64
‘Dat meen je toch niet?’ zei Craig. Hij hield haar in zijn armen. Ze droeg een beha met oranje margrietjes erop en een bijpassend katoenen broekje.
Het was haar eigen idee geweest om haar T-shirt en jeans uit te trekken. ‘Ik wil zoveel mogelijk van je huid tegen de mijne voelen, zonder...’ Ze hoefde haar zin niet af te maken; hij wist wat ze bedoelde.
Hij had haar beloofd om nooit meer aan te dringen na een avond na de kerstvakantie toen hij haar had gesmeekt om haar borsten te mogen kussen. Ten slotte had ze geknikt, bijna plechtig en ceremonieel, als een misdienaar die zijn hoofd neigde naar de priester voor het altaar. Craig had het gevoel alsof zijn hart explodeerde in zijn borst.
Maar toen hij zich op zijn ellebogen hees om haar mooie roze kanten beha los te maken, zag hij dat ze huilde. De tranen liepen symmetrisch over allebei haar wangen, zigzaggend in haar goudblonde haar, waar ze verdwenen. Met een ruk trok Craig zijn bevende handen bij haar beha weg, alsof hij zijn vingers had gebrand. Hij hield ze nog even boven haar in de lucht, voordat hij zich naast haar op de krakende matras van zijn bed liet zakken, zijn hoofd tegen haar hals vlijde en zei: ‘Nee, Nicole. Het spijt me.’
Ze zei niets.
‘Ik zal het je niet meer vragen,’ zei Craig.
‘Ik hou van je,’ zei Nicole, en steeds als ze dat zei, al vanaf de eerste keer, voelde Craig een brok in zijn keel, ergens tegen zijn zachte gehemelte, en dan kon hij geen woord meer uitbrengen. Sinds oktober had hij haar al zo dikwijls zijn liefde verklaard, maar was niet in staat haar liefdesverklaringen met gelijke munt terug te betalen, vanwege dat obstakel dat zich elke keer als een vishaak in zijn keel sloeg.
Nicole glimlachte alsof ze het begreep. Hij hoefde het niet te zeggen. Hij hield van Nicole. Hij hield van haar. En dat wist ze.
Dat was nu zes weken geleden, en sindsdien had hij haar wel tien keer in zijn armen gehouden in haar beha en broekje, zonder zijn belofte te breken om het rustig aan te doen.
‘Dit is zeker een slechte grap?’ zei hij. ‘Die meidenclub van jou doet zulke dingen toch niet?’
‘Zo vreemd is het nou ook weer niet,’ zei Nicole. ‘Geheime genootschappen hebben rituelen. Dit is toevallig het onze.’
Craig snoof en mompelde een verontschuldiging. ‘Sorry, maar ik zie jouw damesdispuut niet als een geheim genootschap. Ik bedoel, het gaat toch gewoon om feesten, praalwagens versieren, koekjes bakken en elkaar helpen met hair extensions? Een doodskist in een kelder! Ik had nooit gedacht...’
‘Ssst. Stil nou.’ Nicole keek om zich heen of iemand hen kon horen, hoewel ze veilig op zijn kamer lagen, met de gordijnen dicht.
‘Nicole,’ zei Craig, maar hij ging niet verder. Het was eigenlijk wel grappig, bedacht hij. Het deed hem denken aan de opwinding van de meisjes op de basisschool over hun onnozele geheimen, als ze briefjes aan elkaar doorgaven en bijna flauwvielen wanneer een jongen onverwachts zo’n briefje uit iemands hand griste, hoewel er nooit iets spannenders op stond dan Deena is op Bradley!!! Alsof iemand dat iets kon schelen.
‘Het bestuur van de corpora zou ons huis kunnen sluiten als ze erachter kwamen. Zo’n ontgroening is niet toegestaan.’
‘Hoe vaak doen ze dat bij jullie... iemand uit de dood opwekken?’ vroeg Craig, zo serieus mogelijk, zonder aanhalingstekens te schetsen in de lucht.
