer?’ vroeg Lucas voor de tweede of derde keer toen ze de gang in stapten.
‘Twee drieëndertig.’ Perry gaf Lucas een zetje in de richting van de deur met nummer 233.
Professor Polson deed al open voordat ze konden aankloppen (ze had hen via de intercom binnengelaten, dus ze wist dat ze eraan kwamen en had hen waarschijnlijk al op de gang gehoord). Ze droeg een paarse bloemetjesblouse met plooitjes en lange mouwen, en gebleekte jeans met een lapje op één knie – precies de kleren die Perry had verwacht dat ze thuis zou dragen. Op haar werk was ze altijd in het zwart: zwarte jurken, zwarte rokken, zwarte jasjes. Maar Perry had het gevoel dat ze een rol speelde waar zo’n uniform bij paste, en dat ze zich veel prettiger voelde in hippiekleren, een wijde jurk of rok en een T-shirt met een schilderij van Monet. Hij kon zich haar ook voorstellen met een slappe hoed, sandalen en een vrolijk gekleurde zijden rok.
Ze opende de deur met een zwaai en wenkte hen naar binnen. ‘Ga zitten, jongens, dan haal ik thee.’
Perry slenterde naar binnen, achter Lucas aan, aarzelend waar hij naartoe moest. Lucas liep naar een stoel in een van de kamers, terwijl professor Polson naar de keuken verdween. Hij rook de thee al – of ze had een kaars gebrand voordat ze kwamen en die net uitgeblazen. Het appartement was een zootje, zoals zijn moeder zou hebben gezegd. Er lagen boeken op de grond, sommige opengeslagen, en een stapeltje sweaters en theedoeken naast de bank. Op de vloer lag een kleurig geborduurd oosters kleed, met veel rood en geel, waar het niet tot op de grijze draad was versleten.
Lucas liet zich met een klap in een groenfluwelen leunstoel vallen, die knarsend protesteerde. Hij trok een grimas, alsof er iets in zijn rug porde. Perry ging op de bank zitten, die ook een afgeleefde indruk maakte maar wel lekker zat. Daarnaast stond een decoratieve lamp die een warm gouden licht verspreidde door een kanten kap. Alles leek voor vijftig cent op de rommelmarkt gekocht of afkomstig uit een dure erfenis – of allebei. Perry vond het de meest intrigerende flat die hij buiten een filmset had gezien. Hij had zich professor Polson nooit in haar appartement kunnen voorstellen, maar nu hij hier zat, paste het volledig in zijn beeld. ‘U woont leuk,’ zei hij toen ze binnenkwam met drie bekers.
Professor Polson rolde met haar ogen en gaf hem een beker. ‘Voorzichtig,’ zei ze. ‘Hij is heet.’ Lucas keek ernaar alsof hij nog nooit een beker thee had gezien, maar ten slotte stak hij toch een hand uit en pakte hem aan.
Al sinds Perry hem thuis had opgehaald, deed Lucas alles in slow motion. Ten slotte had Perry het hem maar rechtuit gevraagd, nadat Lucas bijna twintig minuten nodig had gehad om zijn jack dicht te ritsen omdat hij de twee delen van de rits niet aan elkaar kon krijgen. ‘Ben je stoned, man?’
‘Nee,’ zei Lucas, nog steeds worstelend met de rits, tergend langzaam, ‘daar ben ik mee gestopt. Dat doe ik niet meer. Ik slaap er niet van.’
Perry had net willen aanbieden om Lucas’ jack voor hem dicht te ritsen toen het hem eindelijk was gelukt.
‘Bedankt dat jullie gekomen zijn, jongens,’ zei professor Polson. Ze kwam naast Perry op de bank zitten en zette haar mok op het gebloemde lapje op de knie van haar jeans. ‘Hoe gaat het, Lucas? Ik heb je dit jaar nog niet gezien, geloof ik. Heb je een leuke zomer gehad?’
‘Jawel, hoor,’ zei Lucas, die een beetje angstig naar de opstijgende damp boven zijn beker keek. ‘Ja.’
‘Heeft Perry je verteld dat we wilden praten over...?’
‘Ja,’ zei Lucas weer, en hij keek op. ‘Dat zei hij.’
‘En dat is goed, wat jou betreft?’
‘Ja, hoor,’ zei Lucas.
