Hoofdstuk 13

International Exports was gevestigd op de tweeëntwintigste verdieping van de First Interstate Bank Tower, in een klein kantoor, weggestopt in een hoek naast een verzekeringsbedrijf. Een Latijns-Amerikaanse vrouw van middelbare leeftijd keek op van haar tekstverwerker toen Reggie Stewart binnenkwam. Ze keek verrast, alsof ze niet aan bezoekers gewend was.

Even later zat Stewart tegenover Manuel Ochoa, een goed geklede, zwaar gebouwde Mexicaan met een donker gezicht en een borstelige, peper-en-zoutkleurige snor.

'Verschrikkelijk, dat van Martin. Is jullie officier van justitie gek geworden om zo'n vooraanstaand burger te arresteren? Er zijn toch geen bewijzen tegen hem?' zei Ochoa, terwijl hij Stewart een sigaartje aanbood.

Stewart wuifde afwerend.

'Eerlijk gezegd weten we niet wat voor bewijzen Alan Page heeft. Hij laat zich niet in de kaart kijken. Daarom ga ik praten met mensen die meneer Darius kennen. We proberen erachter te komen wat Page eigenlijk in zijn schild voert.'

Ochoa knikte meelevend. 'Ik zal u helpen zoveel ik kan, meneer Stewart.'

'Kunt u vertellen wat voor relatie u met Darius had?'

'We hebben zakelijke contacten. Hij wilde een winkelcentrum bouwen bij Medford en de banken wilden dat niet financieren,dus toen is hij bij mij gekomen.'

'Hoe gaat het met dat project?'

'Niet zo best, helaas. Martin heeft de laatste tijd wat problemen gehad. Hij had pech met dat bouwterrein waar die lijken zijn ontdekt. Hij had heel wat geld in dat huizenproject gestoken. Hij komt steeds dieper in de schulden te zitten. Ons project is ook uitgesteld.'

'Hoe ernstig zit Darius in de financiële problemen?'

Ochoa blies een rookwolk naar het plafond. 'Ernstig. Ik maak me zorgen om mijn investering, maar ik heb me natuurlijk ingedekt.'

'Als meneer Darius in de gevangenis moet blijven, of veroordeeld wordt, wat gebeurt er dan met zijn bedrijf?'

'Daar kan ik niks van zeggen. Martin is de drijvende kracht van de zaak, maar hij heeft goede mensen in dienst.'

'Bent u bevriend met meneer Darius?'

Ochoa nam een lange trek van zijn cigarillo.

'Je zou kunnen zeggen dat we tot voor kort vrienden waren, maar geen goede vrienden. Kennissen is een beter woord. Martin kwam wel bij mij thuis, we gingen vriendschappelijk met elkaar om. Maar onze relatie is er de laatste tijd met die zakelijke problemen niet op vooruitgegaan.'

Stewart legde foto's van de drie vrouwen en een papier met de data van hun verdwijning op het vloeiblad.

'Hebt u meneer Darius op een van deze data gezien?'

'Ik geloof het niet.'

'En de foto's? Hebt u meneer Darius ooit met een van deze vrouwen gezien?'

Ochoa bekeek de foto's en schudde zijn hoofd. 'Nee, maar ik heb Martin wel eens met andere vrouwen gezien.' Stewart haalde een notitieblok te voorschijn. 'Ik heb een groot huis en woon alleen. Ik vind het leuk vrienden om me heen te hebben. Sommigen van hen zijn aantrekkelijke, alleenstaande dames.'

'Wilt u dat nader toelichten, meneer Ochoa?'Ochoa lachte. 'Martin houdt van jonge vrouwen, maar hij blijft altijd discreet. Ik heb logeerkamers voor mijn vrienden.'

'Gebruikt meneer Darius drugs?'

Ochoa keek Stewart nieuwsgierig aan. 'Wat heeft dat ermee te maken, meneer Stewart?'

'Ik moet zoveel mogelijk van mijn cliënt weten. Je weet nooit wanneer het van pas kan komen.

'Ik weet niets van drugs en,' zei Ochoa, op zijn Rolex-horloge kijkend, 'ik ben bang dat ik een afspraak heb.'

'Bedankt voor medewerking.'

'Graag gedaan. Als ik Martin ergens mee kan helpen, laat het me dan weten. En wens hem het allerbeste van me.'