Hoofdstuk 5

De grote, twee verdiepingen tellende villa stond halverwege een doodlopende weg, een flink stuk van de straat af. Een groot, goed verzorgd grasveld vormde een brede bufferzone tussen dit huis en de huizen ernaast. Op de oprit, voor de driedubbele garage stond een rode Ferrari geparkeerd.

Nancy Gordon wist dat het er beroerd uitzag toen ze de ontstelde gezichten van de buren zag, die vlak voor de politie-afzetting op een kluitje bij elkaar stonden. Geschokt keken ze naar de politie-auto's en de lijkwagen die waren binnengedrongen in de rustige ambiance van The Meadows, waar de goedkoopste huizen een half miljoen dollar kostten en misdaad eenvoudigweg ongehoord was. Ze wist dat het er heel beroerd uitzag toen ze de ernstige gezichten zag van de twee rechercheurs van de afdeling moordzaken die bij de voordeur zacht met elkaar stonden te praten.

Nancy parkeerde haar Ford achter een dienstauto en wrong zich tussen de hekken door. Frank Grimsbo en Wayne Turner braken hun gesprek af toen ze haar zagen. Ze droeg een spijkerbroek en een T-shirt. De telefoon had haar verrast toen ze in haar sjofele nachtpon met een glas goedkope witte wijn voor de tv lag om te kijken hoe de Mets de Dodgers afslachtten. De kleren die ze droeg waren het eerste dat voorhanden was en het laatste waarover ze zich druk maakte.'Newman zei dat er deze keer een lijk was,' zei ze opgewonden.

'Twee zelfs.'

'Hoe weet je dat hij het is?' vroeg Nancy.

'Het briefje en de roos lagen naast de vrouw op de grond,' antwoordde Grimsbo. Hij was een grote kalende man met een bierbuik, die goedkope geruite jasjes en polyester broeken droeg.

'Het is beslist onze man,' zei Turner, een magere zwarte man met kort haar en een permanent grimmige blik, die al twee jaar in de avonduren rechten studeerde. 'De dienstdoende agent begreep gelukkig wat er aan de hand was. Hij heeft mij meteen gebeld. Niemand mocht naar binnen voordat Michaels het briefje en de plaats van het misdrijf had onderzocht.'

'Gelukkig. Wie is het tweede slachtoffer?'

'Melody Lake,' antwoordde Grimsbo. 'Ze is zes jaar, Nancy.'

'O, godverdomme.' Haar gevoel van opwinding omdat er eindelijk een lijk was, was plotseling verdwenen. 'Heeft hij haar... Is er iets met haar gebeurd?'

Turner schudde zijn hoofd. 'Ze is niet aangerand.'

'En de vrouw?'

'Sandra Lake. De moeder. Dood door wurging. Ze is ook behoorlijk toegetakeld, maar er is niets dat op een seksueel misdrijf wijst. De doodsoorzaak is natuurlijk nog niet officieel vastgesteld.'

'Zijn er getuigen?'

'Ik weet het niet,' antwoordde Grimsbo. 'De agenten praten met de buren, maar ze hebben nog niets gevonden. De echtgenoot heeft de slachtoffers gevonden en om ongeveer kwart over acht alarm geslagen. Hij zegt dat hij niemand heeft gezien, dus de moordenaar moet allang zijn verdwenen voordat de echtgenoot thuis was. De straat loopt hier dood en de enige uitgang is via Sparrow Lane. Als iemand de straat in of uit was gegaan, had de echtgenoot het moeten zien.'

'Wie heeft er met hem gepraat?'

'Ik, eventjes,' antwoordde Turner. 'En de mannen die er het eerst waren, natuurlijk. Hij was behoorlijk van de kook en praatte nogal onsamenhangend. Jij kent hem, Nancy.'

'Wie is het dan?'

'Peter Lake.'

'De advocaat?'

Grimsbo knikte. 'Hij heeft Daley verdedigd.'

