Hoofdstuk 12
'Ik zal u vertellen hoe ik het zie, mevrouw Tannenbaum,' zei rechter Norwood. 'Ik weet dat het recht op confrontatie met de getuige in de grondwet is vastgelegd en ik wil niet beweren dat uw bezwaren onterecht zijn, maar dit is een borgzitting en bij een strafproces gaat het om andere zaken. De heer Page probeert mij ervan te overtuigen dat hij zoveel bewijsmateriaal heeft dat tijdens het strafproces vrijwel zeker een veroordeling zal volgen. Hij is van mening dat een deel van dat bewijsmateriaal zal worden geleverd door die vermiste rechercheur, of door iemand anders uit New York. Ik heb besloten hem zijn bewijzen naar voren te laten brengen, maar ik zal er ook rekening mee houden dat zijn getuige op dit moment niet beschikbaar is, en dat zij, of die andere rechercheurs, ook tijdens het strafproces mogelijk niet aanwezig zal zijn. Later zal ik bepalen welk gewicht ik aan deze getuigenverklaring zal toekennen, maar ik heb besloten haar wel toe te laten. Als u het niet met mijn beslissing eens bent, kan ik u dat niet kwalijk nemen. Misschien is het een verkeerde beslissing. Daarom kennen we ook de mogelijkheid om in beroep te gaan. De heer Page mag zijn verklaring in ieder geval afleggen.'
Betsy had al laten noteren dat ze bezwaar maakte, dus zweeg ze toen Alan Page de eed aflegde.
'Meneer Page,' vroeg Randy Highsmith, 'hebt u de avond voordat de stoffelijke resten van Victoria Miller, Wendy Rieser, Laura Farrar en een onbekende man werden opgegraven op een bouwterrein waarvan de verdachte de eigenaar is, bezoek gehad van een vrouw?'
'Ja.'
'Wie was deze vrouw?'
'Nancy Gordon, rechercheur bij het politiekorps van Hunter's Point in New York.'
'Waren ten tijde van het bezoek van rechercheur Gordon de omstandigheden rond de verdwijning van de drie vrouwen uit Portland algemeen bekend?'
'Integendeel, meneer Highsmith. De politie en het OM waren niet zeker van de status van de vermiste vrouwen. Daarom behandelden we de incidenten als gevallen van vermissing. De media hadden geen idee van het verband tussen de verdwijningen en de echtgenoten gaven hun medewerking door de feitelijke toedracht voor zich te houden.'
'Welk verband was dat?'
'De zwarte rozen en de briefjes met "Verdwenen, Maar Niet Vergeten".'
'Waaruit begreep u dat rechercheur Gordon over informatie beschikte die kon bijdragen tot de oplossing van deze raadselachtige verdwijningen?'
'Ze wist van de briefjes en de rozen.'
'Waar had ze die informatie volgens eigen zeggen opgedaan?'
'In Hunter's Point, tien jaar geleden, toen er een bijna identieke serie verdwijningen plaatsvond.'
'Wat was de aard van haar betrokkenheid bij de zaak in Hunter's Point?'
'Ze was lid van het opsporingsteam dat zich met die zaak bezighield.'
'Hoe kwam het dat rechercheur Gordon op de hoogte was van onze verdwijningen en de overeenkomsten tussen de beide zaken?'
'Ze vertelde mij dat ze een anonieme brief had gekregen waaruit ze kon opmaken dat de persoon die verantwoordelijk was voor de moorden in Hunter's Point, in Portland woonde.'
'Wie was die persoon?'
'Zij kende hem als Peter Lake.'
'Heeft ze u nog meer verteld over Peter Lake?'
'Ja. Hij had een succesvolle advocatenpraktijk in Hunter's Point. Hij was getrouwd met Sandra Lake en had een zesjarig dochtertje, Melody. De vrouw en het kind werden vermoord en naast het lichaam van de moeder werden een briefje met "Verdwenen, Maar Niet Vergeten" en een zwarte roos gevonden. Lake had zo zijn politieke contacten en de politiechef moest hem van de burgemeester van Hunter's Point in het opsporingsteam opnemen. Al gauw werd Lake de voornaamste verdachte, hoewel hij zich daarvan niet bewust was.'
'Zijn de vingerafdrukken van Peter Lake vergeleken met die van Martin Darius?' 'Ja?'
'Wat was de conclusie?'
'Martin Darius en Peter Lake zijn één en dezelfde persoon.'
