51
Gotska Sandön, 21 juli 1985
Toen de twee zussen over Kyrkudden op Gotska Sandön wandelden en Franska Bukten voor hen uitgestrekt lag, voelden ze zich net twee ontdekkingsreizigers die op een onbewoond eiland aan land waren gegaan.
Hier was geen enkel teken van menselijke activiteit zover het oog reikte. Het strand met het fijnkorrelige zand strekte zich kilometers lang uit in een flauwe bocht helemaal tot aan Tarnudden aan de andere kant. Hoewel het nog ochtend was, was het al warm, de zon glinsterde in het water en de enige levende wezens die er te zien waren, waren mantelmeeuwen die wat schokkerig rondliepen op het strand. Meer landinwaarts liep een gordel van kortstengelig riet, en daarboven begon het lage dennenbos. Verder weg van de beschaving kon je nauwelijks komen.
Ze bleven even staan om op adem te komen. De rugzakken waren zwaar en hun voeten deden pijn na de drie uur durende wandeling over de oneffen zand- en kiezelstranden vanaf het kamp aan de andere kant van het eiland. Daar was het kampeerterrein en stonden een paar zomerhuisjes, die aan toeristen verhuurd werden.
Oleg had, sinds ze een paar dagen daarvoor aan land waren gegaan, als in een geluksroes rondgelopen. Gotska Sandön was dan ook mooier en fantastischer dan iemand van hen ook maar had kunnen vermoeden. Iemand had hun de plek gewezen waar Olegs overgrootvader was verdronken toen het Russische schip Wsadnick was vergaan tijdens een nachtelijke storm in augustus van het jaar 1864. Ze hadden het kerkhof bezocht en de Russische kanonnen bewonderd die nog op het strand van de zogenoemde Franska Bukten lagen. Het was het favoriete strand van de meisjes en ze hadden toestemming gekregen om daar onder de blote hemel te overnachten. Kamperen was niet toegestaan.
Ze rolden midden op het strand hun slaapzakken uit en zetten het windscherm op, hoewel het bijna windstil was. De weersvoorspellingen beloofden de eerstkomende dagen mooi zomerweer en praktisch geen wind van betekenis. Eén rugzak deed dienst als koeltas voor hun avondeten, dat uit rosbief met aardappelsalade bestond.
Toen ze zich geïnstalleerd hadden, trokken ze hun kleren uit en renden naakt de zee in. Het water was koel en kristalhelder.
Ze zwommen, lazen en deden een spelletje badminton. Af en toe liep er iemand voorbij, maar omdat ze de mensen al van ver aan konden zien komen, konden ze op tijd hun kleren weer aantrekken. Tegen de avond zaten ze over het water uit te kijken. Ze hadden een fles wijn meegesmokkeld, die ze samen opdronken.
'Proost,' zei Tanja en ze hief haar papieren bekertje omhoog. 'O, wat is het hier heerlijk. Ik zou hier morgen ook nog wel de hele dag willen blijven.'
Vera beantwoordde de toost.
'Ja, ik ook. Ik geloof niet dat ik ooit op een fijnere plek ben geweest.'
'Zo stil. Het lijkt wel een droom. Onwerkelijk op een bepaalde manier. Hier zou je je hele leven wel kunnen blijven.'
Ze keken uit over de zee. Net op dat moment kwam er een zeilboot om de landtong varen.