79
Toen Karin weer bij bewustzijn kwam, was het helemaal stil om haar heen. Er was geen motorgeluid te horen. Ze lag in een verschrikkelijk ongemakkelijke houding. Voorovergebogen, met gekromde rug en haar hoofd tussen haar benen. Haar mond zat dichtgeplakt met tape. Haar polsen en enkels schrijnden; ze was stevig vastgebonden. Het was donker in de kleine ruimte. Haar hele lichaam deed pijn. Ze had een knallende hoofdpijn en een bloedsmaak in haar mond. Hij moest haar behoorlijk hard hebben neergeslagen. Het duurde even voordat ze in staat was om te proberen zich te bewegen. Het was bijna onmogelijk. Ze zat zo vast als in een bankschroef.
Rustig nu, dacht ze. Rustig. Hou je hoofd koel. Je zit opgesloten en je moet een manier vinden om eruit te komen.
Ze vroeg zich af hoeveel tijd er was verstreken sinds ze was neergeslagen. Een paar minuten, een halfuur, een aantal uren?
Ze spande zich in om iets te onderscheiden in het donker. Ze slaagde erin haar hoofd zo ver op te tillen dat ze om zich heen kon kijken. Haar hoofdpijn leek op migraine en was bijna niet om uit te houden. Ze voelde met haar ene elleboog aan de wand. Het oppervlak leek hard en glad. Ze vermoedde dat ze nog steeds op de boot was, maar de stilte was zo onmiskenbaar dat er vermoedelijk geen passagiers meer aan boord waren. De boot had waarschijnlijk de haven in Fårösund bereikt. Hoelang zou de boot aan de kade liggen - een etmaal misschien? Hoelang zou het duren voordat Knutas zich begon af te vragen waarom ze niets van zich liet horen en voordat hij of iemand anders begreep dat er iets gebeurd moest zijn?
Wie was kapitein Stefan Norrström en op welke manier was hij erbij betrokken? Waarom had hij haar neergeslagen en haar hier opgesloten? De gedachten maalden door haar hoofd, maar vormden geen logisch geheel.
Ze probeerde wanhopig haar armen en benen te bewegen. Het touw leek muurvast te zitten. Een kapitein kende natuurlijk zijn knopen. Het leek onmogelijk dat ze zich los zou kunnen maken. Ze probeerde het door met haar lichaam te wrikken. Er was een beetje ruimte naast haar, en ze probeerde met haar zij tegen de wand te bonzen, maar het gaf geen geluid.
Tot overmaat van ramp moest ze heel nodig plassen.
Ze luisterde of ze iets hoorde. Het was onmogelijk te bepalen waar de boot zich bevond.
Toen hoorde ze plotseling lawaai aan de andere kant van de wand. De deur ging open en het felle licht verblindde haar. Daar stond hij, recht tegenover haar. Hij staarde een paar seconden naar haar, daarna deed hij de deur weer dicht. Ze hoorde hoe de sleutel aan de buitenkant weer om werd gedraaid.
Was hij van plan om haar niet naar de wc te laten gaan? Niets te drinken te geven? Ze was volkomen uitgedroogd na haar lange wandeling op Gotska Sandön in de brandende zon. Ze had zo'n haast gehad om terug te lopen naar het kamp dat ze haar flessen niet opnieuw met water had kunnen vullen. Sindsdien had ze niets meer gedronken, en het was nog langer geleden dat ze iets had gegeten. Haar hoofd voelde zwaar en ze begon duizelig te worden. Zou hij haar hier laten sterven? Ze probeerde het touw los te maken, probeerde haar vingers, handen en voeten te bewegen, maar niets hielp.
Lang nadat de deur weer was dichtgegooid zat ze te luisteren. Er kwam niemand. Het was volkomen stil. De dorst en de duizeligheid maakten haar draaierig. Ze deed haar ogen dicht en dommelde weg.