Nancy fronste haar wenkbrauwen en probeerde zich te herinneren wat ze van Peter Lake wist. Ze had geen grote rol gespeeld bij het onderzoek in de zaak Daley. Ze wist van de verdediger alleen nog dat hij er goed uitzag en efficiënt was. Ze had nog geen half uur in de getuigenbank gezeten.

'Laat ik maar naar binnen gaan,' zei Nancy.

De hal had enorme afmetingen. Aan het plafond hing een kleine kroonluchter. Ze liep naar het lager gelegen woongedeelte. De kamer was smetteloos schoon. Achter de grote schuifpui lag een tuin met een vijvertje. Op strategische plekken tegen de muur van de kamer, waarschijnlijk aangewezen door een binnenhuisarchitect, stonden blank eiken tafels met granieten tafelbladen, stoelen en een bank in pastelkleuren, terwijl aan de wand kunstwerkjes van macrame hingen. Het leek eerder een showroom dan een plek waar geleefd werd.

Aan de linkerkant was een brede trap. Een gladde houten trapleuning volgde de ronding van de treden naar de eerste verdieping. Er zat weinig ruimte tussen de spijlen van de leuning. Tussen de spijlen door zag Nancy een kleine bobbel, met een deken eroverheen. Ze wendde haar blik af.

De mensen van het laboratorium zochten vingerafdrukken, namen foto's en verzamelden bewijsmateriaal. Bruce Styles, de assistent-patholoog, stond met zijn rug naar haar toe midden in de deuropening tussen een agent van de uniformdienst en een van zijn medewerkers.

'Ben je klaar?' vroeg Nancy.

De arts knikte en deed een stap opzij. De vrouw lag op haar buik op het witte smyrnakleed. Ze droeg een witte katoenen jurk, in deze hitte de ideale dracht. Ze had blote voeten. Nancy kon het gezicht van de vrouw niet zien. Het bloed zat in haar lange bruine haar vastgekoekt. Nancy bedacht dat ze waarschijnlijk na een klap tegen haar hoofd was gevallen en Styles bevestigde haar vermoeden.

'Ik denk dat ze de kamer uit heeft willen rennen en dat hij haar van achteren heeft gepakt. Ze zal half of helemaal bewusteloos zijn geweest toen hij haar wurgde.'

Nancy liep om het lijk heen om naar het gezicht te kijken. Daar had ze meteen spijt van. Misschien was de vrouw aantrekkelijk geweest, maar daar was nu niets meer van te zien. Nancy haalde een paar keer diep adem.

'En het meisje?' vroeg ze.

'Gebroken nek,' antwoordde Styles. 'Een snelle en pijnloze dood.'

'We denken dat ze getuige is geweest van de moord op de moeder,' zei Turner. 'Heeft haar waarschijnlijk horen gillen en is toen de trap af gelopen.'

'Waar is de echtgenoot?'

'In zijn studeerkamer aan de andere kant van de gang,' zei Turner.

'Het heeft geen zin het uit te stellen.'

Peter Lake zat onderuitgezakt in zijn stoel. Iemand had hem een whisky gegeven, maar het glas was nog bijna vol. Hij keek op toen Nancy zijn kamer binnenkwam en ze kon zien dat hij had zitten huilen. Desondanks was hij een opvallende man; hij was lang en slank, en had een atletisch figuur. Zijn golvende goudblonde haar, zijn lichtblauwe ogen en de fijne trekken van zijn gladgeschoren gezicht wisten de vrouwelijke juryleden altijd in te palmen.

'Meneer Lake, kent u me nog?' vroeg Nancy.

Lake keek onzeker.

'Ik ben rechercheur van de afdeling moordzaken. Mijn naam is Nancy Gordon. U hebt me in de zaak Daley een kruisverhoor afgenomen.'

'Natuurlijk. Het spijt me. Ik doe niet zo veel strafzaken meer.'

'Hoe gaat het met u?' vroeg Nancy, terwijl ze tegenover Lake ging zitten.

