47
Het meisje met de verstuikte enkel stond bij de brievenbussen toen Craig de trap af rende om te zien of er nog post was. Al sinds hij de postbode door de hal had horen stampen had hij achter het raam staan wachten totdat de man weer weg was.
Het meisje, dat Perry en hij nu de Cookie Girl noemden, had Craig blijkbaar niet horen aankomen – hij liep op zijn sokken – en maakte een sprongetje. Ze onderdrukte een kreet en draaide zich haastig om, zo snel als mogelijk was met haar krukken.
‘Jezus,’ zei ze, ‘ik schrok me rot.’
‘Sorry.’ Craig probeerde beleefd te glimlachen, maar hoopte dat ze snel zou verdwijnen zodat hij de post uit de bus kon halen. Ze bleef echter staan, hangend met haar oksels op de rubbersteunen van de krukken, terwijl haar linkervoet los boven de grond bungelde.
‘Jij komt nooit de deur uit,’ zei ze, niet rechtstreeks tegen hem, maar tegen een plek boven zijn schouder. ‘Alleen om de post te halen.’
Craig schudde zijn hoofd en voelde dat de lach op zijn lippen bevroor. ‘Jawel, hoor,’ zei hij. ‘Ik ga naar college.’
‘O ja?’ vroeg ze. ‘Nou, dat zal wel, maar niet vaak.’
Craig haalde zijn schouders op en voelde zich in toenemende mate onbehaaglijk onder haar blik. Ze had nog niet eens haar eigen post gepakt. Het zou wel even duren voordat hij bij hun brievenbus kon als hij haar niet uit de weg duwde, en dat zou niet gaan.
‘Alles oké?’ vroeg ze.
Craig probeerde zijn glimlach te veranderen in een strakke streep. Hij wist nooit wat zijn gezichtsuitdrukking over hem vertelde. Zijn moeder had hem wel duizend keer verweten dat hij smalend keek of een grimas trok. Vriendinnen zeiden dat hij met zijn ogen rolde. Eén keer, op school, was een van zijn leraressen (mevrouw Follain van taalexpressie) midden in haar les over fonemen gestopt om hem te vragen wat er zo grappig was.
Craig had verbaasd opgekeken naar mevrouw Follain. Hij vond helemaal níéts grappig aan de les. En hij was niet eens stoned. Hij had zelfs niet aan iets grappigs gedácht.
‘Waar lach je om?’ vroeg mevrouw Follain.
‘Ik lach niet,’ zei Craig, maar onwillekeurig begon hij natuurlijk te lachen. Ironisch en absurd was het. Hij had niet gelachen toen ze hem ervan beschuldigde, maar nu kreeg hij de slappe lach. Hij had zijn gezicht in de holte van zijn elleboog begraven, maar dat hielp niet. De rest van de klas begon nu ook te lachen, eerst nog zachtjes, maar toen hysterisch, totdat mevrouw Follain hem met een blos op haar holle wangen de klas uit stuurde. Op de gang was hij nog twintig minuten doorgegaan voordat hij hijgend tot bedaren kwam. Gelukkig ging de bel voordat hij een briefje bij mevrouw Follain kon halen of zich bij het hoofd moest melden. Toen zijn vriend Teddy de klas uit stapte, zei hij: ‘Jezus, man, wat was er zo grappig? We konden je allemaal horen lachen op de gang. Ik dacht dat Follain het in haar broek zou doen.’
‘Niks,’ zei Craig. ‘Ik moest lachen omdat ik helemaal niet zat te lachen.’
Daarop schoot hij natuurlijk weer in de lach.
‘Eikel,’ had Teddy gezegd.
De Cookie Girl scheen niet van plan nog iets te zeggen, maar keek hem aan alsof hij een heel rare uitdrukking op zijn gezicht had, misschien wel enigszins bedreigend. Toen Craig probeerde zijn gezicht in de plooi te trekken, sperde ze geschrokken haar ogen open, keek haastig een andere kant op, draaide hem hinkend haar rug toe en wist na een worsteling met haar sleutels eindelijk haar brievenbus open te krijgen om er een folder voor Hungry Hippo-broodjes uit te halen. (‘Bestel één Hungry Hippo en krijg de tweede voor de halve prijs!’) Toen ze zich wilde omdraaien, probeerde Craig al langs haar heen te glippen naar hun eigen brievenbus. Ze verstijfde en zei opeens: ‘Ik weet wie je bent, en ik wilde je zeggen dat ik niet geloof dat jij schuldig bent aan de dood van dat meisje.’
Met zijn sleuteltje bijna in het slot van de brievenbus had Craig letterlijk het gevoel dat zijn bloed in zijn aderen bevroor, alsof er een kraan in zijn lichaam was opengedraaid, verbonden met een ijzige rivier. Hij verroerde geen vin.
‘Wat jou is overkomen, zoiets is mij ook gebeurd,’ zei ze zacht. Ze keek hem niet aan, maar hij was zich scherp van haar aanwezigheid bewust. ‘Ik ben door het rode licht gereden,’ mompelde ze. ‘Ik zag het niet eens. Daardoor heb ik een jongen op een fiets doodgereden. Ik was zestien en had net een week mijn rijbewijs. Zijn zus stuurt me nog steeds hatemail. Ik denk er nog altijd aan, elke minuut van elke dag, verdomme.’
Bij die laatste woorden schoot haar stem uit en ze uitte een wilde snik. En hoewel het haar op die krukken minstens vijf minuten moest hebben gekost om de trap op te komen, had Craig het gevoel dat ze werd weggeblazen als door een windvlaag en verdwenen was in een wolk van stof, zonder dat hij de kans kreeg om nog iets te zeggen of een hand uit te steken naar haar schouder.
Tegen de tijd dat hij zich omdraaide, met de post in zijn trillende hand, vroeg hij zich af of de Cookie Girl er wel echt had gestaan of dat hij het zich had verbeeld. En als ze bestond, hoopte hij dat ze niet boven aan de trap had omgekeken en gezien hoe hij op zijn knieën was gevallen nadat hij zijn post had doorgebladerd: de Hungry Hippo-folder, een expresbrief voor Perry en een ansichtkaart van een of andere toeristische attractie: het Frankenmuth Glockenspiel. Met op de achterkant, in Nicoles onmiskenbare handschrift:
..
Ik ben hier geweest, ik wist dat je zou lachen,
ik mis wie je was, ik ben wat ze zeggen.