Highsmith overhandigde de griffier twee kaartjes met vingerafdrukken en een verslag van een deskundige om als bewijsstukken te worden toegelaten.
'Meneer Page, heeft rechercheur Gordon u verteld waarom ze van mening was dat de verdachte de vrouwen in Hunter's Point had vermoord?'
'Inderdaad.'
'Vertelt u de rechtbank wat ze u heeft verteld.'
'Peter Lake kende alle vrouwen die in Hunter's Point waren verdwenen. Gloria Escalante was lid van de jury tijdens een strafproces waarbij Lake als raadsman optrad. Samantha Reardon was lid van dezelfde club als de Lakes. De man van Anne Hazelton was advocaat en de Lakes en de Hazeltons hadden elkaar ontmoet op feestjes van de Vereniging van Juristen. Patricia Cross en Sandra Lake, de vrouw van Peter, kenden elkaar van de studentenvereniging.
Op de avond dat Sandra en Melody Lake werden vermoord, maakte rechercheur Gordon kennis met Lake. Het was de eerste keer dat er een stoffelijk overschot werd gevonden. In alle andere gevallen waren het briefje en de roos in de slaapkamer op het kussen van de vermiste vrouw achtergelaten. Op geen van de briefjes werden vingerafdrukken aangetroffen. Op het briefje bij Lake thuis stonden de vingerafdrukken van Sandra Lake. De recherche dacht dat Sandra Lake het briefje had ontdekt en door haar man was vermoord om te voorkomen dat ze hem met de verdwijningen in verband zou brengen als het nieuws van de briefjes eenmaal bekend zou worden. Verder waren ze van mening dat Melody getuige was geweest van de moord op haar moeder en daarom ook moest sterven.'
'Deed er zich een probleem voor in verband met de tijd waarop Peter Lake aangifte deed van de moorden?'
'Ja. Peter Lake vertelde de politie dat hij de stoffelijke overschotten onmiddellijk na aankomst had gevonden, dat hij enige tijd geschokt op de trap had gezeten en daarna de alarmcentrale had gebeld. Het telefoontje kwam binnen om kwart over acht, maar een buurman zag Peter Lake kort na tien voor halfacht thuiskomen. De leden van het opsporingsteam waren van mening dat het vijfenvijftig minuten duurde voordat Lake aangifte deed, omdat de slachtoffers nog leefden toen Lake thuiskwam.'
'Waren er nog andere omstandigheden die erop wezen dat Lake de dader was?'
'Een zekere Henry Waters werkte voor een bloemisterij. Zijn bestelwagen werd op de dag van de verdwijning van Gloria Escalante in de buurt van haar huis gesignaleerd. Waters stond als gluurder bij de politie bekend. Het stoffelijk overschot van Patricia Cross werd bij Waters in de kelder aangetroffen. Haar buik was opengereten, net als die van de drie vrouwen in Portland.
In de ogen van het team was Waters eigenlijk nooit een serieuze verdachte geweest, maar dat wist Lake niet. Waters was op het randje van zwakzinnig en had nooit geweld gebruikt. Er bestond geen enkel verband tussen hem en de andere slachtoffers. Lake hield, zonder het iemand te vertellen, de wacht bij het huis van Waters en volgde hem dagenlang voordat Patricia Cross gevonden werd.'
'Wat voerde de politie naar het huis van Waters?'
'Een anoniem telefoontje van een man die nooit geïdentificeerd is. De leden van het team meenden dat Lake Cross naar het huis van Waters had gebracht, haar in de kelder had vermoord, en vervolgens de politie had gebeld.'
'Waarom is Lake nooit vervolgd?'
'Waters werd gedood tijdens de arrestatie. De politiechef en de burgemeester maakten bekend dat Waters de rozenmoordenaar was. Er werden geen moorden meer gepleegd en de zaak werd gesloten.'
'Waarom kwam rechercheur Gordon naar Portland?'
'Toen het nieuws over de incidenten met de briefjes en de rozen in Portland haar bereikte, wist ze dat een en dezelfde persoon verantwoordelijk moest zijn voor de misdrijven in Hunter's Point en die in Portland, omdat de kleur van de rozen en de inhoud van de briefjes in Hunter's Point nooit bekend waren gemaakt.'
'Waar ging rechercheur Gordon na haar gesprek met u naar toe?'
'Naar Motel Lakeview. De manager zei dat ze twintig minuten nadat ze mijn appartement verlaten had, was gearriveerd.'
