19

ornament.jpg

Het was de Dag van het Rottende Lijk. Terwijl de studenten het lokaal binnendromden, schreef Mira op het bord:

..

He looks like he’s asleep.

It’s a shame that he won’t keep,

But it’s summer and we’re running out of ice...

..

– ‘Pore Jud is Daid’ (uit Oklahoma!)

Perry Edwards was de eerste die binnenkwam, met zijn schrift al opengeslagen om het citaat op het bord (meer bedoeld als grap dan als een serieuze aantekening) te noteren.

Hij droeg een sombere zwarte broek en een wit button-down shirt, alsof hij van een concert van de Glee Club of van een begrafenis kwam.

‘Perry,’ zei Mira, voordat de anderen goed en wel zaten, ‘wil jij de projector bedienen?’

‘Natuurlijk, professor Polson.’ Hij stond op en liep naar de stoel naast de diaprojector.

‘Goed,’ zei Mira. ‘Vandaag is de grote dag. Ik zal jullie je eerste essay opgeven, dat volgende week klaar moet zijn. Dat heb ik nog niet eerder gedaan, omdat ik het geen goed idee vind – zoals sommige professoren – om studenten een máánd de tijd te geven voor een werkstuk. Hoe meer tijd jullie krijgen, hoe langer jullie het uitstellen, is mijn ervaring. Maar zoals ik al in het programma voor dit college schreef, accepteer ik geen essays die te laat zijn, dus ik stel voor dat jullie vandaag nog met deze opdracht beginnen. Het werkstuk kan zo lang zijn als je het zelf wilt maken om je argumenten te onderbouwen, maar niet korter dan tien bladzijden.’

‘Tien bladzijden!’ riep Karess Flanagan. Toen bloosde ze en keek om zich heen alsof iemand anders het had gezegd.

Mira vroeg zich af wat voor ouders hun kind in vredesnaam Karess noemden. Natuurlijk konden ze niet weten dat hun baby zou opgroeien tot een ongelooflijk sexy, donkerharige schoonheid met een C-cup en glanzend rode lippen, nietwaar? Mira had er nauwelijks een voorstelling van hoeveel grappen en grollen er in de loop van de jaren in jongenskleedkamers over die naam en dat meisje waren gemaakt.

Karess keek nog steeds geschokt, vanwege het aantal pagina’s, haar eigen uitroep, of allebei.

‘Heb je het programma niet gelezen?’ vroeg Mira. Ze haalde de brochure uit de map op haar bureau. ‘Onder het kopje “Vereisten” staat heel duidelijk: “Voor vijf essays, van tien pagina’s of langer, met dubbele interlinie, moet een voldoende worden gehaald om te kunnen slagen.”’

Karess wist tegelijkertijd te knikken en haar hoofd te schudden.

‘En hier is jullie onderwerp,’ zei Mira.

Uit dezelfde map haalde ze een stapeltje kopieën van de opdracht, die ze aan Karess gaf om rond te delen. Toen het meisje opstond, namen alle jongens in het lokaal (behalve Perry, die de bediening van de projector bestudeerde) haar van haar enkels tot haar borsten op. En daar bleven hun blikken ook rusten totdat ze weer ging zitten.

‘Straks krijgen jullie de tijd om het door te lezen,’ zei Mira, ‘maar ik zal de grote lijnen vast uitleggen. Het moet een persoonlijk werkstuk worden, waarin jullie je eigen bijgeloof over de dood – persoonlijk en cultureel gezien – onder de loep nemen. Allereerst zou je kunnen uitleggen waarom je je voor dit college hebt opgegeven, maar je kunt ook aandacht besteden aan de rituelen rond begrafenis en crematie, of andere ceremonies die je kent uit je familie of de samenleving. Wat zijn je eigen ervaringen met de dood? Ben je ooit in de nabijheid van een dode geweest, en wat voelde je toen? Hoe zit het met je eigen angst voor de dood? Of waarom trekt de dood je aan?’

Hier en daar werd gesnoven en verbaasd gemompeld. Zo ging dat elk jaar.

