Hoofdstuk 25
Alan Page keek naar de verlichte cijfers van zijn digitale wekker terwijl hij in het donker naar de telefoon tastte. Het was kwart over vier.
'Spreek ik met Alan Page, de officier van justitie van Multnomah County?' vroeg een mannenstem.
'Dat ben ik, en dat zal ik na zonsopgang nog steeds zijn.'
'Mijn excuses, maar het is hier drie uur later en mijn vliegtuig vertrekt over een half uur.'
'Met wie spreek ik?' vroeg Page, wakker genoeg om zich te ergeren.
'Mijn naam is Wayne Turner. Ik ben de assistent van senator Raymond Colby. Vroeger was ik rechercheur bij de politie van Hunter's Point. Nancy Gordon en ik zijn goede vrienden.'
Page sloeg zijn benen over de rand van het bed en ging rechtop zitten.
'U hebt mijn onverdeelde aandacht. Waar gaat het over?'
'Om een uur of tien plaatselijke tijd zal ik in het Sheraton Airport Hotel zijn. Ik kom u op verzoek van senator Colby het een en ander vertellen.'
'Het gaat over Darius?'
'Wij kennen hem als Peter Lake. De senator wil dat ik u volledig inlicht over bepaalde zaken waarvan u wellicht niet op de hoogte bent.'
'Zoals?'
'Niet over de telefoon, meneer Page.'
'Zal dit bijdragen tot mijn bewijsvoering tegen Darius?'
'Mijn informatie zal ongetwijfeld tot een veroordeling leiden.'
'Kunt u me iets meer vertellen?'
'Niet over de telefoon,' herhaalde Turner, 'en alleen aan u.'
'Randy Highsmith is hoofd strafzaken bij ons. U hebt hem gesproken. Mag hij meekomen?'
'Ik wil één ding duidelijk stellen, meneer Page. Senator Colby steekt zijn nek zo ver voor u uit als dat voor een politicus mogelijk is. Het is mijn taak ervoor te zorgen dat het hem de kop niet kost. Toen meneer Highsmith belde, heb ik hem met een kluitje in het riet gestuurd. U zult de feiten te horen krijgen die ik meneer Highsmith niet wilde vertellen. Niet op eigen initiatief. De senator stond erop dat ik naar Portland zou vliegen. Het is mijn taak te doen wat hij wil, maar ik ben van plan hem te beschermen voor zover dat in mijn macht ligt. Daarom geen getuigen, geen aantekeningen en rekent u er maar op dat u op geluidsapparatuur wordt gecontroleerd. Verder kunt u gerust zijn. Wat u te horen zult krijgen zal het ongemak van dit nachtelijke telefoontje meer dan waard zijn. Nu moet ik gauw mijn vliegtuig halen, als u dat tenminste nog wilt.'
'Graag, meneer Turner. Ik zal doen wat u zegt. Tot tien uur.'
Page hing de hoorn op en bleef klaarwakker in het donker zitten. Wat zou Turner hem te zeggen hebben? Welk verband kon er bestaan tussen de kandidaat voor het Hooggerechtshof en Martin Darius? Wat het ook was, Turner dacht dat zijn informatie de veroordeling van Darius garandeerde en daar ging het om. Darius zou boeten. Vanaf die eerste borgzitting leek de zaak hem langzaam door de vingers te glippen. Zelfs na de tragische dood van Lisa Darius had de aanklager nog geen concrete bewijzen in handen. Misschien zou de informatie van Turner hem redden.
Wayne Turner opende de deur van zijn hotelkamer en liet Alan
Page binnen. Turner droeg een keurig driedelig kostuum. Het kostuum van Page was gekreukeld, zijn schoenen ongepoetst. Als iemand er uitzag alsof hij zojuist vijfenveertighonderd kilometer had afgelegd, dan was het Page wel.
'Eerst de striptease maar even,' zei Turner, toen de deur dicht was. Page trok zijn jasje uit. Turner fouilleerde hem vakkundig.
'Tevreden?'
'Helemaal niet, meneer Page. Als ik mijn zin had gekregen, zat ik hoog en droog in Washington DC. Wilt u koffie?'
'Graag.'
Op een salontafel stond een thermosfles plus de resten van een broodje kaas. Turner schonk twee kopjes in.
'Voordat ik ook maar één woord loslaat, wil ik de regels van het spel met u doornemen. De kans is groot dat senator Colby niet wordt benoemd als wat ik u ga vertellen in de openbaarheid komt. U moet me beloven dat u de senator of mij niet als getuige in een proces zult oproepen of de informatie aan iemand anders zult doorvertellen - zelfs niet aan leden van uw staf - tenzij dat voor de veroordeling van Martin Darius absoluut noodzakelijk is.'
'Meneer Turner, ik heb respect voor de senator. Ik wil hem in het Hooggerechtshof zien. Dat hij bereid is ondanks het feit dat zijn benoeming op het spel staat, mij deze inlichtingen te geven, maakt mijn waardering voor zijn werk voor onze samenleving des te groter. Geloof me, ik zal niets doen dat zijn positie in gevaar kan brengen, als het niet echt nodig is, maar allereerst wil ik er eerlijk voor uitkomen dat deze tenlastelegging niet bepaald op rolletjes loopt. Als u het mij vraagt zal Martin Darius op grond van de bewijzen die ik nu heb, niet worden veroordeeld.'