50
Dinsdag 18 juli
Dinsdag meteen na de lunch arriveerden de drie Esten op het politiebureau, samen met een paar Estse politieagenten. Er was een tolk opgeroepen om te helpen als het nodig mocht zijn.
Knutas zelf mocht niet aan het verhoor deelnemen aangezien hij het slachtoffer was van het voorval op Furillen. Hij kreeg een glimp van de mannen te zien toen ze naar de verhoorkamer gebracht werden en hij herkende ze onmiddellijk. Een golf van onbehagen schoot door zijn lichaam. Misschien was hij toch meer van streek dan hij had gedacht.
De mannen werden geïdentificeerd als Ants Otsa, Andres Sula en Evald Kreem. Ze werden apart verhoord.
Karin en Wittberg begonnen met Ants Otsa, de eigenaar van de bestelbus.
Ze namen plaats in een van de verhoorkamers op de begane grond van het politiebureau. De arrestant aan de ene kant van de tafel en Karin aan de andere kant. Wittberg zat als getuige bij het verhoor op een stoel wat verder achter in de kamer. Ants was niet ouder dan drieëntwintig jaar en leek nerveus. Zijn Engels was goed genoeg, zodat ze het zonder tolk konden stellen.
'We hebben niets met de moord op Peter te maken. Niets. Dat moeten jullie geloven,' zei hij nadrukkelijk keer op keer al voordat het verhoor begonnen was.
'Ja, ja,' zei Karin. 'Rustig maar. We nemen alles systematisch door.'
Ze zette de bandrecorder aan, stelde de gebruikelijke routinevragen, leunde toen achterover in haar stoel en keek het doodsbange gezicht van de jonge man tegenover haar onderzoekend aan. Hij was blond, had een bleke huidskleur en een piercing in zijn tong. Een portie pruimtabak zorgde ervoor dat zijn bovenlip aan een kant één beetje bol stond. Zijn ogen waren lichtblauw, waterig.
'Wat doet u hier op Gotland?'
'Ik werk als bouwvakker.'
'Illegaal?'
'Wat bedoelt u?'
'Hebt u een werkvergunning?' 'Nee.'
'Hoelang bent u hier al?'
'Zes maanden ongeveer.'
'Hebt u alleen maar voor Slite Bygg gewerkt?'
'Ja.'
'Vertel eens over de villa op Furillen.' 'Hoezo?'
'Met hoeveel man waren jullie daar aan het werk, bijvoorbeeld?'
Ants keek onzeker om zich heen.
'Ik weet het niet precies. Wij waren met z'n drieën uit Estland.' 'Hoeveel mensen werkten daar in totaal?'
'Ik weet het niet. Drie, vier stuks, geloof ik.'
'Oké. Waarom haalden jullie het witgoed uit het huis?'
De jongeman schoof wat ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel.
'Omdat we niet betaald hadden gekregen. We hadden twee maanden lang dag en nacht gewerkt zonder ook maar een öre te krijgen.'
'Waarom niet?'
'Peter zei dat hij zou betalen, maar hij deed het nooit.'
'Maar in het begin kregen jullie dus wel loon?'
'Ja, toen kwam hij één keer in de twee weken en gaf hij ons het loon dat we hadden afgesproken. Daarna waren er problemen met de uitbetalingen.'
'Weet u waarom?'
'Hij zei dat hij op geld wachtte waar iemand anders laat mee was en dat we binnenkort ons loon zouden krijgen, maar het kwam nooit.'
'Het was dus altijd Peter die jullie uitbetaalde?'
'Ja.'
'Hoe dan?'
'Hij kwam naar de bouwplaats.'
'Kregen jullie het geld contant?'
'Ja.'
'Hoeveel?'
'Tachtig kronen per uur.'
'Maar nu hadden jullie niet betaald gekregen?'
'Nee, we waren op verschillende bouwplaatsen voor hem aan het werk en we hadden al twee maanden geen geld gekregen.'
'Oké, laten we teruggaan naar die zondag op Furillen. Waarom hebben jullie commissaris Knutas opgesloten?'
'Het spijt ons, we moesten dat wel doen. Toen we zagen dat hij van de politie was, werden we bang. We moesten naar huis naar onze gezinnen. We hebben vrouwen en kinderen om voor te zorgen. We hebben de spullen uit het huis gehaald als loon.'
'De mishandeling dan,' zei Karin. 'Wat weet u van de mishandeling van Vendela Bovide, Peters vrouw dus?'
Ants leek die vraag verwacht te hebben.
'Dat was niet gepland. We waren wanhopig omdat we geen loon hadden gekregen en omdat Peter dood was. En die andere, Johnny, zei dat hij niets met het geld te maken had. Dus de enige die ons geld kon geven was Peters vrouw. We hadden gehoord dat ze thuis een kluis hadden. Het was niet de bedoeling om haar te slaan, maar bij Evald sloegen de stoppen door.'
'Evald. U bedoelt dat hij de enige was die haar mishandelde? Stonden jullie gewoon toe te kijken? Of waren jullie in de tussentijd haar twee kinderen aan het troosten?'
Karin was in woede ontstoken over het gedrag van de man, die probeerde met uitvluchten te komen.
Ants sloeg zijn blik neer.
'Nee, we hebben er niet aan gedacht dat haar kinderen ook thuis waren. Het spijt me, maar we waren wanhopig. We wisten niet wat we moesten doen.'
Karin en Wittberg keken elkaar even aan.
'Bent u in het bezit van een wapen?'
'Een wapen? Nee.'
De man aan de andere kant van de tafel schudde zijn hoofd.
'Een van uw vrienden misschien?'
'Niet dat ik weet.'
'Waar was u op de ochtend van 10 juli, zo rond de klok van zes uur?'
'Weet ik niet,' zei Ants en voor het eerst trilde zijn stem.
'Denk goed na,' zei Karin met klem.
'10 juli. Zo vroeg in de ochtend. Toen sliep ik in de keet op Furillen. We overnachtten daar. Ja, toen was ik al op. We begonnen altijd om zeven uur met werken.' 'Is er iemand die dat kan bevestigen?'
'Ja, mijn maten die hier zijn. We waren daar met z'n drieën.'
'Alleen jullie?'
'Ja, wij waren de enigen die daar sliepen.'
'Er is dus niemand die kan bevestigen dat het klopt?'
'Nee.'
'Met andere woorden: jullie hebben geen alibi voor het tijdstip van de moord?'
Ants Otsa gaf geen antwoord; hij zat met een lege blik voor zich uit te staren.