‘Want,’ vervolgde Mira stoïcijns, ‘jullie zijn wel de laatsten om mij te vertellen dat dit onderwerp niets aantrekkelijks voor jullie heeft. Anders zouden jullie je niet hebben aangemeld voor een college over de doden en de dood. Jullie konden immers nog uit twintig andere vakken kiezen. Hoewel ik mezelf graag vlei met de gedachte dat dit elk jaar weer het populairste college van Godwin Honors College is omdat ik zo’n geweldige docent ben, geloof ik dat niet echt. Er moeten andere redenen zijn, die mogelijk verband houden met bijvoorbeeld het feit dat jonge vrouwen zonder veel belangstelling voor andere poëzie dan de gedichtjes op de Hallmark-kaarten toch worden gefascineerd door Sylvia Plath, of waarom Kurt Cobain, die nauwelijks lang genoeg heeft geleefd om meer dan een handvol goede nummers te schrijven en te zingen zoveel fans heeft onder puberjongens. Dit zijn dus de thema’s,’ zei Mira, met een blik om zich heen, vooral naar de studenten die het minst onder de indruk leken, ‘die jullie in dit essay moeten onderzoeken, zo grondig mogelijk en met al het kritische vermogen en persoonlijke inzicht waarover je beschikt.’

Ze draaide zich om, ging weer achter haar bureau zitten en zei op wat zakelijker toon: ‘Op de website van het college vinden jullie werkstukken uit voorafgaande jaren. Verder nog vragen?’

De studenten keken Mira aan of staarden naar het formulier met de opdracht, sommigen met open mond. Daarna kwamen er vragen over lettertype, citaten en kantlijnbreedte. Mira maakte duidelijk dat tien bladzijden ook écht tien bladzijden waren. Het spervuur van vragen zwakte af toen bleek dat daar niet mee te marchanderen viel – ook al hadden de leraren op hun middelbare school de titelpagina ook als bladzij meegeteld, of een kantlijn van vijf centimeter en een lettergrootte van achttien punten toegestaan.

‘Goed,’ zei Mira, en ze zuchtte eens. ‘En dan nu: verrotting en bederf.’

Gegrinnik en gekreun.

‘Het spijt me,’ zei ze, ‘maar als we iets van de folklore en het bijgeloof rond de doden willen begrijpen, moeten we ons eerst verdiepen in de realiteit van dood en ontbinding. Hier in het westen, in de tijd waarin wij leven, kom je maar zelden verrotte menselijke resten tegen, maar de technologie en de dienstverlening die ons tegen die akelige werkelijkheid beschermen bestaan nog maar nauwelijks een eeuw, en op veel plekken van de aarde tref je die ook niet aan. Het ontbindingsproces van een dood lichaam blijft dus een ingrijpende psychische en culturele herinnering. Ik neem aan dat iedereen in zijn lesmateriaal het artikel uit The Chemistry of Death van W.E.B. Evans heeft gelezen?’

Een paar mensen knikten. Mira dimde het licht en trok het scherm omlaag voor het bord. ‘Oké. Perry, wil jij de projector aanzetten? De eerste dia, alsjeblieft.’

Het eerste beeld was een opname uit Dawn of the Dead. Een ‘lijk’ in rafelige kleren achtervolgde een mooi jong meisje over een smaragdgroen grasveld.

‘Waarschijnlijk kennen jullie die film. En ik denk dat de meesten van jullie ook het verhaal ‘Het apenpootje’ wel kennen, waarin een echtgenoot bij zijn vrouw komt met een apenpootje, dat hem het recht zou geven op drie wensen. De eerste wens, een hoog geldbedrag, heeft als gevolg dat hun zoon om het leven komt bij een mijnongeluk – waarvoor de levensverzekering exact dat bedrag uitkeert. Een paar dagen na de begrafenis van hun zoon doet de vrouw, gebroken van verdriet, een tweede wens: de terugkeer van de jongen. Ze wil de hoop al opgeven als het echtpaar op een late avond trage, schrapende geluiden op het tuinpad hoort. De vrouw wil naar de deur rennen, maar de man houdt haar tegen. In tegenstelling tot zijn vrouw schijnt hij te beseffen wat voor gedaante hun zoon na een paar dagen in zijn graf moet hebben aangenomen. Dus doet hij een derde wens, om de jongen weg te sturen.

Ik heb nu een vraag aan jullie. Het gaat om jullie dierbare, enige zoon, en jullie zijn verantwoordelijk voor zijn dood. Zouden jullie de deur opendoen?’