'Hebt u rechercheur Gordon na het bewuste gesprek bij u thuis nog gezien of gesproken?'
'Nee. Ze is verdwenen.'
'Hebt u haar kamer in het motel doorzocht?'
Page knikte. 'Het leek alsof ze bij het uitpakken van haar koffer werd gestoord. Toen ze bij mij was, had ze een aktentas bij zich met een heleboel stukken die verband hielden met de zaak. Die was niet in haar kamer. Op een notitieblok naast de telefoon stond het adres van het bouwterrein waar de stoffelijke resten zijn gevonden.'
'Welke conclusie trekt u daaruit?'
'Iemand heeft haar het adres telefonisch doorgegeven.'
'Wat is er volgens u daarna gebeurd?'
'Tja, ze had geen auto. We hebben alle taxibedrijven gebeld. Niemand heeft haar van het Lakeview opgehaald. Ik ben van mening dat degene die haar belde, haar heeft opgehaald.'
'Geen vragen meer, edelachtbare.'
Betsy glimlachte naar Page, maar hij reageerde niet. Hij keek strak en bleef kaarsrecht zitten.
'Meneer Page, er was sprake van een langdurig opsporingsonderzoek in Hunter's Point, nietwaar?'
'Dat is wat rechercheur Gordon zei.'
'Ik neem aan dat u de politierapporten van dat onderzoek hebt gelezen?'
'Nee, dat heb ik niet,' antwoordde Page, terwijl hij ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer schoof.
'Waarom niet?'
'Omdat ik ze niet heb.'
'Hebt u ze aangevraagd in Hunter's Point?'
'Nee.'
Betsy trok haar wenkbrauwen op. 'Als u van plan bent rechercheur Gordon te laten getuigen, zult u haar rapporten toch moeten kunnen overleggen.'
'Dat weet ik.'
'Is er een reden waarom u ze niet hebt aangevraagd?'
Page kreeg een kleur. 'Ze zijn niet te vinden.'
'Pardon?'
'De politie van Hunter's Point probeert ze op te sporen. De rapporten horen in het magazijn te liggen, maar daar zijn ze niet. We hopen dat rechercheur Gordon weet waar ze zijn, omdat zij me enkele voorwerpen heeft gegeven, waaronder het kaartje met de vingerafdrukken van Peter Lake, die naar we aannemen uit het dossier afkomstig zijn.'
Betsy besloot van onderwerp te veranderen.'Tijdens uw verklaring haalde u herhaaldelijk de mening van de leden van het opsporingsteam aan. Hebt u de leden van het team gesproken?'
'Nee, alleen rechercheur Gordon.'
'Bent u op de hoogte van hun verblijfplaats?'
'Ik heb zojuist gehoord dat Frank Grimsbo hoofd van de veiligheidsdienst bij Marlin Steel is.'
'Waar is dat?'
'Albany, New York.'
Betsy maakte een aantekening.
'U hebt Grimsbo niet gesproken?'
'Nee.' - .
'Wat zijn de namen van de andere rechercheurs?'
'Naast Gordon en Grimsbo was er de criminoloog Glen Michaels en een derde rechercheur, Wayne Turner.'
Betsy schreef de namen op. Toen ze opkeek, blikte Page uitdrukkingsloos voor zich uit.
'Meneer Page, is het waar dat u het verhaal van uw mysterieuze bezoekster op geen enkele manier kunt staven?'
'Alleen met de verklaring van de rechercheur.'
'Welke rechercheur?'
'Nancy Gordon.'
'Het was de eerste keer dat u deze vrouw zag, klopt dat?'
Page knikte.
'Hebt u ooit een foto van Nancy Gordon gezien?'
'Nee.'
'U kunt dus niet bevestigen dat de persoon die zichzelf voorstelde als rechercheur Nancy Gordon ook werkelijk Nancy Gordon is, klopt dat?'
'Het politiekorps van Hunter's Point heeft een Nancy Gordon in dienst.'
'Daar twijfel ik niet aan. Maar we weten niet zeker of zij wel de persoon is die u heeft bezocht?'
'Nee.'
'Er is bovendien geen bewijs dat deze vrouw dood is, of zelfs
het slachtoffer is geworden van een misdaad?'
'Ze wordt vermist.'
'Is er bloed aangetroffen in haar kamer?'
'Nee.'
'Waren er tekenen van verzet?'
'Nee,' antwoordde Page met tegenzin.
'Waren er getuigen van de moord op Melody en Sandra Lake?'
