20
‘Ik ben verliefd, man.’
Craig zat op de rand van zijn bed. Het was zaterdagavond, half november, en Perry was net klaar met een essay over Socrates’ overtuiging dat rationele zelfkritiek de menselijke geest kon vrijmaken van de ketenen van illusie. Hij had helemaal geen zin om met zijn huisgenoot over Nicole Werner te praten.
‘Geweldig, joh.’
‘Ik meen het serieus,’ zei Craig. ‘Ik weet dat je me een klootzak vindt...’
‘Klootzakken kunnen ook verliefd worden.’ Perry bleef opzettelijk met zijn rug naar Craig toe zitten, in de hoop dat hij de hint zou begrijpen.
‘Mij maak je niks wijs,’ zei Craig.
Perry kon er niets aan doen. Hij draaide zich toch om. ‘Oké,’ zei hij. ‘Wat maak ik je niet wijs?’
‘Jij bent ook verliefd op haar. Waarschijnlijk al sinds de kleuterschool of zo. En je hebt de pest in dat ik met haar uitga. Dat kun je niet hebben.’
‘Jezus Christus,’ zei Perry. Hij leunde achterover en staarde naar het plafond. ‘Wat een gelul, Craig. Dat zou jij beweren over iedereen met wie je een date hebt – dat de hele wereld jaloers op je is. Maar zal ik je eens wat zeggen? Groot nieuws! Dat zijn we dus niet.’
Craig snoof, alsof Perry zijn verdenking had bevestigd door het te ontkennen. Dat was een van die vele, vele irritante dingetjes van zijn huisgenoot. Je kon het nooit winnen van Craig Clements-Rabbitt. Óf je gaf toe, óf je zat te liegen.
‘Hoor eens,’ zei Perry, en hij haalde diep adem. ‘Zelfs als ik al sinds de kleuterschool verliefd op Nicole Werner zou zijn, was dat heus wel overgegaan als ik besefte dat ze zo achterlijk was om uit te gaan met types zoals jij. Om nog maar te zwijgen over dat achterlijke dispuut van haar – helemaal te stom voor woorden.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Craig.
Perry schudde zijn hoofd.
‘Nou?’ drong Craig aan.
‘Laat maar,’ zei Perry.
‘Goed, ze is lid van een dispuut. Dat vind ik best schattig, Perry. Je moet toegeven dat ze er fantastisch uitziet met zo’n parelketting. En ze hebben een prachtige praalwagen versierd voor Homecoming.’
‘Als jij dat vindt.’
‘Dat vind ik zeker. En dat weet jij ook.’
‘Waar is dat cynisme van jou opeens gebleven?’
‘Dat is verdwenen toen ik verliefd werd op Nicole Werner. Net als jij toen, in Bad Ass.’
‘Jezus Christus,’ zei Perry. ‘Waarom moeten we het hierover hebben? Waarom práten we eigenlijk?’
‘Omdat jij niet wilt toegeven tegenover mij, of tegenover jezelf, dat je verliefd bent op Nicole.’
Perry gooide zijn handen in de lucht. ‘Oké, Craig, mij best. Als ik “toegeef” dat ik verliefd ben op jouw vriendinnetje, hou je dan eindelijk je mond? Voel je je dan een Grote Vent? De dekhengst van de campus, met het meisje waar wij allemaal achteraan zitten?’
‘Geef het eerst maar toe, dan zal ik daarna wel beslissen.’
‘Oké,’ zei Perry weer. Hij schraapte zijn keel en sloeg zijn ogen naar het plafond. ‘Laat eens kijken. De eerste keer dat ik Nicole Werner zag, in de kleuterklas van juf Bell, met een krijtje in haar ene hand en een vel knutselpapier in de andere, dacht ik bij mezelf: dit is het enige meisje van wie ik ooit zal houden. Hopelijk heeft ze later geen date met mijn huisgenoot op de campus, want dan zal ik mezelf van het leven moeten beroven.’
Craig knikte. ‘Ik wist het,’ zei hij.
‘Dus hou je er nu eindelijk over op?’
‘Nee,’ zei Craig, en hij vertelde Perry alles over hun date van die avond. Eerst een pizza bij Knockout’s, een paar uur later hand in hand bij Starbucks, dan een lange wandeling over het plein in de verse, glinsterende sneeuw, en ten slotte terug naar haar kamer, waar hij haar had gekust, voor haar deur.
‘Heb ik je al gezegd dat ik verliefd ben?’ vroeg hij.
‘Ik meen me zoiets te herinneren,’ zei Perry.