‘Nee!’ klonk het unaniem. Karess Flanagan drukte zelfs haar handen tegen haar roze wangen en schudde haar hoofd.

‘Waarom niet?’ vroeg Mira, zogenaamd geschokt door hun hardvochtigheid. ‘Hij is jullie zóón! Jullie lieve kind. Waar ben je dan bang voor?’

‘Hij is dood!’

‘Nou en? Hij is terug!’ bauwde Mira hun toon na. De studenten lachten.

‘Hij is niet meer dezelfde,’ zei Miriam Mason. ‘Hij is begráven!’

‘En hij zal woedend zijn,’ voegde Tony Barnstone eraan toe.

‘Misschien wel, misschien niet.’ Mira haalde haar schouders op. ‘Hij zou wel begrijpen dat je je gewoon vergist hebt in die eerste wens. Met je tweede wens heb je immers geprobeerd hem weer uit het graf te krijgen.’

‘Dode mensen zijn áltijd woedend,’ hield Tony vol.

‘Vertel me dan eens waarom,’ zei Mira. ‘Waarom zou iemand die altijd heel aardig en verlegen was, na zijn dood opeens in een monster veranderen?’ Met haar potlood wees ze naar de dolle zombie op de filmfoto.

Er kwam geen antwoord.

‘Perry? De volgende dia?’

Nu verscheen er een foto die Mira zelf in Bosnië had gemaakt tijdens haar Fulbright-jaar. Een oude vrouw in een zwarte jurk liep achterwaarts de deur uit van haar kleine huisje op een heuvel. Ze veegde de drempel schoon.

‘Dit is een Bosnische vrouw. Haar enige dochter was een paar dagen voordat ik deze foto nam aan longontsteking overleden. Ik was in het dorp en werd uitgenodigd voor de begrafenis, waar ik zag hoe de vrouw zich op de kist van haar dochter wierp, klauwend met haar vingers. Ze moest ten slotte door haar zoons worden weggetrokken. Tijdens de rouwstoet en de dienst liet de vrouw zich in haar wanhoop wel vijf of zes keer op haar knieën vallen. Maar hier...’ – Mira wees met haar potlood naar de bezem – ‘veegt ze achterwaarts haar drempel schoon, precies achtenveertig uur na haar dochters dood, om ervoor te zorgen dat het meisje niet terug kan komen.’

Een paar studenten kauwden op hun potlood.

‘Perry?’

Hij projecteerde de volgende dia, de meest provocerende die Mira zo vroeg in het semester durfde te vertonen. Het was een zwart-witfoto uit een mortuarium, van Marilyn Monroe die op een brancard lag, met een laken tot aan haar hals. Haar gezicht was helemaal slap, met ingevallen, vlekkerige wangen, verkleurd bij de jukbeenderen, het voorhoofd en de neus. Haar haar was strak naar achteren gekamd, achter haar hoofd, en haar lippen vormden een dunne grimas.

‘Dit is de laatste foto van Marilyn Monroe,’ zei Mira.

‘Jezus!’ riepen een paar mensen, zoals verwacht. Anderen slaakten een onderdrukte kreet van afgrijzen toen ze in de verwrongen gelaatstrekken van de dode het icoon van seks en schoonheid herkenden. Sommige studenten gingen wat meer rechtop zitten en bogen zich over hun tafels om het beter te kunnen zien. Niemand wendde zich af.

‘Perry?’

De volgende dia was de beroemde foto van Marilyn Monroe die boven een luchtrooster van de metro staat en doet alsof ze de plooirok van haar witte jurk omlaag probeert te houden.

‘Dank je, Perry, zet de projector maar uit,’ zei Mira. ‘Zoals jullie nu uit je lesmateriaal weten, treden er binnen twaalf tot vijftien uur de volgende veranderingen op als een lijk onbehandeld en ongekoeld blijft liggen: het lichaam verandert van kleur, meestal naar een soort paars-roze; dit heet hypostasis.’

Mira schreef de term op het bord.

‘Al eerder dan twaalf uur, afhankelijk van het weer, treedt er een zware zwelling op, die de gelaatstrekken onherkenbaar maakt. Dat komt door de opbouw van gassen in het lichaam, Er verschijnen blaren op de huid, die barsten en de opperhuid wordt afgeworpen.’

Vervolgens schreef ze het woord ‘sacromenos’ op het bord.