'Uw cliënt kan van de moord getuige zijn geweest,' zei Page uitdagend.
'U hebt alleen de theorieën van uw mysterieuze bezoekster om die veronderstelling te staven.'
'Dat is zo.'
'Is het ook niet zo dat de politiechef en de burgemeester van Hunter's Point het officiële standpunt innamen dat Henry Waters alle vrouwen had vermoord?' 'Ja.'
'Inclusief Sandra en Melody Lake?' 'Ja.'
'Dat houdt in dat de heer Lake - de heer Darius - slachtoffer van een misdrijf was, nietwaar?'
Page gaf geen antwoord en Betsy drong niet aan.
'Meneer Page, er waren zes slachtoffers in Hunter's Point, waaronder een zesjarig meisje. Kunt u me zeggen waarom u denkt dat een gewetensvolle ambtenaar een zaak als deze zou sluiten als de mogelijkheid bestond dat de moordenaar nog steeds op vrije voeten was?'
'Misschien wilde men het publiek geruststellen.'
'U bedoelt dat de bekendmaking wellicht deel uitmaakte van een strategie die erop gericht was de moordenaar minder op zijn hoede te doen zijn, terwijl men ondertussen het onderzoek voortzette?'
'Precies.'
'Maar het onderzoek werd niet voortgezet?''Volgens rechercheur Gordon niet, nee.'
'En er waren geen moorden meer na de dood van de heer Waters?'
'Nee.'
Betsy zweeg en keek rechter Norwood aan.
'Ik heb geen vragen meer, edelachtbare.'
'Meneer Highsmith?' vroeg rechter Norwood.
'Ik heb de heer Page niets meer te vragen.'
'U mag gaan, meneer Page.'
Page stond langzaam op. Betsy vond hem er moe en verslagen uitzien. Ze stelde het tevreden vast. Betsy schepte er geen plezier in Page te vernederen - hij leek een aardige kerel - maar Page verdiende alle klappen die hij had gekregen. Het was duidelijk dat hij Martin Darius op grond van buitengewoon wankel bewijsmateriaal had gearresteerd, hem een paar dagen in de gevangenis had laten zitten en had belasterd. Een openbare nederlaag was een lage prijs voor een dergelijke meedogenloze veronachtzaming van zijn plichten tegenover de samenleving.
'Zijn er nog andere getuigen?' vroeg de rechter.
'Ja, edelachtbare. Twee. Korte getuigenissen,' antwoordde Highsmith.
'Gaat uw gang.'
'De staat roept Ira White als getuige op.'
Een gezette man in een slecht passend bruin pak kwam haastig naar voren. Hij glimlachte nerveus terwijl hij de eed aflegde. Betsy schatte hem een jaar of dertig.
'Meneer White, wat is uw beroep?' vroeg Randy Highsmith.
'Ik ben vertegenwoordiger voor Finletter Tools.'
'Waar is het hoofdkantoor?'
'In Phoenix, Arizona, maar mijn rayon bestrijkt Oregon, Montana, Washington, Idaho en delen van Noord-Californië, bij de grens met Oregon.'
'Waar was u om twee uur 's middags op 11 oktober van dit jaar?'
Die datum klonk Betsy bekend in de oren. Ze keek in het politierapport. Het was de dag waarop Victoria Miller werd vermist.
'In mijn kamer in Motel Haciënda,' zei White.
'Waar bevindt zich dat motel?'
'In Vancouver, Washington.'
'Waarom was u in uw kamer?'
'Ik was pas aangekomen. Ik had een afspraak om drie uur en ik wilde mijn koffer uitpakken, een douche nemen en me verkleden.'
'Herinnert u zich uw kamernummer?'
'U hebt me een kopie van het gastenboek laten zien, als u dat bedoelt.'
Highsmith knikte.
'Het was 102.'
'Waar bevond zich de kamer met betrekking tot de receptie?'
'Hij lag vlak naast het kantoor, op de begane grond.'
'Meneer White, hoorde u om een uur of twee 's middags iets in de kamer naast de uwe?'
'Ja. Ik hoorde een vrouw schreeuwen en huilen.'
'Vertelt u de rechter wat er gebeurde.'
'Oké,' zei White, terwijl hij ging verzitten om rechter Norwood te kunnen aankijken. 'Ik hoorde niets totdat ik uit de douche kwam. Dat kwam omdat de kraan aan stond. Zodra ik die uit zette, hoorde ik een gil, alsof iemand pijn had. Ik schrok. De muren van dat motel zijn niet dik. De vrouw smeekte om genade en ze huilde en snikte het uit. Ik kon moeilijk verstaan wat ze zei, hoewel ik toch wat opving. Maar ik hoorde haar in elk geval huilen.'