'Ik ben helemaal verdoofd.'

'Ik begrijp hoe u zich moet voelen...' begon Nancy, maar Lake keek haar plotseling aan.

'U kunt het niet begrijpen. Ze zijn dood. Mijn gezin is dood.'

Lake sloeg zijn handen voor zijn gezicht en begon te huilen. Zijn schouders schokten.

'Ik begrijp heus hoe u zich voelt,' zei Nancy zacht. 'Een jaar geleden is mijn verloofde vermoord. Het enige positieve ervan is dat ik nu weet hoe slachtoffers zich werkelijk voelen en soms kan ik ze zelfs door die eerste verschrikkelijke momenten heen helpen.'

Lake keek op. Hij veegde langs zijn ogen. 'Het spijt me,' zei hij. 'Het is ook zo erg. Ze betekenden alles voor me. En Melody... Hoe kan iemand zo'n klein meisje zoiets aandoen? Ze deed niemand kwaad. Ze was nog maar zo klein.'

'Meneer Lake, er zijn de laatste maanden in Hunter's Point vier vrouwen verdwenen. Iedere keer werden net als hier een zwarte roos en een briefje achtergelaten. Ik weet hoeveel verdriet u hebt, maar we moeten snel handelen. Dit is de eerste keer dat we werkelijk een slachtoffer gevonden hebben. Dat zou kunnen betekenen dat u de moordenaar hebt verrast voordat hij tijd had uw vrouw mee te nemen. Alles wat u ons zou kunnen vertellen, is bijzonder welkom en kan ons helpen deze man te pakken te krijgen voordat hij opnieuw toeslaat.'

'Ik weet niets. Geloof me, ik heb er heus over nagedacht. Ik was nog bezig met een zaak. Ik belde Sandy om te zeggen dat ik wat later thuis zou zijn. Ik zag niets ongewoons toen ik aan kwam rijden. Toen ik... ik weet eigenlijk niet zo goed meer wat ik heb gedaan toen ik... ik weet dat ik op de onderste traptree ben gaan zitten.'

Lake zweeg. Hij haalde diep adem om niet opnieuw in huilen uit te barsten. Zijn lip trilde. Hij nam een slokje whisky.

'Dit is vreselijk moeilijk voor me. Ik wil helpen, maar... Echt, dit is verschrikkelijk moeilijk.'

Nancy stond op en legde een hand op Lakes schouder. Hij begon opnieuw te huilen.

'Ik zal mijn telefoonnummer achterlaten. Ik wil graag dat u me belt als ik iets voor u kan doen. Wat dan ook. Als u zich iets herinnert, bel me dan, ook al lijkt het onbetekenend. Alstublieft.'

'Goed. Morgen zal het wel beter gaan en dan zal ik... Het is alleen...'

'Het geeft niet. O, iets anders nog. Er zal wel een horde journalisten op u af komen. Ze zullen uw privacy niet respecteren. Praat alstublieft niet met ze. Er zitten veel aspecten aan deze zaak die we niet bekend zullen maken. We houden feiten achter om valse bekentenissen te kunnen elimineren en de echte moordenaar te identificeren. Het is enorm belangrijk dat u de details voor u houdt.'

'Ik zal niet met de pers praten. Ik wil met niemand praten.'

'Goed,' zei Nancy vriendelijk. 'En het komt wel goed. Het zal niet honderd procent worden, en het zal lang duren, maar u zult uw verlies verwerken. Het zal niet gemakkelijk zijn. Ik ben nog steeds niet over mijn verdriet heen. Maar het gaat beter met me, en met u zal het ook beter gaan. Vergeet niet dat u mag bellen. Niet over de zaak. U weet wel, als u alleen maar met me wilt praten.'

Lake knikte. Toen Nancy de kamer uit liep, ging hij achterover in zijn stoel liggen, liet zijn hoofd tegen de rugleuning rusten en sloot zijn ogen.