Voor het eerst zag Perry dat er vlak boven Lucas’ slaap een deel van zijn haar verdwenen was – een volmaakte cirkel, zo groot als een kwartje, alsof iemand (Lucas zelf?) daar een pluk haar uit zijn hoofd had gerukt.
‘Lucas?’ zei professor Polson, en ze boog zich naar voren, zodat Perry vanuit zijn gezichtshoek een zilveren bedeltje in de donkere schaduw tussen haar borsten zag hangen. Hij wendde zijn blik af en keek naar Lucas, die naar een kale plek op het oosterse kleed staarde.
‘Alles in orde?’ vroeg professor Polson. Ze nam hem aandachtig op. ‘Je ziet er moe uit. Slaap je wel goed? Rook je wiet, of gebruik je wat sterkers?’
Lucas schudde zijn hoofd en gaf haar hetzelfde antwoord als Perry: dat hij was gestopt met dope ‘en de rest’, in de hoop dat hij beter zou kunnen slapen. ‘Maar ik kan nog steeds niet slapen. Sinds...’
Het bleef een hele tijd stil terwijl professor Polson wachtte tot hij verder zou gaan. Ten slotte maakte ze zijn zin maar voor hem af: ‘Sinds Nicole?’
Lucas bracht zijn handen naar zijn hoofd en begon zijn slapen te masseren. Perry zag dat hij een cirkelvormige beweging maakte met zijn wijs- en middelvingers, op exact dezelfde plaats waar hij dat cirkeltje haar miste.
‘Wil je hier echt wel over praten?’ vroeg professor Polson. ‘Het hoeft niet, als je niet wilt. Ik zit hier niet namens de universiteit, maar alleen als wetenschapper. Mijn interesse gaat uit naar de traditie van dit soort dingen. Ik wil je niet de valse indruk geven dat ik me met bovennatuurlijke zaken bezighoud. Mijn vakgebied is de folklore, begrijp je? Ik wil graag horen wat je te zeggen hebt,’ ging ze verder, ‘en ik geloof onmiddellijk dat jij de waarheid vertelt zoals jij die hebt ervaren. Maar ik heb mijn eigen ideeën over hoe deze dingen gaan, en uiteindelijk zouden die ideeën jou kunnen helpen. Ik weet het niet.’ Ze aarzelde een moment en haalde haar schouders op – die kwetsbaar en tenger leken, vond Perry, als de schouders van een klein meisje.
Toen Lucas niets zei, vervolgde ze: ‘Misschien zou je je daardoor prettiger voelen en de dingen beter begrijpen. Maar het is ook mogelijk dat je professionele hulp wilt. Dan zal ik je een paar adressen geven, voor je slapeloosheid, of andere problemen.’
Lucas liet zijn hoofd weer los, legde zijn handen in zijn schoot en keek professor Polson aan. Toen knikte hij.
‘Vind je het goed dat ik ons gesprek opneem, Lucas? En vertrouw je me als ik je beloof dat niemand die opname zal horen zonder jouw schriftelijke toestemming? Ik wil je dit graag geven, om door te lezen en te ondertekenen.’ Ze stond op en liep naar de boekenkast, waar een vel papier al klaar lag op een rij gebonden boeken. ‘Het is een officiële verklaring dat ik niemand iets over dit gesprek zal vertellen zonder dat ik jou eerst om schriftelijke toestemming heb gevraagd.’
Lucas pakte het papier aan, dat fladderde in zijn hand. Hij keek er een paar seconden naar, knikte toen weer en zette een krabbel – waarschijnlijk zijn naam – met de pen die professor Polson hem aanreikte.
‘Oké,’ zei ze, terwijl ze de verklaring van hem aannam en teruglegde in de boekenkast. ‘Ik zal hier een kopie van maken, dan krijg jij zelf het origineel. Dus je vindt het goed dat dit opgenomen wordt?’
‘Mij best,’ zei Lucas en hij zuchtte diep.
Hij leek op geen enkele manier in staat, vond Perry, om een lang en verstaanbaar verhaal te houden, begrijpelijk of niet, waarheid of verzinsel. Maar toen professor Polson haar kleine recorder – een zilveren dingetje, glad en glinsterend als het bedeltje tussen haar borsten – op de tafel legde en de opnametoets indrukte, nam Lucas het woord alsof hij daar al die tijd met ingehouden adem op had gewacht.
