48

ornament.jpg

Vier dagen lang leefde Shelly in ochtendjas en pantoffels, behalve als ze zich uitkleedde om naar bed te gaan. Ze wist dat ze uiteindelijk weer boodschappen zou moeten halen, vooral kattenvoer en kattenbakkorrels, maar vandaag hoopte ze nog op een etmaal in badjas en slippers. Ze deed de lamp op haar nachtkastje aan en pakte het boek waarin ze nog niet één bladzijde had gelezen in al die uren dat ze het open voor haar neus had gehad sinds de dag waarop ze was ontslagen.

Die middag was ze thuisgekomen, had de stekker van de telefoon eruit getrokken en niet eens de computer aangezet. Een paar keer was er op haar deur geklopt, en op een gegeven moment leek het of iemand een baksteen of een lijk op haar stoep gooide, maar ze was niet naar buiten gestapt om te kijken en had zelfs het gordijn niet teruggeschoven. De post viel door een gleuf in de deur en stapelde zich dus niet buiten op, zodat de buren zich konden afvragen of ze in het bad was uitgegleden. Ze had geen abonnement op een krant en liet alle rekeningen, folders en andere post op de deurmat liggen.

Jeremy vond het heerlijk. Eindelijk had hij dag en nacht gezelschap – gezelschap dat nog langer sliep dan hij.

Toch was Shelly niet zo dom om te denken dat haar leven hier ophield. Vroeg of laat zou ze de rekeningen moeten betalen die verspreid in het halletje lagen. Vroeg of laat zou ze het huis te koop moeten zetten, haar spullen moeten pakken en verhuizen naar een andere stad, waar ze werk kon krijgen.

Maar niet vandaag.

Vandaag was weer een dag om met nietsziende ogen in Cold Mountain te staren.

In de laatste maanden van haar huwelijk met Tim had Shelly geleefd voor die paar dagen per maand dat hij weg moest voor zijn werk of een weekend ging vissen, zodat zij de kans kreeg om in haar badjas te stappen (dezelfde die ze nu droeg), de gordijnen te sluiten en in bed te kruipen.

In die tijd had ze zichzelf niet als depressief beschouwd. Ze had nog nooit de lijst van symptomen gezien die je tegenwoordig in elk tijdschrift tegenkomt, met als eerste verschijnsel de ‘onwil om uit bed te komen’. Ze vroeg Tim om haar te bellen als hij nog een uurtje van huis was, zogenaamd om het eten klaar te hebben, maar in werkelijkheid om zelf op te staan, te douchen, zich aan te kleden en de wereld – in de gedaante van Tim – weer onder ogen te kunnen zien als hij de deur binnenstapte.

Nu was er niemand meer voor wie ze zich uit bed hoefde te slepen, niemand die ze hoefde te confronteren of te verzoenen. Voorlopig, tenminste. Want als dit zo doorging (de telefoon eruit, haar mobieltje uitgeschakeld, geen enkele mail beantwoord), zou Rosemary ongerust worden en komen kijken.

Er was wel vaker meer dan een week voorbijgegaan dat Shelly niet met Rosemary had gesproken. Haar vriendin zou denken dat ze het druk had met haar werk. Rosemary wist nog niet dat Shelly was ontslagen. Shelly had geen woord meer over Josie gezegd sinds dat telefoongesprek waarin Rosemary had gevraagd: ‘Je bent toch niet verliefd op dat meisje?’ Ze had het haar wel willen vertellen, uiteindelijk, maar het was er niet van gekomen. Laat staan dat ze iets over de seks zou hebben gezegd. Of over de foto’s. Of over het ontslaggesprek met de rector. Ze hadden nog heel wat bij te praten, zoals dat heette.

Shelly draaide zich op haar zij, en Jeremy gromde even toen hij slaperig met haar mee draaide.

Jezus.

Ondanks alle schaamte en ellende merkte Shelly tot haar eigen schrik en verbijstering dat ze, elke keer als ze haar ogen sloot, niet aan haar publieke vernedering dacht, niet aan het verlies van haar inkomsten, haar identiteit, haar baan en haar léven, maar aan Josie Reilly!

Aan de holte van Josies sleutelbeen, half in de schaduw van de maan, in Shelly’s bed. Aan haar witte tanden als ze zachtjes in haar onderlip beet, vochtig en glanzend in het ochtendlicht.