'Hoe lang ging dat zo door?'
'Niet lang.'
'Hebt u de man of de vrouw in de kamer naast de uwe gezien?'
'Ik heb de vrouw gezien. Ik vroeg me af of ik bij de directie zou klagen, maar toen werd het rustig. Zoals ik al zei, het duurde niet
zo lang. Ik kleedde me voor mijn afspraak en ging om een uur of halfdrie weg. Zij kwam op hetzelfde moment naar buiten.' 'De vrouw uit de kamer naast de uwe?' White knikte.
'Herinnert u zich hoe ze eruitzag?'
'Zeker. Ze was heel aantrekkelijk. Blond. Mooi figuurtje.'
Highsmith liep naar de getuige en liet hem een foto zien.
'Komt deze vrouw u bekend voor?'
White keek naar de foto. 'Dat is ze.'
'Bent u daar zeker van?'
'Absoluut zeker.'
'Edelachtbare,' zei Highsmith, 'ik dien bewijsstuk 3 5 in, een foto van Victoria Miller.' 'Geen bezwaar,' zei Betsy. 'Geen vragen meer,' zei Highsmith.
'Ik heb geen vragen voor de heer White,' zei Betsy tegen de rechter.
'U kunt gaan, meneer White,' knikte rechter Norwood. 'De staat roept getuige Ramon Gutierrez op.' Een keurig geklede, donker ogende jongeman met een potlooddun snorretje ging in de getuigenbank zitten.'
'Waar werkt u, meneer Gutierrez?' vroeg Randy Highsmith. 'In Motel Haciënda.' 'In Vancouver?' 'Ja.'
'Welke functie bekleedt u daar?' 'Ik werk er overdag als receptionist.' 'Wat doet u 's avonds?'
'Ik studeer aan de State University in Portland.'
'Wat studeert u?'
'Ik ben eerstejaars medicijnen.'
'Dus u staat aan het begin van een lange weg?' vroeg Highsmith glimlachend. 'Ja.'
'Dat moet behoorlijk zwaar zijn.'
'Het is niet gemakkelijk.'
'Meneer Gutierrez, werkte u op 11 oktober van dit jaar in Motel Haciënda?'
'Ja.'
'Beschrijf de indeling van het motel.'
'Het bestaat uit twee verdiepingen. Er is een overloop op de eerste verdieping die om het hele gebouw heen loopt. Het kantoor ligt aan de noordkant op de begane grond, en dan hebben we de kamers nog.'
'Hoe zijn de kamers op de begane grond genummerd?'
'De kamer naast het kantoor is nummer 102. Die daarnaast is 103, enzovoort.'
'Hebt u de gegevens over 11 oktober meegebracht?'
'Ja,' zei Gutierrez, terwijl hij de openbare aanklager een groot, donkergeel blad uit een gastenboek aanreikte.
'Wie had die middag kamer ioz?'
'Ira White uit Phoenix, Arizona.'
Highsmith keerde de getuige zijn rug toe en keek Martin Darius aan.
'Wie had kamer 103?'
'Ene Elizabeth McGovern uit Seattle.'
'Hebt u mevrouw McGovern ingeschreven?'
'Ja.'
'Hoe laat?'
'Even na twaalven.'
'Ik overhandig de getuige bewijsstuk 35. Herkent u deze vrouw?'
'Dat is mevrouw McGovern.'
'Weet u dat zeker?'
'Ja. Ze was een schoonheid,' zei Gutierrez spijtig. 'Bovendien zag ik een foto van haar in de Oregonian. Ik herkende haar meteen.'
'Aan welke foto refereert u?' 'De foto van de vermoorde vrouw. Alleen stond er dat ze Victoria Miller heette.'
'Hebt u het openbaar ministerie gebeld zodra u de krant had gelezen?'
'Onmiddellijk. Ik heb meneer Page gesproken.'
'Waarom hebt u gebeld?'
'In de krant stond dat ze die avond, de elfde, was verdwenen, dus ik dacht dat de politie wel geïnteresseerd zou zijn in de man die ik heb gezien.'
'Welke man?'
'Die bij haar in de kamer was.'
'U zag een man in de kamer van mevrouw Miller?'
'Nou, niet in haar kamer. Maar ik zag hem naar binnen gaan en weer naar buiten komen. Hij was er wel vaker.'