‘Dit,’ wees ze, ‘is Grieks voor “vampier”. Het betekent letterlijk: “vlees gemaakt door de maan”. Je kunt je dat vlees wel voorstellen bij een dode, na de huidloslating?’

Haar studenten knikten, een beetje versuft.

‘Een paar uur na de huidloslating,’ vervolgde Mira, ‘begint het verlies van bloederige lichaamssappen uit de openingen en worden de oogbollen vloeibaar. Binnen vierentwintig uur – opnieuw afhankelijk van het weer – komen de maden, en nog eens vierentwintig uur later vallen de nagels en de haren uit. Het weefsel verandert in een half-vloeibare massa. Samen met de opbouw van gassen zorgt dit ervoor dat de onderbuik openbarst, vaak met een luidruchtige explosie. Het zal jullie misschien niet verbazen dat de voornaamste oorzaak van shell shock, zoals we dat vroeger noemden bij oorlogsveteranen – of posttraumatische stress, zoals het tegenwoordig heet – niet het exploderen van granaten is, of zelfs de angst voor de dood, maar de confrontatie met lijken. Daarom durfde de oude man uit “Het apenpootje”, die nog in de tijd vóór de commerciële begrafenisondernemers leefde en misschien zelf wel een oorlogsveteraan was, de deur niet open te doen voor zijn drie dagen dode zoon, en daarom veegde de oude vrouw in Bosnië haar drempel om te voorkomen dat haar geliefde dochter naar huis zou terugkeren. Daarom is de angst voor de doden, en de overtuiging dat zij boosaardig en walgelijk zijn, zo hardnekkig en heeft die angst zoveel van onze rituelen en overtuigingen beïnvloed. Dát wordt het onderwerp van ons volgende college.’

Er waren geen vragen. De studenten leken een beetje gedesoriënteerd, zoals dikwijls op de Dag van het Rottende Lijk. Mira liet hen tien minuten voor tijd al gaan. Zwijgend raapten ze hun spullen bijeen. Terwijl ze langs haar bureau naar de deur schuifelden, maakte Perry de projector van het stopcontact los en wikkelde het snoer zorgvuldig op. Toen Mira haar papieren in haar tas deed, vroeg hij: ‘Spreken we elkaar vanmiddag nog, professor?’

Mira keek op haar horloge. Het was dinsdag, en Clark zou graag verlost worden van de tweeling, die die ochtend extra vervelend was geweest. Ze hadden hun Cheerio’s door de keuken gesmeten en tegen Mira gebruld in hun muzikale, onbegrijpelijke taaltje. ‘Kom niet te laat thuis,’ had Clark gezegd toen Mira haastig vertrok.

Ze bleef staan en draaide zich om. ‘Clark,’ zei ze, ‘ik zal mijn best doen, maar ik heb nu eenmaal een baan, met studenten, collega’s, e-mails, telefoontjes...’

Clark hief een hand op en schudde zijn hoofd. ‘Je hoeft het allemaal niet op te noemen, Mira. Ik begrijp het zo ook wel. Ik zie je als je klaar bent.’

‘Clark...’ had ze gezegd, terwijl ze haar handen uitstak – niet om contact te maken, besefte ze, maar meer alsof ze hem haar polsen aanbood om door te snijden. Ze zei opnieuw zijn naam, maar hij was al naar de badkamer verdwenen en had de deur achter zich dichtgetrokken.

Nu keek ze Perry aan.

Het hele weekend had ze over hun project nagedacht. Ze had wel honderd vragen aan hem, en er gloorde een vreemd sprankje hoop voor de toekomst. Onwillekeurig (ze wist dat je niet te hard van stapel moest lopen) had ze al een titel bedacht: The American Campus: Sex, Superstition, and Death – ‘De Amerikaanse universiteit: seks, bijgeloof en de dood.’

Het was de eerste keer sinds de geboorte van de tweeling, moest ze toegeven, dat ze het gevoel had dat ze misschien een volgend boek – en een academische toekomst – in zich had.

‘Ja,’ zei ze tegen Perry, ‘we moeten praten. Maar binnen een uur moet ik weg om voor mijn kinderen te zorgen.’