Net als haar kat gromde Shelly even. Ze begroef haar gezicht in haar handen en dacht aan het laatste telefoontje van het universiteitsbestuur. ‘U moet goed begrijpen dat u geen enkel contact meer mag hebben met de betrokken studente. Iedere poging daartoe kan tot juridische stappen leiden, van haar of van ons.’

‘Natuurlijk,’ had Shelly gemompeld, terwijl ze de telefoon bij haar oor vandaan hield. God, dacht ze, toen ze ophing. Nu was ze al zo’n verknipte viespeuk geworden van wie ze vreesden dat ze een studente zou stalken.

Maar zelfs terwijl ze dat dacht klapte Shelly haar mobieltje al open en zocht Josies nummer in haar adresboek. Met een luide zucht sloeg ze de telefoon weer dicht.

Nooit meer contact met dat stomme kleine kreng, het mooiste wezen op deze hele, uitgebluste wereld?

Shit. Ze gooide de dekens van zich af en zette haar voeten op de vloer. Wat had ze feitelijk te verliezen?

Ze hadden gezegd dat ze geen contact meer mocht opnemen met ‘de betrokken studente’, maar niemand had haar verboden om in Starbucks te gaan zitten, waarvan ze wist dat ‘de betrokken studente’ er dagelijks wel tien keer kwam.

Het Ontwaken
9789049953218.html
9789049953218-1.html
9789049953218-2.html
9789049953218-3.html
9789049953218-4.html
9789049953218-5.html
9789049953218-6.html
9789049953218-7.html
9789049953218-8.html
9789049953218-9.html
9789049953218-10.html
9789049953218-11.html
9789049953218-12.html
9789049953218-13.html
9789049953218-14.html
9789049953218-15.html
9789049953218-16.html
9789049953218-17.html
9789049953218-18.html
9789049953218-19.html
9789049953218-20.html
9789049953218-21.html
9789049953218-22.html
9789049953218-23.html
9789049953218-24.html
9789049953218-25.html
9789049953218-26.html
9789049953218-27.html
9789049953218-28.html
9789049953218-29.html
9789049953218-30.html
9789049953218-31.html
9789049953218-32.html
9789049953218-33.html
9789049953218-34.html
9789049953218-35.html
9789049953218-36.html
9789049953218-37.html
9789049953218-38.html
9789049953218-39.html
9789049953218-40.html
9789049953218-41.html
9789049953218-42.html
9789049953218-43.html
9789049953218-44.html
9789049953218-45.html
9789049953218-46.html
9789049953218-47.html
9789049953218-48.html
9789049953218-49.html
9789049953218-50.html
9789049953218-51.html
9789049953218-52.html
9789049953218-53.html
9789049953218-54.html
9789049953218-55.html
9789049953218-56.html
9789049953218-57.html
9789049953218-58.html
9789049953218-59.html
9789049953218-60.html
9789049953218-61.html
9789049953218-62.html
9789049953218-63.html
9789049953218-64.html
9789049953218-65.html
9789049953218-66.html
9789049953218-67.html
9789049953218-68.html
9789049953218-69.html
9789049953218-70.html
9789049953218-71.html
9789049953218-72.html
9789049953218-73.html
9789049953218-74.html
9789049953218-75.html
9789049953218-76.html
9789049953218-77.html
9789049953218-78.html
9789049953218-79.html
9789049953218-80.html
9789049953218-81.html
9789049953218-82.html
9789049953218-83.html
9789049953218-84.html
9789049953218-85.html
9789049953218-86.html
9789049953218-87.html
9789049953218-88.html
9789049953218-89.html
9789049953218-90.html
9789049953218-91.html
9789049953218-92.html
9789049953218-93.html
9789049953218-94.html
9789049953218-95.html
9789049953218-96.html
9789049953218-97.html
9789049953218-98.html
9789049953218-99.html
9789049953218-100.html
9789049953218-101.html
9789049953218-102.html
9789049953218-103.html
9789049953218-104.html
9789049953218-105.html
9789049953218-106.html
9789049953218-107.html
9789049953218-108.html
9789049953218-109.html
9789049953218-110.html
9789049953218-111.html
9789049953218-112.html
9789049953218-113.html
9789049953218-114.html
9789049953218-115.html
9789049953218-116.html
9789049953218-117.html
9789049953218-118.html
9789049953218-119.html