'Met mevrouw Miller?'
'Ja. Een of twee keer per week. Zij schreef zich in en dan kwam hij later.' Gutierrez schudde zijn hoofd. 'Ik kon alleen maar niet begrijpen dat hij in die auto rondreed, als hij niet gezien wilde worden.'
'Welke auto?'
'Die schitterende zwarte Ferrari.'
Highsmith viste een foto uit de bewijsstukken op de tafel van de griffier, en gaf hem aan de getuige.
'Ik overhandig u bewijsstuk 19, een foto van de zwarte Ferrari van Martin Darius en vraag u of hij lijkt op de auto van de man die een kamer deelde met mevrouw Miller?'
'Het is dezelfde auto.'
'Hoe weet u dat?'
Gutierrez wees naar de tafel waar de verdachte zat. 'Dat is toch Martin Darius?'
'Ja, meneer Gutierrez.'
'Dat is hem.'
'Waarom heb je me niet over je affaire met Victoria Miller verteld?' vroeg Betsy zodra ze alleen in de spreekkamer waren.
'Rustig maar,' zei Darius geduldig.
'Vertel me niet dat ik me rustig moet houden,' zei Betsy, razend om de ijzige zelfbeheersing van haar cliënt. 'Verdomme, Martin, ik ben je advocaat. Denk je dat het mij niet kan bommen dat jij met een van de slachtoffers naar bed bent geweest en haar de dag van haar verdwijning in elkaar hebt geslagen?'
'Ik heb Vicky niet in elkaar geslagen. Ik heb tegen haar gezegd dat ik haar niet meer wilde zien en ze werd hysterisch. Ze vloog me aan en ik moest me verdedigen. Trouwens, wat heeft mijn slippertje met Vicky met mijn borgtocht te maken?'
Betsy schudde haar hoofd. 'Dit kon wel eens fataal zijn, Martin. Ik ken Norwood. Hij is preuts. Vreselijk ouderwets. Die man is al veertig jaar met dezelfde vrouw getrouwd en gaat 's zondags naar de kerk. Als je me had voorbereid, had ik de klap kunnen verzachten.'
Darius haalde zijn schouders op. 'Het spijt me,' zei hij zonder het te menen.
'Heb je een verhouding gehad met Laura Farrar of Wendy Reiser?'
'Ik kende ze nauwelijks.'
'En die receptie voor het winkelcentrum dan?'
'Er waren honderden mensen. Ik kan me niet eens herinneren Farrar of Reiser gesproken te hebben.'
Betsy leunde achterover in haar stoel. Ze voelde zich bijzonder onbehaaglijk, zo alleen met Darius in dat kleine kamertje.
'Waar ben je naar toe gegaan toen je Motel Haciënda had verlaten?'
Darius glimlachte schaapachtig. 'Naar een vergadering bij Brand, Gates & Valcroft, met Russ Miller en de andere mensen die aan de reclamecampagne voor Darius Construction werken. Ik had juist gezorgd dat Russ Miller de leiding zou krijgen. Dat zal nu ook wel niet meer werken.'
'Je bent een kouwe klootzak, Martin. Eerst ga je met Millers vrouw naar bed, dan geef je hem een zoethoudertje. Nu maak je grappen over haar, terwijl ze vermoord is. Volgens dr. Gregg kan ze nog uren hebben geleefd, opengereten en wel, moet ze verschrikkelijk hebben geleden. Besef jij wel hoeveel pijn ze heeft gehad voordat ze stierf?'
'Nee, Tannenbaum, ik weet niet hoeveel pijn ze heeft gehad,' zei Darius met een strak gezicht, 'want ik heb haar niet vermoord. Wat zou je ervan zeggen als je eens wat medelijden met mij had? Ik ben degene die er is ingeluisd. Ik ben degene die iedere ochtend wakker wordt met de stank van deze gevangenis in zijn neus en die de troep die hier voor eten doorgaat, moet slikken.'
Betsy keek Darius woedend aan en stond op. 'Bewaker,' riep ze, terwijl ze op de deur bonsde. 'Voor vandaag heb ik mijn buik vol van je, Martin.'
'Moet jij weten.'
De bewaker bukte zich om de sleutel in het slot te steken.
'De volgende keer wil ik de volledige waarheid weten. Ook over Hunter's Point.'
De deur zwaaide open. Darius keek haar na; een zweem van een glimlach krulde zich om zijn lippen.