75
Twee uur later begon het te onweren. Sean keek omhoog en dankte God in de hemel. Het was een korte onweersbui, maar hij maakte ontzettend veel kabaal. Het zou binnen een halfuur voorbij zijn en dan zou de hemel openbreken in een spectaculaire, helderblauwe kleur en de wind gaan liggen. Maar op dit moment werd elk geluid dat ze onderweg naar de blokhut maakten overstemd door de keiharde regen, de stormachtige wind en de donderslagen.
Hij en Wingo waren nu samen met agenten Littlefield en McKinney. De man van de dhs was zelfs nog sceptischer geweest dan zijn collega van de fbi, maar dat was veranderd nadat Sean hem had verteld wat er kon gebeuren: als zij de kinderen zouden redden, waren zij de helden. Als de kinderen er niet waren, dan hadden ze Wingo te pakken, en hem als medeplichtige.
Maar toen Sean langzaam de heuvel opliep naar de blokhut, wist hij bijna zeker dat de kinderen daarbinnen waren.
Wingo liep rechts van hem. Ze hadden hun wapens onder hun regenjas, zodat ze droog bleven. McKinney en Littlefield liepen vanaf de andere kant naar de blokhut.
Edgar had hem een mailtje gestuurd met de plattegrond van de blokhut die hij ergens op internet had opgeduikeld. Het was verbijsterend wat die zachtaardige reus allemaal kon doen met zijn toetsenbord en met zijn hoofd, waar meer in zat dan in zo ongeveer welk hoofd dan ook.
Sean wilde dat ze hem wél konden betalen.
De blokhut bestond uit twee vertrekken die even groot waren. Sean wist bijna zeker dat de kinderen in de achterste kamer werden vastgehouden, omdat de enige buitendeur in de andere kamer was. Je stopt een gevangene niet in een kamer met een weg naar buiten.
Toen Sean zo dicht bij de blokhut was dat hij het raam aan de achterkant kon zien, wist hij het zeker. Er zat multiplex voor gespijkerd. Hij keek naar Wingo. ‘Zie je dat?’
Wingo knikte. ‘Het probleem is dat de bewakers hen zullen doodschieten, zodra we dat multiplex daarvoor weg proberen te halen.’
‘Niet als we die bewakers eerst uitschakelen.’
‘Misschien is een van hen bij de kinderen.’
Sean keek naar de auto die voor de blokhut stond. Helaas was het Grants Mercedes niet. ‘Een vierzitter,’ zei Sean. ‘De kans is groot dat er twee bewakers zijn. Ze moeten ook de kinderen verplaatsen, dus dan worden het vier zitplaatsen.’
Sean had contact met McKinney en Littlefield, en zei in zijn headset: ‘We zijn in positie.’
‘Wij ook,’ antwoordde McKinney.
‘Zo te zien zijn er twee bewakers en zitten de gijzelaars in de achterste kamer.’
‘We zien het. Hoe wil je dit doen?’
Sean keek nog eens beter naar de blokhut. Hij probeerde door een van de voorste ramen te kijken. Maar de onweersbui, die er weliswaar voor zorgde dat ze ongemerkt dichterbij konden komen, maakte dat vrijwel onmogelijk. Hij keek achterom naar Wingo en gebaarde dat hij bij hem moest komen.
De soldaat sloop naar hem toe, steeds dekking zoekend, precies zoals hij dat waarschijnlijk in het Midden-Oosten had gedaan. Hij bleef naast Sean staan. ‘Wat is het plan?’
‘Doe alsof het een veldslag is. Wat zou jij dan doen?’
Wingo bekeek de omgeving. ‘Normaal gesproken zou je schoten uitlokken, zodat je weet wat hun positie is, gevolgd door gericht vuur of door een luchtaanval.’
‘Vergeet die F-16’s maar, vriend. Helaas heeft geen van onze twee federale vrienden een thermische kijker meegenomen. Dan hadden we kunnen zien waar iedereen zich bevond.’
Een felle bliksemflits raakte een boom in de verte en kliefde de stam doormidden, waarna die in brand vloog. Een oorverdovende donderslag volgde. De gespleten boom viel op de grond waar de vlammen snel door de zware regen werden gedoofd.
Sean keek er nog even naar en toen weer naar Wingo. ‘Dit is wat we gaan doen. Bedankt Moeder Natuur.’