‘Twee keer per jaar,’ zei Nicole. ‘De laatste keer was in november, maar toen moesten wij – de nieuwelingen – boven wachten. Wij mogen pas deelnemen bij de voorjaarsmanifestatie.’
Craig schoot in de lach. Hij kon er niets aan doen. De voorjaarsmanifestatie! Ze voerden een paar meiden dronken met tequila, lieten hen hyperventileren totdat ze van hun stokje gingen, legden hen in een lijkkist en lieten hen ‘herrijzen uit de dood’, als wedergeboren zusters van Omega Theta Tau. Bij een voorjaarsmanifestatie dacht Craig toch eerder aan de Rotary Club die met Pasen naar eieren liet zoeken of een schaatsfestijn organiseerde voor kinderen met het downsyndroom.
‘Craig,’ zei Nicole, en ze stompte hem zachtjes tegen zijn arm, ‘je zei dat ik je álles moest vertellen. En je hebt me gezworen dat je het tegen niemand zou zeggen.’
Craig legde zijn hand over zijn hart en zei: ‘Dat is ook zo. Ik zweer het je. De geheimen van jouw geheime genootschap zijn veilig bij mij. Maar ik wil niet dat je daar straks hersendood ligt, oké? Is dat gedoe wel veilig?’
‘O, heel veilig,’ zei Nicole. ‘Sinds de jaren vijftig hebben honderden meisjes het al gedaan. Er is nooit iets gebeurd.’
‘Maar als het een keer fout gaat? Dat lees je vaak genoeg. Mensen met een hartprobleem waarvan ze zelf niets wisten, dat soort dingen...’
‘Er zijn altijd een stuk of tien oud-leden aanwezig. En dit jaar ben ik alleen nog figurant. Pas volgend jaar word ik zelf uit de dood opgewekt.’
‘Gelukkig maar,’ zei Craig, hoewel hij het nog altijd niet vertrouwde. Wie waren bijvoorbeeld die dames uit de jaren vijftig, met hun blauwspoeling, die bij deze vreemde rituelen aanwezig waren? En waarom? Jezus, zou Nicole hier nog aan meedoen als ze tachtig was? ‘Ik hou van je,’ zei hij, ‘maar ik vind het geen sexy idee om de rest van je leven het kwijl van je slabbetje te vegen. Ik zou het wel doen, natuurlijk.’
‘Nou, maak je geen zorgen. We hebben onze eigen avp-verpleger. Het dispuut betaalt hem om bij de manifestaties te zijn, en...’
‘Die vent,’ zei Craig, en hij hees zich op een elleboog. ‘Jij zei dat je niet wist wie hij was.’
‘Welke vent?’
‘Die altijd bij jullie gebouw rondhangt. Ik heb hem je nog aangewezen. “Hij heeft een insigne op zijn borstzak met avp,” zei ik. En jij wist zogenaamd niet wat avp betekent.’
‘Wat?’ Ze trok Craig naar zich toe en kuste hem op zijn slaap. ‘Je hebt een rimpel in je wenkbrauwen, Craig. Daar hou ik niet van.’
Dat zei ze regelmatig: dat ze hem niet wilde aankijken als hij een rimpel in zijn wenkbrauwen trok. En als hij haar probeerde uit te leggen dat je alleen een rimpel in je voorhoofd kon trekken, niet in je wenkbrauwen, zei ze: ‘Dat kan me niet schelen, ik vind het geen gezicht als je zo kijkt.’
‘Je weet dus heel goed wat avp betekent,’ zei Craig. ‘Hou je je wel vaker van de domme, Nicole?’
‘Vraag je me nou of ik me van de domme houd, of dat ik dom bén?’
Hij lachte, en ze kuste zijn voorhoofd.
‘Je moet me niet voor de gek houden,’ zei Nicole, maar ze was in een milde bui. Ze likte zijn voorhoofd, liefkoosde zijn hals, en hij liet zijn handen over de veilige, zachte, blote huid van haar bovenlichaam dwalen.