..
‘Nou, oké. Goed. Jezus (lange zucht). Eigenlijk kende ik haar niet eens zo goed. Craig was een vriend van me, en ik geloof dat ze me niet erg mocht. Vanaf het begin zei Craig tegen me dat ze bezwaar had tegen blowen, dat het, nou ja, tegen haar religie was, en dat Craig zich lullig gedroeg als hij had gerookt. Dat was wel zo. Craig kon behoorlijk flippen als hij blowde. Dan begon hij in zichzelf te praten – te mompelen, eigenlijk. Hij zocht ruzie, of hij begon te janken omdat zijn ouders gingen scheiden of wat dan ook. Of hij wilde uit stelen gaan. Ik weet het niet. Ze had dus wel gelijk. En ze dacht dat ik zijn dealer was, hoewel Craig zijn stuff ergens anders vandaan haalde.
Het lag niet alleen aan mij, maar ik dacht echt dat ze de pest aan me had. Nou ja, dat zei hij dus. Ik had nooit meer dan twee woorden met haar gewisseld. Behalve één keer, die keer voor de laatste keer, bedoel ik.
Ik zat op mijn kamer te roken en naar muziek te luisteren toen ze op mijn deur klopte. Zodra ik haar zag zei ik: “Sorry, hij is er niet.” Maar zij kwam niet voor Craig. Dus hield ik de deur open en zei: “Oké, wat kan ik voor je doen?” Ik was stoned, dus misschien heb ik dat niet letterlijk zo gezegd, maar meer iets als: “Oké, wat moet je?” Want ik herinner me nog dat ze haar mondhoeken omlaag trok, heel afkeurend.
Ze stapte gewoon langs me heen mijn kamer binnen. Ik heb een kamer alleen, als mentor van het huis. Ze liep naar mijn bed en ging op de rand zitten. Het was begin februari, maar ze droeg een kort rokje en sandalen. Toen boog ze zich naar voren, legde haar handen op haar knieën en keek me aan. Ik stond daar, en misschien omdat ik stoned was of omdat ze zulk blond haar had, maar het leek alsof ze licht uitstraalde, een rokerig licht, een beetje pulserend, zoals... Ik weet het niet.
Goed, nou ja, ik ben er niet zeker van, maar ik geloof dat ze de bovenste twee knoopjes van haar blouse losmaakte en haar borsten tegen elkaar drukte. En ze zei zoiets als: “Vind je me niet leuk?” Dat vond ik best wel, maar Craig was mijn vriend, ze gingen al vier maanden met elkaar en hij was tot over zijn oren verliefd op haar. Dus zei ik: “Ja, hoor. Is het uit tussen jou en Craig?” Daar moest ze om lachen, en ze zei: “Heb je nooit eerder het vriendinnetje van je vriend geneukt?” Ik geloof dat ik zo stoned was dat ik niet wist wat ik moest zeggen, want ik zweer je dat er kleine vlammetjes, flakkerende vlammetjes, uit de zijkant van haar hoofd kwamen, als hoorntjes. Ik bedoel, als ik écht stoned ben, zie ik soms van die dingen, een hallucinatie of wat ook. Ik heb eens een stralenkrans boven het hoofd van mijn oma gezien. En op een avond dacht ik dat mijn ex-vriendinnetje een staart had toen ze opstond om naar de wc te gaan. Een zwiepende staart. (Lacht en hoest.)
Maar ik schrok wel van die hoorntjes van Nicole. Dus ik zei: “Oké, Nicole, je moest maar weer eens gaan.” Ik liep naar de deur en hield die voor haar open. Ze kwam heel langzaam overeind, liep langs me heen met haar blouse nog halfopen, en opeens sloeg ze haar armen om mijn nek, drukte zich tegen me aan en begon me te kussen. Het was gewoon een reflex, ik bedoel, ze was behoorlijk hot, misschien wel de lekkerste meid die ik ooit gezien had, dus kuste ik haar terug, en dat ging een hele tijd zo door. Ze probeerde me weer mee te trekken, de kamer in, maar ik zei: “Nee, je moet nou echt gaan.” Ze begon te lachen, knoopte haar blouse dicht en zei: “Ik kom terug, Lucas. Je gaat met me naar bed, dat weet je zelf ook, omdat jij het wilt, en ik ook.”
