De timer van de magnetron ging af. Alan Page liep achterwaarts de keuken in, en hield met één oog de televisie in de gaten. De nieuwslezer van CBS had het over de datum van de hoorzitting die de benoeming van Raymond Colby officieel zou maken. Door Colby zou het Federale Hooggerechtshof in meerderheid conservatief worden en dat was goed nieuws voor openbare aanklagers.
Alan haalde zijn diepvriesmaaltijd uit de magnetron en wierp een ongeïnteresseerde blik op het voedsel. Hij was zevenendertig, had kort zwart haar, een gezicht waarop nog steeds de sporen van acne zichtbaar waren en een doelbewuste blik waar de meeste mensen zenuwachtig van werden. Hij was zo mager als een lat, wat op belangstelling voor sport leek te duiden. In werkelijkheid was Alan mager omdat hij niet van eten hield en zich met het absolute minimum op de been hield. Nu hij gescheiden was, was het nog erger geworden. Op een van zijn betere dagen ontbeet hij met oploskoffie, lunchte met een boterham en dineerde met een pizza.
Een journalist had een gesprek met iemand die Colby kende uit de tijd dat hij directeur van Marlin Steel was. Alan pakte de afstandsbediening en zette het geluid harder. Zo te horen stond niets Colby's benoeming als opperrechter van het Federale Hooggerechtshof in de weg. Toen het Colby-item was afgerond ging de bel. Alan hoopte dat het geen zakelijk bezoek was. Om negen uur kwam er een film met Bogart waar hij de hele dag naar had uitgekeken.
De vrouw die bij Alan op de stoep stond, hield een aktentas boven haar hoofd om zichzelf tegen de regen te beschermen. Naast haar stond een kleine, bruine koffer. Bij de stoep wachtte een taxi met zwaaiende ruitenwissers en koplampen die met hun lichtbundels de stromende regen doorsneden.
'Alan Page?'Hij knikte. De vrouw liet de leren portefeuille die ze in haar vrije hand had openvallen, zodat Alan haar insigne kon zien.
'Nancy Gordon. Ik ben rechercheur bij de afdeling moordzaken in Hunter's Point, New York. Mag ik binnenkomen?'
'Natuurlijk,' zei hij, terwijl hij een stap opzij deed. Gordon gaf de taxichauffeur een teken en dook naar binnen. Ze hield de aktentas van zich af, schudde het water er boven de deurmat af en trok de koffer naar binnen.
'Laat me uw jas aannemen,' zei Alan. 'Wilt u iets drinken?'
'Een kop warme koffie, alstublieft,' antwoordde Gordon terwijl ze hem haar regenjas overhandigde.
'Wat heeft een rechercheur uit New York in Portland, Oregon te zoeken?' vroeg Alan, terwijl hij de jas aan de kapstok hing.
'Zegt de uitdrukking "Verdwenen, Maar Niet Vergeten" u iets, meneer Page?'
Even stond Alan als verstijfd, toen draaide hij zich om. 'Die informatie is niet bekend gemaakt. Hoe komt het dat u ervan weet?'
'Ik weet meer dan u zich kunt voorstellen wat dat "Verdwenen, Maar Niet Vergeten" betreft, meneer Page. Ik weet wat de boodschap betekent. Ik weet van de zwarte roos. Ik weet ook wie uw vermiste vrouwen heeft ontvoerd.'
Alan had even tijd nodig om na te denken.
'Gaat u zitten, dan haal ik de koffie,' zei hij tegen Gordon.
Het was een klein appartement. De woonkamer en de keuken waren bij elkaar getrokken en slechts door een bar van elkaar gescheiden. Gordon koos een leunstoel bij de televisie en wachtte geduldig tot Alan water uit een ketel met koffiepoeder had vermengd. Hij gaf het kopje aan de rechercheur, zette de televisie uit en ging tegenover haar op de bank zitten. Gordon was een lange vrouw met een atletisch figuur. Alan schatte haar tussen de dertig en de veertig. Ze droeg haar blonde haar kort geknipt. Ze was aantrekkelijk zonder er iets voor te hoeven doen. Het meest opvallende aan de rechercheur was haar volkomen ernstige houding. Haar jurk was stijf, haar ogen stonden koud, haar lippen vormden een strakke lijn, en haar lichaam was gespannen, als een dier dat zich voorbereidt op de aanval.
Gordon leunde iets naar voren. 'Denk eens aan de meest gruwelijke misdadigers, meneer Page. Denk aan Bundy, Manson, Dahmer. De man die deze briefjes schrijft is slimmer en veel gevaarlijker dan zij, omdat zij allemaal dood zijn of in de gevangenis zitten. De man die u zoekt is de man die de benen heeft genomen.'
'En u weet wie hij is?' vroeg Alan.
Gordon knikte. 'Ik heb tien jaar gewacht tot hij ergens zou opduiken.'
Gordon zweeg even. Ze keek naar de damp die uit haar koffie opsteeg. Toen keek ze Alan aan.
'Deze man is sluw, meneer Page, en hij is anders. Hij is niet menselijk in de normale zin van het woord. Ik wist dat hij zich niet eeuwig zou kunnen beheersen en ik had gelijk. Nu is hij te voorschijn gekomen en ik kan hem te pakken krijgen, maar ik heb uw hulp nodig.'
'Als u dit kunt ophelderen, kunt u alle hulp krijgen die u maar wilt, maar ik weet nog steeds niet precies wie u bent en waar u het over hebt.'
'Natuurlijk. Het spijt me. Ik heb me zo lang met deze zaak beziggehouden, dat ik vergeet dat andere mensen niet op de hoogte zijn. En u zult de hele voorgeschiedenis moeten kennen, anders zult u het niet begrijpen. Hebt u tijd, meneer Page? Mag ik het u nu vertellen? Ik geloof niet dat we ermee kunnen wachten, zelfs niet tot de ochtend. Niet zolang hij nog vrij rondloopt.'
'Als u niet te moe bent.'
Gordon keek Alan zo doordringend aan dat hij zijn blik afwendde.
'Ik ben altijd moe, meneer Page. Er is een tijd geweest dat ik zonder pillen niet kon slapen. Daar ben ik nu overheen, maar mijn nachtmerries zijn niet verdwenen, en ik slaap nog steeds slecht. Dat zal pas overgaan als hij achter slot en grendel zit.'
Alan wist niet wat hij zeggen moest. Gordon sloeg haar ogen neer. Ze dronk haar koffie op. Daarna vertelde ze Alan Page de geschiedenis van Hunter's Point.