76
Mensen lachten als ze hem in de gang tegenkwamen, maar als ze de bloedvlekken op zijn gezicht en de blik in zijn ogen zagen, verging het lachen hun al snel. Alleen Megan Brenner zei iets tegen hem: ‘Gaat het wel, Craig? Heeft iemand je op je gezicht geslagen? Wat zit er op de rug van je shirt? Toch geen bloed?’
Craig gaf geen antwoord. Megan was misschien wel de kleinste en tengerste vrouw die hij ooit was tegengekomen. Met zijn armen had hij twee keer haar middel kunnen omvatten. Hij had haar door de Sahara kunnen dragen zonder dorst te krijgen of buiten adem te raken. Perry en hij noemden haar meestal Mega, omdat het zo absurd was. Hij keek naar haar, de vrouw met dat kleine gezichtje, zo groot als een kattenkop, en kon niets anders doen dan knikken.
Hij liep naar de herentoiletten, waar niemand was. In de gladde, glanzende tegels met de kleur van urine – volgens Perry waren ze ooit wit geweest, maar Craig hield vol dat de ontwerper gewoon vooruit had gedacht – was zijn vage spiegelbeeld te zien toen hij zich over de wasbak boog om het bloed van zijn gezicht te wassen. Met opzet meed hij de spiegel erboven toen hij het T-shirt met de manicotti in de afvalemmer gooide, voordat hij naar zijn kamer terugliep om een schoon hemd aan te trekken.
Perry was ook al terug uit de kantine. Hij zat op zijn bureaustoel met zijn hoofd in zijn handen en keek niet op toen Craig binnenkwam, maar schraapte wel zijn keel. Eén afschuwelijke seconde dacht Craig dat Perry misschien iets wilde zeggen, zijn excuus wilde maken of een uitleg wilde geven. Als dat gebeurde, zou Craig dat niet kunnen verdragen. Dan zou hij Perry moeten vermoorden, of zelf sterven bij die poging.
Maar dat was helemaal niet wat hij wilde.
Perry had boven op hem gezeten, schrijlings, niet veel anders eigenlijk dan hoe-heet-ze, dat meisje in de hot tub ( hoe héétte ze nou ook alweer?) op hem had gezeten in het badhuis van de MacGuirres, thuis in Fredonia, terwijl ze op hem neerkeek, in zijn ogen. Alleen had hij diep in die meid gezeten en had zij hem aangekeken met een blik alsof neuken een grootse spirituele ervaring was.
Craig betwijfelde dat, omdat ze elke zaterdagavond in Fredonia dezelfde ervaring had, steeds met een andere jongen. Ze was behoorlijk stoned geweest, net als hij, maar Craig herinnerde zich nog wat ze zei, toen ze in zijn ogen keek. ‘Ik weet wat je denkt. Jij en ik zijn één...’ En dat ze hem in zijn gezicht had geslagen toen hij begon te lachen.
Zelfs op dat moment, met zijn pik zeventien centimeter in haar, kon Craig zich haar naam niet herinneren, en dat zei hij haar ook.
Maar Perry.
Op dat ogenblik had Craig een openbaring gekregen, een transcendent inzicht. Toen Perry schrijlings boven op hem zat, hem in zijn ogen staarde en hem tegen de grond beukte, had Craig het gevoel alsof Perry zijn hele leven in zijn vuist hield, net als zijn T-shirt, waaraan hij hem heen en weer smeet. En dat was wel degelijk een spirituele ervaring.
‘Klootzak. Ongelooflijke lul. Achterlijke idioot.’
Perry was zijn vriend. Zijn eerste echte vriend.
Hij wilde Perry helemaal niet vermoorden. Hij wilde dat Perry gewoon zichzelf was – zoals hij passages in een boek onderstreepte alsof zijn leven ervan afhing, Craig vertelde hoe hij zijn helft van de kamer een beetje opgeruimd kon houden, of zijn slakom vol laadde met dingen die zijn moeder hem al achttien jaar door zijn strot had geduwd en die hij nog altijd at. Hij wilde Perry als zijn huisgenoot, zijn vriend.
Maar nu moest hij met Nicole praten, en dat had niets met Perry te maken.
Gelukkig zei Perry geen woord.
Craig greep zijn jack en trok de deur zorgvuldiger achter zich dicht dan zijn gewoonte was – niet echt met een klap, maar toch duidelijk hoorbaar. En hij ging op weg naar Lucas’ kamer. Hij had geen tijd om naar het huis van Omega Theta Tau te lopen. Hij had een auto nodig.