Daarna heb ik steeds geprobeerd uit haar buurt te blijven als ze met Craig was, omdat ik me schuldig voelde en behoorlijk zenuwachtig van haar werd. Daarna kwam ze nog eens naar mijn kamer zonder Craig, maar Murph was bij me en we waren bezig een zakje... (schraapt zijn keel) te verdelen. Ze kwam binnen, ging op mijn bed liggen en stak haar hand uit om met mijn haar te spelen. Murph keek van wat-krijgen-we-nou, dus vroeg ik haar om weg te wezen. Als de politie of iemand van het bestuur toevallig langskwam, zou ze medeplichtig zijn of zoiets. Ze was zogenaamd zo’n braaf meisje, daarom wist ik dat ze zou opstappen als ik dat zei, en dat deed ze ook; ze vertrok.
Daarna, in de vakantie, zat ik een week in Mexico, en vanaf dat moment heb ik haar en Craig nauwelijks meer gezien tot aan die avond dat hij... Ik weet dat het mijn schuld niet was, begrijp je. Maar die hele toestand... zij en ik, de dope die ik gebruikte en dealde. En het was míjn auto, verdomme! Ze is verongelukt met míjn auto! Omdat ze in míjn auto zat.’
Hier zegt professor Polson iets op de achtergrond, te ver bij de microfoon vandaan om verstaanbaar te zijn.
‘Ja. Dat zeg ik ook elke dag tegen mezelf. Maar toch blijft het een feit dat als ik gewoon nee had gezegd: “Nee, man, je ziet er niet goed uit, dus je krijgt mijn auto niet.” Of zoiets. Als ik een smoes had verzonnen, dat ik de sleutels niet kon vinden, of dat ik de auto zelf nodig had, dan zou dat ongeluk nooit zijn gebeurd en zou Nicole nu niet dood zijn. Hij kende hier niemand anders die hem een auto had kunnen lenen. Nou ja, het maakt nu niets meer uit, maar toch spookte dat het hele voorjaar door mijn kop. Met die rouwdienst, de posters, en... Ik kon er niet van slapen. En ik blowde nog veel. Waarschijnlijk had ik beter naar huis kunnen gaan of dat vakantiebaantje in Montana kunnen aannemen zoals ik had afgesproken, maar ik besloot hier te blijven. Ik weet het niet, ik heb niet eens het semester helemaal afgemaakt, hoewel ik best redelijke cijfers haalde en mijn professoren me een beetje hadden gematst bij de tentamens. Ik heb hier de hele zomer gezeten.
Het leek wel of iedereen vertrokken was, behalve Murph en ik, en met Murph ging het ook niet goed, maar om andere redenen. Zijn vriendin. En bovendien begon hij speed te gebruiken, waardoor hij zo raar ging doen dat ik ook maar uit zijn buurt bleef.
Ik woonde in een appartement dat ik onderhuurde in een gebouw aan Coolidge, met een stuk of veertig flats, die volgens mij allemaal leegstonden, op eentje na, waar de Meth Lady woonde, die ’s nachts met zwarte ogen en shit door de gangen dwaalde en riep dat ze een baby zocht en god-mag-weten-wat. Ik vertrouwde het niet, dus kwam ik nog maar zelden thuis en dwaalde door de stad met Coldplay op mijn iPod. Hun laatste cd gaat vooral over de dood. En toen begon ik haar te zien.’
Er valt een stilte. Ten slotte professor Polson, op de achtergrond: ‘Nicole?’
‘Ja.’
Nog een pauze, gevolgd door een vraag die op de opname niet verstaanbaar is.
‘Oké. Natuurlijk wist ik het zeker. Ik bedoel, ik heb me geen moment afgevraagd of ze het was. Ze wás het gewoon. Ik herkende haar. Ze had haar haar geverfd, maar het was Nicole. En ze herkende mij ook. De eerste keer deed ze nog of ze me niet zag. Ze draaide zich om en verdween snel de andere kant op. Dat was bij Barnes & Noble. Het leek of ze net een boek had gekocht. Ik stond als aan de grond genageld. Het was alsof... Hoe moet ik het zeggen? Niet alsof ik een geest had gezien, meer alsof ik door een kier had gekeken.’
Stilte. Nog een vraag.
‘Precies.’
Professor Polson: ‘Sorry dat ik het vraag, Lucas, maar was je stoned?’
