De politieauto's en de ambulances stoven over het onverharde landweggetje; ze lieten de sirenes loeien in de hoop dat de gevangen vrouwen het zouden horen en moed zouden vatten. Er waren drie ambulances, alle met een team van artsen en verpleegsters.
Gouverneur Colby en Larry Merrill zaten bij O'Malley en Wayne Turner in de auto. Frank Grimsbo zat aan het stuur van een andere politiewagen en Nancy zat naast hem. Achterin die auto zat Herb Carstairs, een advocaat die door Lake was ingeschakeld. In Carstairs' safe lagen een videoband waarop gouverneur Colby zijn handtekening onder het pardon zette, en een kopie van het pardon met een toevoegsel, ondertekend door het hoofd van de federale justitie. Naast Carstairs zat, in voet- en handboeien, Peter Lake, die de snelle rit onverschillig leek te ondergaan. De stoet nam een bocht in het weggetje en toen zag Nancy de boerderij. Hij zag er verlaten uit. De voortuin zat onder het onkruid en het schilderwerk begon af te bladderen. Rechts van het huis, achter een stoffig stukje erf, stond een vervallen schuur.
Nancy stapte uit en begon te rennen zodra de auto stopte.
Ze draafde het stoepje op en trapte de voordeur in. De verplegers en artsen renden achter haar aan. Lake had gezegd dat de vrouwen in de kelder lagen. Nancy vond de kelderdeur en smeet hem open.
De stank van urine, uitwerpselen en ongewassen lijven sloeg haar tegemoet en ze kokhalsde. Toen haalde ze diep adem en liep, terwijl ze schreeuwde 'politie, u bent gered,' met twee treden tegelijk de trap af, tot ze zag wat er in de kelder lag en stokstijf bleef staan.
Nancy voelde zich alsof iemand een gat in haar borstkas had geboord en haar hart eruit had getrokken. Later bedacht ze dat de soldaten die de gevangenen uit de nazi-concentratiekampen bevrijdden, zich ongeveer net zo moesten hebben gevoeld. De kelderramen waren zwart geschilderd en het enige licht was afkomstig van kale peertjes die aan het plafond hingen. Een deel van de kelder was door middel van triplex wanden in zes kleine hokken verdeeld. Drie ervan waren leeg. Allemaal waren ze met stro bedekt en bevatten ze een vuile matras. Bij ieder gebruikt hok stond een statief met een videocamera. Naast de matras stonden in ieder hok nog een goedkoop klokje, een plastic water- lies met een plastic rietje en een etensbakje. De waterflessen waren zo te zien leeg. Nancy zag de resten van een soort watergruwel in de bakjes.
Achterin de kelder was een vrije ruimte. Daar lag een matras met een laken erover, met daarnaast een grote tafel. Nancy kon niet alle instrumenten op de tafel onderscheiden, maar een ervan was in ieder geval een prikstok.Nancy deed een stap opzij om de artsen langs te laten. Ze staarde naar de drie overlevenden. De vrouwen waren naakt. Hun voeten waren met kettingen aan de muur bevestigd. De ketting gaf net voldoende speling om bij de waterfles en de etensbak te kunnen. De vrouwen in de eerste twee hokken lagen op hun zij op de matras. Hun ogen leken in hun kassen te drijven. Nancy zag hun ribben. Ze hadden overal brandwonden en blauwe plekken. De vrouw in het derde hok was Samantha Reardon. Ze zat ineengedoken tegen de muur, en keek haar redders volkomen uitdrukkingsloos aan.
Nancy liep langzaam de trap af. Ze herkende Ann Hazelton alleen aan haar rode haar. Ze had haar benen als een foetus opgetrokken naar haar borst en kermde meelijwekkend. De politie had een foto van Anns echtgenoot gekregen waarop ze op het golfterrein stond, bij de achttiende hole, lachend, met een geel lint in haar lange, rode haar.
In het tweede hok lag Gloria Escalante. Haar gezicht was uitdrukkingsloos, maar Nancy zag tranen in haar ogen toen een arts zich over haar heen boog om haar pols te voelen en een politieman zich over haar boeien ontfermde.
Nancy begon te beven. Wayne Turner kwam naar haar toe en legde zijn handen op haar armen.
'Kom,' zei hij zacht, 'we lopen hier maar in de weg.'
Nancy liet zich meevoeren, de trap op, naar het licht.
Gouverneur Colby had een blik in de kelder geworpen en was daarna de boerderij uit gelopen, de frisse lucht in. Hij zag grauw en zat op het trapje naar de voordeur; hij zag eruit alsof hij de kracht niet had om te blijven staan.
Nancy keek om zich heen. Ze zag de auto waar Lake in zat.
Frank Grimsbo hield de wacht naast de auto. Lakes advocaat was even weggelopen om een sigaret te roken. Nancy liep langs de gouverneur. Hij vroeg haar hoe het met de vrouwen was, maar ze antwoordde niet. Wayne Turner liep met haar mee. 'Niet doen, Nancy,' zei hij. Nancy negeerde hem.Frank Grimsbo keek verwachtingsvol op. 'Ze leven nog,' zei Turner. Nancy bukte zich en keek naar Lake. Het raampje stond op een kier om de gevangene in de verstikkende hitte wat lucht te geven. Lake keek Nancy aan. Hij zat er ontspannen en gerust bij. Hij wist dat hij gauw vrij zou zijn.
Lake meesmuilde en keek haar uitdagend aan, maar zei niets.
Als hij had verwacht dat Nancy woedend tegen hem zou uitvallen, had hij het mis. Haar gezicht was effen, maar haar ogen boorden zich in die van Lake. 'Het is niet voorbij,' zei ze. Toen richtte ze zich op en liep naar een groepje bomen aan de andere kant van het huis. Met haar rug naar de boerderij zag ze alleen maar schoonheid. In de schaduw van de bomen was het koel. De geur van gras en wilde bloemen. Een vogel zong. Het gevoel van afgrijzen dat Nancy had bevangen toen ze de gevangen vrouwen had gezien, was verdwenen. Haar woede was verdwenen. Ze kende de toekomst en was er niet bang voor. Geen vrouw zou Peter Lake ooit weer hoeven vrezen, want Peter Lake was ten dode opgeschreven.