Michelle werd in een zwarte suv naar het Witte Huis gebracht door vier Secret Service-agenten, van wie ze er twee kende.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze onderweg aan een van hen.
De man haalde zijn schouders op. ‘Dat is niet aan mij.’
De andere voegde eraan toe: ‘Dat hoor je snel genoeg. De Man zal je dat zelf wel vertellen.’
De Man was president John Cole. En aan de grimmige blik van de vier agenten te zien, dacht Michelle niet dat de Man in een bijzonder goede bui was.
Ze hadden haar opdracht gegeven haar mobiele telefoon uit te zetten. Geen communicatie. Geen foto’s. Geen opnames, op geen enkele manier. Ze hoopte maar dat Sean haar niet belde zolang ze onbereikbaar was.
Ze stopten bij 1600 Penn, en Michelle werd naar een voorkamer van de Oval Office gebracht. Ze vertelden haar dat ze moest wachten en dat de president al snel naar haar toe zou komen.
Zeg maar tegen hem dat hij zich niet hoeft te haasten, zei Michelle in gedachten toen de deur dichtging en ze alleen achterbleef. Ze keek naar haar telefoon. Ze had zin hem aan te zetten, maar wist dat ze hier in de gaten werd gehouden. Ze bevond zich in het Witte Huis dat bedreigd werd en waar ergens vandaan gelekt werd, zodat iedereen bijzonder paranoïde was. Als ze probeerde haar communicatielijnen weer te openen, lieten ze haar misschien wel verdwijnen. Nou ja, misschien zouden ze niet zoiets drastisch doen, maar ze wilde geen olie gooien op wat toch al een groot vuur leek te zijn. Ze slaakte een zucht, ging zitten en wachtte tot de machtigste man ter wereld zou binnenkomen en haar dag verder zou bederven.
Edgar Roys vingers hamerden op het toetsenbord met, zelfs voor hem, een ongewone felheid. Maar het ging niet goed. Edgar was eigenlijk nooit eerder verslagen als hij elektronisch op jacht was. Mensen probeerden dingen voor hem geheim te houden, maar daar slaagden ze nooit in. Als hij naar een hele rij beeldschermen keek, waar in digitale pakketjes informatie uit alle hoeken van de wereld op verscheen, kon hij daar toch nog logische conclusies uit trekken. Zijn geest was op een unieke manier in staat om in een complete chaos op hoog niveau te functioneren. Hij kon orde en logica scheppen en resultaten behalen in situaties waar dat onmogelijk leek.
Hij was erin geslaagd Grants Mercedes te traceren. Dat was relatief gemakkelijk geweest. Die stond nu op een bijzonder landelijke plek zo’n honderd kilometer ten westen van het adres van de blokhut waar hij het eerder met Sean over had gehad. Hij had Sean de informatie gemaild en zich toen weer aan zijn taak gewijd. De satelliet.
Toch kon hij de satelliet niet vinden die Alan Grant kennelijk had gehuurd. Grant had natuurlijk een valse naam gebruikt of – nog logischer – een lege vennootschap. Edgar had gekeken naar zuiver commerciële satellieten en daarna naar platforms van de overheid, en nu besloot hij te kijken naar de categorie daartussenin: commerciële satellieten die aan de regering waren verhuurd. Sean had hem verteld dat Grant kwaad was op de regering, dus misschien wilde hij proberen wraak te nemen.
Terwijl Edgar op zoek was, viel zijn blik ergens op. Hij drukte een paar andere toetsen in en zijn blik schoot heen en weer tussen twee beeldschermen. Voor een gewoon mens is dit heel moeilijk, maar voor Edgar was dit juist ontspanning. Hij was eraan gewend naar vijftig beeldschermen tegelijk te kijken. Hij dacht na over het verzoek van Sean: Alan Grants Mercedes met gps traceren. Dat had hij gedaan. De politie deed dat heel vaak. De gps-chip in de computer van een auto maakte dat relatief gemakkelijk. De computersystemen in moderne auto’s waren bijzonder complex, maar doordat ze verbonden waren met andere systemen, was het mogelijk ze te hacken; precies zoals Edgar nu had gedaan.
Maar toen de data op het scherm verschenen, kreeg Edgar een bijzonder ongeruste blik in zijn ogen.
Dit was toch zeker niet mogelijk?