‘Nee. Was dat maar zo! Dat zou een verklaring zijn geweest. Ik gebruikte helemaal niks, omdat ik had gesolliciteerd op seizoenswerk bij de Road Commission, toen ik besefte dat ik minstens nog een jaar nodig zou hebben om af te studeren. Bij die sollicitatie hoorde ook een drugstest, maar daar ben ik uiteindelijk niet naartoe gegaan. Die middag ging ik terug en werd ik weer stoned. Ik wist dat ik toch niet door die test zou zijn gekomen na alle shit die ik een paar weken eerder nog had gerookt. Maar opeens zag ik haar overal. Ze zat met een vent aan de bar bij Clancy’s, achter een laptop, terwijl ze iets typten. Ik wist dat het Nicole was. Ik bedoel, haar haar zat anders, maar dat was ook het enige verschil. Een paar dagen later zag ik haar de straat oversteken bij de rechtenfaculteit, en ze zag mij ook. Ze was maar iets van vijftien meter bij me vandaan en ik wist dat ze me zag, want ze glimlachte en zwaaide even. De laatste keer dat ik haar zag kwam ik heel laat terug van Murph – ik was stoned, dat geef ik toe... wiet en andere stuff – maar ik weet heel goed wat er gebeurde. Ik weet...’
Schraapt zijn keel. Korte stilte.
‘Ze liep een halve straat achter me en ze volgde me. Ik keek steeds over mijn schouder en ik wist zeker dat zij het was.’
Professor Polson: ‘Was het dan niet donker?’
Nee. Overal straatlantaarns, genoeg licht. Het was Nicole, en ik begon steeds sneller te lopen, totdat ik dacht: wat doe ik nou? Dus bleef ik staan, voor de deur van mijn appartementengebouw, en draaide me om. “Ik weet dat jij het bent,” zei ik tegen haar.
Ze lachte en kwam naar me toe. “Ik ga naar binnen,” zei ik, en ik liep de gang door naar mijn appartement. Maar ik deed de deur niet achter me op slot, misschien omdat ik toch wilde dat ze binnen zou komen. Ik ging op de bank zitten, zonder het licht aan te doen, omdat... Ik weet het niet, maar ik vond het akeliger om haar in het licht te zien. Ze kwam binnen en bleef even op de drempel staan. Ik zag haar heel goed, in het schijnsel uit de gang. Ze glimlachte en vroeg: “Mag ik binnenkomen?” En ik zei: “Mij best. Je doet maar.”
Ze deed de deur achter zich dicht. En net als die eerste keer begon ze haar shirt los te knopen – een soort dunne, witte blouse. Ze trok hem uit, ritste haar short los en kwam naast me op de bank zitten. We kusten, en ik geloof zelfs dat ik moest huilen. Na afloop zei ze tegen me: “Ik had het je toch gezegd?” Toen kleedde ze zich weer aan en vertrok.’
Vraag. Stilte.
‘Dat weet ik niet. Ik kan me niet herinneren wat ik heb gezegd of dat ik haar zelfs maar iets heb gevraagd. Ik... Het leek of we ergens anders waren. Ik was bang en opgewonden tegelijk, maar vooral toch bang. Ik zat te beven, en ik weet nog dat ze daarom moest lachen. Mijn tanden klapperden; dat vond ze heel grappig. Omdat zij toch degene was die het koud moest hebben, zei ze.
Sindsdien heb ik haar niet meer gezien, maar het lijkt of ik haar overal tegenkom. Steeds als ik een hoek omsla. Maar dan is ze het toch niet. Ik slaap met het licht aan, of ik slaap helemaal niet. Ik...’
Hier eindigt het interview.
‘Lucas,’ zei professor Polson, ‘ik wil je niet kwetsen, maar ik moet nu iets doen. Ik pak de telefoon om de medische hulpdienst te bellen en een afspraak voor je te maken.’
Lucas knikte, alsof hij dat had zien aankomen.
Professor Polson liep naar de keuken om te bellen. Het leek een eeuwigheid te duren voordat ze terugkwam met een papiertje in haar hand waarop de naam van een therapeut stond, bij wie Lucas de volgende morgen terecht kon. Lucas keek even naar Perry, alsof hij hem wilde vragen of hij het papiertje moest aanpakken, en Perry knikte – een beetje droevig, maar ook opgelucht.