Ze haalde haar schouders op, maar voelde een klef brok in haar keel, dat waarschijnlijk te maken had met de tweeling en de manier waarop de jongens die ochtend hadden opgekeken vanuit hun kinderstoeltjes toen ze zich over hen heen boog om hen te kussen. Hun gezichtjes waren nog nat van de melk en een paar plakkerige restjes Cheerio. Mira was te bang geweest voor hun reactie op haar vertrek (en hoe Clark weer op hén zou reageren) om eerlijk afscheid te nemen. Ze brabbelden in hun trieste, vreemde taaltje, en zoals altijd moest Mira de angst onderdrukken dat er iets mis was met de kinderen, dat dit niet zomaar een ‘vertraagde taalverwerving’ was – heel normaal, zoals haar kinderarts beweerde – maar iets veel ergers, dat grote ellende voor de toekomst voorspelde. Clark wilde er niet over praten en zei alleen: ‘Je zult mij wel weer de schuld geven.’

‘Hoezo?’

‘Omdat ik degene ben die je kinderen opvoedt.’

Alles, zelfs de geluiden die de peuters maakten, was nu een mijnenveld tussen hen.

Mira kon geen gedag zeggen. Dus wachtte ze totdat de tweeling weer bezig was met hun plastic vliegtuiglepeltjes voordat ze naar buiten glipte en de voordeur geruisloos achter zich dichttrok.

Het Ontwaken
9789049953218.html
9789049953218-1.html
9789049953218-2.html
9789049953218-3.html
9789049953218-4.html
9789049953218-5.html
9789049953218-6.html
9789049953218-7.html
9789049953218-8.html
9789049953218-9.html
9789049953218-10.html
9789049953218-11.html
9789049953218-12.html
9789049953218-13.html
9789049953218-14.html
9789049953218-15.html
9789049953218-16.html
9789049953218-17.html
9789049953218-18.html
9789049953218-19.html
9789049953218-20.html
9789049953218-21.html
9789049953218-22.html
9789049953218-23.html
9789049953218-24.html
9789049953218-25.html
9789049953218-26.html
9789049953218-27.html
9789049953218-28.html
9789049953218-29.html
9789049953218-30.html
9789049953218-31.html
9789049953218-32.html
9789049953218-33.html
9789049953218-34.html
9789049953218-35.html
9789049953218-36.html
9789049953218-37.html
9789049953218-38.html
9789049953218-39.html
9789049953218-40.html
9789049953218-41.html
9789049953218-42.html
9789049953218-43.html
9789049953218-44.html
9789049953218-45.html
9789049953218-46.html
9789049953218-47.html
9789049953218-48.html
9789049953218-49.html
9789049953218-50.html
9789049953218-51.html
9789049953218-52.html
9789049953218-53.html
9789049953218-54.html
9789049953218-55.html
9789049953218-56.html
9789049953218-57.html
9789049953218-58.html
9789049953218-59.html
9789049953218-60.html
9789049953218-61.html
9789049953218-62.html
9789049953218-63.html
9789049953218-64.html
9789049953218-65.html
9789049953218-66.html
9789049953218-67.html
9789049953218-68.html
9789049953218-69.html
9789049953218-70.html
9789049953218-71.html
9789049953218-72.html
9789049953218-73.html
9789049953218-74.html
9789049953218-75.html
9789049953218-76.html
9789049953218-77.html
9789049953218-78.html
9789049953218-79.html
9789049953218-80.html
9789049953218-81.html
9789049953218-82.html
9789049953218-83.html
9789049953218-84.html
9789049953218-85.html
9789049953218-86.html
9789049953218-87.html
9789049953218-88.html
9789049953218-89.html
9789049953218-90.html
9789049953218-91.html
9789049953218-92.html
9789049953218-93.html
9789049953218-94.html
9789049953218-95.html
9789049953218-96.html
9789049953218-97.html
9789049953218-98.html
9789049953218-99.html
9789049953218-100.html
9789049953218-101.html
9789049953218-102.html
9789049953218-103.html
9789049953218-104.html
9789049953218-105.html
9789049953218-106.html
9789049953218-107.html
9789049953218-108.html
9789049953218-109.html
9789049953218-110.html
9789049953218-111.html
9789049953218-112.html
9789049953218-113.html
9789049953218-114.html
9789049953218-115.html
9789049953218-116.html
9789049953218-117.html
9789049953218-118.html
9789049953218-119.html