De verweerde houten muren en bespatte ramen van Captain Ned staken boven het water van de Columbia River uit. Zoals de stem had beloofd, was het donker in de bar. Darius ging in een nis vlak bij de keuken zitten, bestelde een biertje en wachtte geduldig. Een jong stel kwam arm in arm binnen. Die waren onbelangrijk. Een lange, kalende vertegenwoordiger in een kreukelig pak zat op een kruk aan de bar. Aan de meeste tafels zaten stellen. Darius liet zijn ogen over de andere tafeltjes glijden. Een zwaargebouwde man in een regenjas glimlachte en stond op toen Darius hem aankeek.
'Ik wilde eens kijken hoe lang je erover zou doen,' zei de man terwijl hij zich op een stoel liet zakken. Darius antwoordde niet. De man haalde zijn schouders op en glimlachte niet meer. Je voelde je tegenover Martin Darius niet op je gemak, ook al dacht je alle troeven in handen te hebben.
'We kunnen dit beschaafd afhandelen, of je kunt moeilijk doen,' zei de man. 'Het maakt mij niet uit. Je komt wel over de brug.'
'Wat verkoop je en wat wil je?' antwoordde Darius, terwijl hij het vlezige gezicht in het schemerdonker op zich liet inwerken.
'Je blijft een zakenman, hè? Laten we dan maar zaken doen. Ik ben in Hunter's Point geweest. De oude kranten stonden vol interessante nieuwtjes. Er stonden ook foto's in. Ik moest goed kijken, maar jij was het. Ik heb er hier een, als je hem wilt zien,' zei de man, terwijl hij zijn hand uit zijn zak haalde en een fotokopie van een krantepagina over de tafel schoof. Darius keek er even naar en schoof hem daarna weer terug.
'Dat is verleden tijd, man.'
'O? Denk je dat? Ik heb vrienden bij de politie, Martin. Het is nog niet algemeen bekend, maar ik weet ervan. Iemand heeft briefjes en zwarte rozen in Portland rondgestrooid. Volgens mij is het dezelfde man die ze in Hunter's Point achterliet. Wat denk je?'
'Ik denk dat je dat bijzonder handig hebt uitgedokterd, meneer...?' zei Darius, die tijd wilde winnen om na te denken.
De man schudde zijn hoofd. 'Je hoeft mijn naam niet te weten, Martin. Je hoeft me alleen maar te betalen.'
'Welk bedrag heb je in gedachten?'
'Ik dacht dat tweehonderdvijftigduizend dollar een redelijke prijs was. Een advocaat zou het niet voor minder doen.'
De man had strokleurig haar en begon wat kaal te worden. Darius zag de hoofdhuid tussen de haarsprieten wanneer hij zich voorover boog. Zijn neus was gebroken. Hij had een buikje, maar brede schouders en een forse borstkas.
'Heb je de mensen voor wie je werkt over Hunter's Point verteld?' vroeg Darius.
Een blik van verbazing flikkerde in de ogen, waarna even de gelige, door nicotine bevlekte tanden te voorschijn kwamen.
'Geweldig. Ik zal maar niet vragen hoe je daar achter bent gekomen. Wat denk je?'
'Ik denk dat jij en ik de enigen zijn die het op dit moment weten.'
De man antwoordde niet.
'Eén ding nog,' zei Darius, hem nieuwsgierig aankijkend. 'Ik weet wat je denkt dat ik gedaan heb. Waartoe ik in staat ben. Waarom ben je niet bang dat ik jou zal vermoorden?'
'Je bent een mietje, Martin, net als die andere verkrachters die ik in de penoze tegenkom Jongens die bij vrouwen de ruige bink uithangen, maar bij anderen helemaal zo ruig niet zijn. Weet je wat ik altijd met die jongens uithaalde? Dat werden m'n meisjes, Martin. Ik maakte d'r nichten van. Dat zou ik met jou ook doen, als ik je geld niet interessanter vond.'
De man keek Darius met een zelfverzekerde grijns aan, terwijl die deze informatie op zich liet inwerken.
'Het zal wel even duren voordat ik al dat geld bij elkaar heb,' zei Darius. 'Hoeveel tijd heb ik?'
'Vandaag is het woensdag. Wat denk je van vrijdag?'
Darius deed alsof hij nadacht over de problemen van te liquideren aandelen en op te heffen rekeningen.
'Liever maandag. Ik heb veel in grond geïnvesteerd. Ik heb tot vrijdag tijd nodig om leningen te regelen en wat aandelen te verkopen.'
De man knikte. 'Ik heb gehoord dat je niet van gelul houdt. Goed.Je bent verstandig. En, vriend, weet dat ik niet met me laat sollen. Trouwens, ik ben niet hebberig. Hierna zul je me niet meer zien.'
De man stond op. Hij zweeg even en grinnikte.
'Als ik m'n geld heb, ben ik verdwenen en vergeten.'
De man lachte om zijn grapje, draaide zich om en verliet de bar. Darius keek hem na. Hij vond noch het grapje, noch de man zelf amusant.