Hoofdstuk 28
Reggie Stewart zat in zijn bescheiden flatje en staarde naar de lijsten die hij voor zich op de keukentafel had uitgestald. Stewart had er geen vrede mee. Hij was een uitstekende detective, maar er was veel mankracht nodig om honderden namen op tientallen lijsten na te kijken, en de FBI of de politie werkte bij dat soort dingen veel efficiënter.
Stewart vond het ook beroerd dat hij de rechtsgang hinderde. Hij wist wie Kathy had gekidnapt, maar verzweeg zijn informatie. Als Kathy stierf, zou hij zich altijd blijven afvragen of de politie haar had kunnen redden. Stewart mocht Betsy graag en had respect voor haar, maar ze kon nu niet helder denken. Hij begreep wel dat ze de FBI en de politie niet durfde in te schakelen, maar hij was het niet met haar eens. Hij had al half en half besloten naar Alan Page te gaan als hij niet snel iets vond.
Stewart nam een slok koffie en keek opnieuw de lijsten door. De lijsten waren afkomstig van makelaarskantoren, nutsbedrijven, telefoonmaatschappijen. Sommige hadden hem een flinke duit gekost, maar dat had hij er graag voor over. Tot nu toe had hij geen Samantha Reardon en geen Nora Sloane gevonden, maar Stewart had van tevoren wel geweten dat het niet zo gemakkelijk zou zijn.
De tweede keer dat hij een lijst bestudeerde van nieuwe abonnees van de telefoonmaatschappij in Washington County, viel
Stewarts oog op een zekere dr. Samuel Felix. De eerste echtgenoot van Samantha Reardon heette Max Felix. Stewart keek de andere lijsten na en ontdekte dat een mevrouw Samuel Felix de week dat Oberhurst uit Hunter's Point was teruggekomen een huis in Washington County had gehuurd. Stewart belde Makelaardij Pangborn zodra het kantoor open was. De assistente die de zaak had afgehandeld, herinnerde zich mevrouw Felix. Ze was een lange, atletische vrouw met kort bruin haar. Een vriendelijke dame, die haar had toevertrouwd dat ze niet blij was met hun vertrek uit de staat New York, waar haar man neurochirurg was.
Stewart belde Betsy, maar Ann zei dat ze op weg was naar de rechtbank in verband met de zaak Darius. Stewart besefte dat hij bofte. Reardon woonde alle zittingen in de zaak Darius bij. Waarschijnlijk zou ze er ook vandaag zijn, en dat betekende dat Kathy alleen was.
Het huis lag aan het eind van een landweg. Het was wit met een veranda en een windhaan, een gelukkig huis, dat je er niet snel van zou verdenken zoveel pijn te herbergen. Reggie Stewart liep in de beschutting van de bomen om het huis heen. Hij zag bandensporen in de voortuin, maar geen auto. De deur naar de kleine vrijstaande garage stond open en de garage was leeg. De gordijnen van de meeste ramen waren dicht, maar die voor het voorkamerraam waren open. Binnen brandde geen licht. Stewart keek een minuut of twintig of er in de voorkamer iets bewoog, maar zag niets. Als Samantha Reardon in dit huis woonde, was ze nu niet thuis.
Stewart rende door de tuin en dook in een betonnen put naast het huis. Daar zag hij een trap die naar een kelderdeur leidde. De ramen van de kelder waren zwart geschilderd. Als Reardon Darius imiteerde, was Kathy in de kelder. Aan de geschilderde ramen te zien, klopte dat.
Stewart probeerde de kelderdeur. Die was op slot. Het slot zag er niet stevig uit en Stewart dacht dat hij de deur wel kon intrappen. Hij ging op de derde tree staan, legde zijn handen tegen de muren van de betonnen put, zette zich af en trapte met zijn voet tegen de deur. Het hout barstte en de deur gaf iets mee. Stewart zette zich weer schrap en gaf een flinke trap tegen het beschadigde deel van de deur. De deur bezweek onder luid gekraak.
De kelder was in duister gehuld; de zon scheen naar binnen maar achterin was alles donker. Stewart wrong zich door de deuropening. Binnen sloeg de bedompte lucht en rotte stank hem tegemoet. Stewart pakte een zaklamp uit zijn jaszak en liet de lichtbundel door het vertrek schijnen. Aan de muur rechts van hem hingen zelfgemaakte schappen waarop een tuinslang lag, een aantal gebarsten oranje potten en een paar stukken tuingereedschap. In het midden, voor de verwarmingsketel, lagen een slee, wat kapotte meubels en een paar tuinstoelen. De stank leek uit de verste, donkerste hoek te komen, tegenover de deur. Stewart liep voorzichtig, met gespitste oren, door de kelder, zorgvuldig om voorwerpen heen stappend.
De lichtbundel stuitte op een lege slaapzak. Stewart ging op zijn hurken zitten. Hij zag geronnen bloed waar een hoofd zou hebben gelegen en rook een vage geur van urine en uitwerpselen. Een meter verder lag nog een lege slaapzak. Stewart liep ernaartoe toen hij de derde slaapzak zag en de gestalte die er languit overheen lag.