Hoofdstuk 17

Die zondagmiddag stond Raymond Colby voor de open haard in zijn studeerkamer in afwachting van de komst van de advocate uit Portland. Een dienstmeisje had de haard aangestoken. Colby strekte zijn handen uit om de warmte op te vangen en een kilte te verdrijven die bijzonder weinig te maken had met de ijzige regen die zijn stadgenoten ervan weerhield zich op de straten van Georgetown te wagen.

De voordeur ging open en dicht. Dat zouden Wayne Turner en Betsy Tannenbaum zijn. Colby trok zijn jasje recht. Waar was Tannenbaum op uit? Daar ging het om. Viel er met haar te praten? Was ze omkoopbaar? Turner dacht niet dat Lakes advocaat alles wist, maar ze wist genoeg om zijn benoeming in de war te sturen. Misschien zou ze aan hun kant staan als ze de feiten eenmaal kende. De publiciteit zou tenslotte niet alleen Raymond Colby, maar ook haar cliënt ruïneren.De deur naar de studeerkamer ging open en Wayne Turner deed een stap opzij. Colby nam zijn bezoekster op. Betsy Tannenbaum was aantrekkelijk, maar Colby zag meteen dat zij niet iemand was die op haar mooie uiterlijk vertrouwde. Ze droeg een streng zwart pakje met een crèmekleurige blouse. Een echte zakenvrouw, wel wat zenuwachtig misschien, niet helemaal zeker van zichzelf, maar toch bereid een machtig man op diens eigen terrein tegemoet te treden. Colby glimlachte en stak zijn hand uit. Ze gaf een stevige handdruk. Ze was niet bang Colby in de ogen te kijken of hem te monsteren net als hij haar had gedaan.

'Hebt u een goede reis gehad?' vroeg Colby.

'Uitstekend.' Betsy keek om zich heen naar de gezellige kamer. Bij de haard stonden drie hoge leunstoelen. Colby maakte een wijzend gebaar.

'Mag ik u iets aanbieden om warm te worden?'

'Een kopje koffie graag.'

'Niets sterkers?'

'Nee, dank u.'

Betsy nam de stoel die het dichtst bij het raam stond. Colby ging in de middelste stoel zitten. Wayne Turner schonk koffie uit een zilveren kan die van tevoren door een dienstmeisje op een antiek notehouten dressoir was neergezet. Betsy staarde in het vuur. Ze had tijdens de rit vanaf het vliegveld nauwelijks gezien wat voor weer het was. Nu ze binnen was begon ze te rillen, een uitgestelde reactie op de spanning van de laatste uren. Wayne Turner gaf Betsy een fijntjes met rozen beschilderd kopje van teer porselein. De bloemen waren bleekroze en de steeltjes bestonden uit dunne, goudkleurige lijnen.

'Wat kan ik voor u doen, mevrouw Tannenbaum?'

'Ik weet wat u tien jaar geleden in Hunter's Point hebt gedaan, senator. En ik wil weten waarom.'

'En wat heb ik gedaan?'

'U hebt het opsporingsteam van Hunter's Point omgekocht, u hebt een politiedossier vernietigd en een dekmantel gevormd om een monsterlijke seriemoordenaar te beschermen, die zich te buiten gaat aan het martelen van vrouwen.'

Colby knikte ongelukkig. 'Wat u zegt berust voor een deel op waarheid, maar niet volledig. Niemand van het team is omgekocht.'

'Ik weet wat hun prijs was,' antwoordde Betsy kort.

'Wat denkt u te weten?'

Betsy kreeg een kleur. De toevalligheden, de onwaarschijnlijkheden, hadden haar op het spoor van de enig mogelijke oplossing gebracht, maar ze wilde niet opschepperig klinken. Aan de andere kant, als ze Colby vertelde hoe ze erachter was gekomen, zou hij inzien dat ze zich niet liet beetnemen.

'Ik weet dat de termijn van een senator zes jaar is,' antwoordde Betsy, 'en dat u nu halverwege de tweede termijn bent. Dat wil zeggen dat u negen jaar in de senaat hebt gezeten. Negen jaar geleden liet Frank Grimsbo een slecht betaald baantje bij een onbekend politiekorps van een kleine stad schieten voor een goedbetaalde baan bij Marlin Steel, uw vroegere bedrijf. Negen jaar geleden ging John O'Malley, de chef van datzelfde politiekorps, met pensioen en vertrok naar Florida. Wayne Turner, die ook deel uitmaakte van het team dat de rozenmoordenaar moest opsporen, is uw assistent. Ik heb mezelf afgevraagd hoe het komt dat het drie leden van hetzelfde kleine politiekorps plotseling zo goed ging, en waarom het hun allen zo goed ging juist toen u besloot zich verkiesbaar te stellen voor de Senaat. Het antwoord lag voor de hand. Ze werden betaald om te zwijgen en het dossier van het onderzoek naar de zaak van de rozenmoordenaar te vernietigen.'

Colby knikte. 'Een uitstekende conclusie, maar slechts gedeeltelijk juist. De mensen werden beloond, niet omgekocht. Frank Grimsbo heeft zich opgewerkt tot hoofd van de bewakingsdienst nadat ik hem daar aan een baan had geholpen. O'Malley kreeg een hartaanval en zag zich genoodzaakt met pensioen te gaan. Ik ben een rijk man. Ik hoorde van Wayne dat John financiële problemen had en ik heb hem geholpen. Wayne was ten tijde van de ontvoeringen en de moorden deelstudent. Twee jaar later studeerde hij af en ik heb hem toen aan een baan in Washington geholpen, maar niet bij mij. Wayne is pas een jaar voor het eind van mijn eerste termijn voor mij gaan werken. Hij had zich toen in het Capitool een uitstekende reputatie verworven. Toen Larry Merrill, mijn assistent, een praktijk in Manhattan begon, heb ik Wayne gevraagd zijn plaats in te nemen. U ziet, de verklaring voor deze feiten is minder sinister dan u dacht.'

'Maar ik heb gelijk wat het dossier betreft.'

'Daar heeft O'Malley voor gezorgd.'

'En dat Lake vrijuit ging?'

Opeens zag Colby er stokoud uit.

'Iedereen heeft wel iets in zijn leven waar hij achteraf spijt van heeft. Ik denk voortdurend aan Hunter's Point, maar ik zie niet in hoe het anders had kunnen aflopen.'

'Hoe kon u, senator? Die kerel is niet menselijk. U kon toch weten dat hij het ooit, ergens, opnieuw zou doen?'

Colby keek naar Betsy zonder haar echt te zien. Hij zag er volkomen verloren uit, als een man die juist te horen heeft gekregen dat hij aan een ongeneeslijke ziekte lijdt.

'Dat wisten we, moge God ons vergeven. We wisten het, maar we hadden geen keus.'