8
Hoe lang had hij daar voor Godwin Honors Hall gestaan, starend naar de kamer die vorig jaar nog van Nicole Werner was geweest?
Had hij in zichzelf staan praten?
Craig liep haastig terug naar het appartement dat hij met Perry deelde, zijn ogen strak gericht op de neuzen van zijn gympen, om de blikken te ontwijken van de mensen die hem ongetwijfeld nakeken.
‘Bel me zodra het je te machtig wordt, jongen,’ had zijn vader gezegd, over de telefoon vanuit New Hampshire. ‘Hoor je me? Dan kom ik meteen naar je toe, of ik stuur iemand anders.’
Zodra het hem te machtig werd...
Zelfs zijn vader, de beroemde schrijver, had niet de juiste woorden kunnen vinden voor de waanzin, de verwarring, de dichte nevel die Craig had overvallen na het ongeluk. Het was een toestand die maanden had geduurd – om in juli op wonderbaarlijke wijze op te klaren toen Craig op een ochtend wakker werd, om zich heen keek en weer heel goed wist wie en waar hij was.
Wie was die andere persoon, die zoveel maanden bezit van hem had genomen? Had hij echt gedacht dat Becky, de verpleegster die aan zijn bed waakte, zijn grootmoeder was, uit de dood opgestaan en vijftig jaar jonger?
‘Inwendig hoofdletsel geneest soms pas na jaren,’ had dokter Truby gezegd toen Craig zichzelf weer was. ‘Je hebt geluk gehad. Een paar maanden maar.’
Geluk.
Echt waar?
Craig wist weer waar hij was, maar zou hij ooit dat gevoel van zich af kunnen zetten dat die andere wereld, waarin hij maanden had geleefd, nog ergens moest bestaan? Dat de dieren in die wereld konden praten, en niet alleen met hun mond? Dat het gras berichten voor je spelde in de wind? Dat iedere blonde vrouw een verminkte versie van Nicole was – met een verwrongen of gerimpeld gezicht, of totaal onnozel, om hem te kwellen?
‘Synapsen,’ had dokter Truby verklaard. ‘Verkeerde contactpunten.’
‘Je was echt gestoord,’ zei Scar. ‘Rijp voor het gesticht. Welkom terug, man.’
Zijn moeder was ontzet toen ze hoorde dat hij in september weer terug wilde naar de universiteit, als ze hem zouden accepteren. Ze had het maar steeds over een ‘terugval’ en begon al haar zinnen met: ‘Stel dat...’
‘Niemand luistert hier naar mij, maar ik hou vol dat hij niet terug moet naar die akelige universiteit,’ zei ze tegen Craigs vader. Ze stond op straat en praatte luid tegen het portier van de Subaru, alsof er niemand in zat. ‘Stel dat hij een... terugval krijgt... of nog iets érgers?’
‘Wat zou er nog erger kunnen zijn?’ vroeg Craig vanaf de passagiersstoel. ‘Ik heb mijn vriendin doodgereden.’ Hij lachte geforceerd. Achter zijn moeder zag hij de schaduw van haar nieuwe vriend afgetekend tegen de gordijnen van de slaapkamer van zijn ouders.
‘Lynette, in één ding heb je wel gelijk,’ zei Craigs vader, terwijl hij het raampje dichtdraaide. ‘Het kan niemand een reet schelen wat jij ervan vindt.’
Craigs moeder begon tegen de Subaru te schelden toen ze wegreden, maar zijn vader zette Vivaldi harder, en Craig hoorde niets meer van haar tot een week later, vlak voordat ze naar het Midwesten wilden afreizen. Ze kwam naar zijn vaders appartement en had haar toon aangepast. ‘Als je maar terugkomt zodra het je te veel wordt,’ zei ze, geëmotioneerd en in tranen. ‘Als je een... terugval krijgt.’ Alsof dat de onvermijdelijke uitkomst was.
‘En wat moet ik dan doen?’ had Craig gevraagd. ‘Terugkomen om weer bij jou, bij Scar en “oom Doug” te gaan wonen en bij de skipiste te werken?’
Zijn moeder keerde hem de rug toe en liep haastig de voordeur uit, de trap af, en terug naar haar auto, zonder haar tranen te verbergen toen ze andere flatbewoners op het parkeerterrein tegenkwam. Craig keek haar na vanaf het balkon. Heel even overwoog hij om haar achterna te rennen, haar te omhelzen, zijn gezicht tegen haar borst te begraven en ook in snikken uit te barsten, maar voordat hij de kans kreeg, was ze al in haar Lexus gestapt en weggereden.
Nu hij terug was, vroeg hij zich af of ze misschien gelijk had gehad.
Hij had hier niets te zoeken.
Ze hadden hem wel toegelaten, maar hij hóórde hier niet.
Zelfs dokter Truby had zich zorgen gemaakt, hoewel dokter Truby steeds had geroepen dat hij volledig zou herstellen en weer een normaal leven zou kunnen leiden.
‘In het begin krijg je misschien last van... angstige herinneringen,’ zei hij. ‘Bel me zodra dat gebeurt.’
De laatste keer dat Craig de psychiater had gesproken was het achtendertig graden en blies de airco in de spreekkamer de stank van een oververhitte koelkast naar binnen. Craig wist dat dokter Truby hem weer dezelfde vraag zou stellen, voor de tienduizendste keer. ‘Craig, vertel me alles wat je je nu nog van het ongeluk kunt herinneren.’
Craig staarde naar zijn schoot, zoals altijd, en wreef in zijn ogen. Tegen de achterkant van zijn oogleden doemde het gezicht op van een vrouw. Een onbekende vrouw. Ze had een vollemaansgezicht en sprak tegen hem in een vreemde taal, maar op de een of andere manier wist hij toch wat ze zei.
Je mag het lichaam niet verplaatsen.
Craig keek dokter Truby aan en zei: ‘Ik geloof dat er een vrouw bij was.’
Dokter Truby knikte. Hij had een geschoren schedel, zo volmaakt gevormd dat hij opzettelijk ontworpen leek om te worden kaalgeschoren.
‘En die vrouw...?’ Dokter Truby bewoog zijn hand door de lucht alsof hij die naar zich toe wapperde.
Craig dacht even na en zei toen: ‘Ze zei dat ik Nicole niet mocht verplaatsen.’
‘En toen...?’ Weer die peddelende beweging, alsof hij Craig naar zich toe haalde.
Craig staarde naar dokter Truby’s schoenen. Slippers? Instappers, van heel zacht suède, geen schoenen die je op straat kon dragen.
‘En toen...?’
Maar Craig kon niet beschrijven wat er daarna gebeurd was.
Hij had handen gevoeld, handen die hem grepen. Een klap in zijn maag. Het duizelde hem, en zijn oren tuitten. En water... Was hij gedoopt? Een naald in zijn arm, een man in een blauw uniform die iets naar een paar zwaailichten riep. Iemand had hem hard tegen zijn kont geschopt, zodat hij naar voren struikelde. Al die tijd probeerde hij naar Nicole te vragen, maar geen mens kon zijn gebrabbel verstaan. Iemand vroeg of Craig wist hoe hij heette en waar hij was, maar Craigs lippen probeerden steeds opnieuw haar naam te vormen, totdat iemand op kalmerende toon tegen hem zei: ‘Denk daar nu niet aan. Je moet rusten. Nicole is dood.’
‘Ik weet het niet,’ zei Craig eindelijk.
En dokter Truby, die al zo lang wachtte totdat Craig hem iets meer zou kunnen vertellen, liet zich in zijn stoel terugzakken en staarde zuchtend naar het plafond.