2
Het eerste wat misging, was dat zijn brandstof op was toen hij voorbij de geopende deur van het stenen gebouw stopte. Hij had extra jerrycans, maar kennelijk had iemand zich verrekend.
Het tweede wat misging, was het pistool dat in zijn gezicht werd geduwd.
Dit was geen tulband die met een machinepistool zwaaide. Dit was een blanke man, net als hij, met een .357-pistool en de haan al naar achteren getrokken.
‘Is er een probleem?’ vroeg de chauffeur.
‘Niet voor ons,’ zei de man, die zwaargebouwd was en een onderkin had, en dichter bij de veertig dan de dertig was.
‘Ons?’ De chauffeur keek om zich heen en zag dat er nog meer blanke mannen uit de schaduwen tevoorschijn kwamen. Ze waren allemaal gewapend en al hun wapens waren op hem gericht.
Dit grote aantal blanke gezichten paste hier helemaal niet.
‘Dit hoort niet bij het plan,’ zei de chauffeur.
De andere man liet zijn legitimatie zien. ‘Het plan is veranderd.’
De chauffeur bekeek de identiteitskaart en de badge. Hieruit bleek dat de man Tim Simons heette en cia-agent was. Hij zei: ‘Als we in hetzelfde team zitten, waarom is er dan een pistool op mijn gezicht gericht?’
‘Ik heb geleerd om in dit deel van de wereld niemand te vertrouwen. Eruit, nu!’
De chauffeur hing zijn volgeladen rugzak over zijn schouder en stapte op het beton van de vloer. Hij had twee dingen in zijn handen.
Het ene was zijn Glock die nutteloos was nu er zoveel wapens op hem gericht waren.
Het tweede was het zwarte doosje. Dat was wel heel nuttig. Sterker nog, dat was de enige troef die hij had. Hij activeerde de detonator en drukte het knopje in.
Hij liet hem aan Simons zien. ‘Fail-safe,’ zei hij. ‘Als ik dit rode knopje loslaat, vliegen we allemaal de lucht in. Deze bestelbus zit vol bedrading en stukjes semtex. Genoeg om hier een diep gat in de grond te blazen.’
‘Onzin,’ zei Simons.
‘Zo te horen ben je niet echt goed gebrieft voor deze operatie.’
‘Volgens mij wel.’
‘Denk dan nog maar eens goed na. Kijk maar eens onder de wielkasten.’
Simons knikte naar een collega die een zaklamp pakte en onder het rechterachterwiel van de bestelbus dook. Hij kroop eronderuit en draaide zich om. Zijn blik zei genoeg.
De gewapende mannen keken weer naar de chauffeur. Het feit dat zij in de meerderheid waren, was zojuist irrelevant geworden. Hij wist dat, maar hij wist ook dat dit een hachelijk voordeel was. Kijken wie het eerst bang wordt, kan op zijn best maar één winnaar opleveren. Maar het kan net zo goed met twee verliezers eindigen. En hij had bijna geen tijd meer. Dat zag hij aan de vingers die in de richting van de trekkers gleden, aan het feit dat de mannen achteruitliepen om zich snel uit de voeten te kunnen maken. Hij wist wat ze dachten door elke beweging die ze maakten: zorg dat je buiten het bereik komt van de bommen met semtex, óf je laat hem de boel tot ontploffing brengen zodat hij zichzelf doodt óf je schakelt hem uit met één schot en dan maar hopen dat je de lading redt. In beide gevallen bleven zij leven, en dat zou hun belangrijkste doel zijn. Ze konden nog wel een keer een vracht stelen, maar geen extra leven toveren.
‘Tenzij jullie veel sneller kunnen rennen dan Usain Bolt, komen jullie nooit op tijd buiten de explosiezone,’ zei hij. Hij liet het doosje zien. ‘En dan hebben we een eeuwigheid om over onze zonden na te denken.’
Simons zei: ‘Wij willen wat er in die bus zit. Als je ons dat geeft, ben je vrij om te vertrekken.’
‘Ik vraag me af hoe dat moet.’
Simons likte langs zijn lippen en keek naar het doosje. ‘Daar staat een pick-up, met een volle tank en extra brandstof achterin, en met een gps. Daar wilden wij mee vertrekken, maar jij mag hem hebben.’
De chauffeur keek naar de zwarte wagen. Er stond een groene pick-up naast.
‘En waar rij ik dan naartoe?’ vroeg hij.
‘Ik neem aan weg uit dit rotgat.’
‘Ik heb een missie.’
‘Die missie is veranderd.’
‘Zullen we hier maar gewoon een einde aan maken?’ Hij verminderde de druk op het knopje.
‘Wacht,’ zei Simons. ‘Wacht.’ Hij stak zijn hand op.
‘Ik wacht.’
‘Stap toch gewoon in die wagen en verdwijn. Je lading is het toch niet waard om voor te sterven, wel?’
‘Misschien wel.’
‘Je hebt familieleden in de VS.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Dat weet ik gewoon. En ik ben ervan overtuigd dat je hen wilt terugzien.’
‘En hoe verklaar ik het verlies van die lading?’
‘Dat hoef je niet, vertrouw me maar,’ antwoordde Simons.
‘Dat is het probleem juist, ik vertrouw je niet.’
‘Dan zullen we hier allemaal sterven.’
De chauffeur keek naar de pick-uptrucks. Hij geloofde geen woord van wat hem was verteld. Maar hij wilde hier heel graag levend vandaan komen, ook al was het alleen maar om de zaak later goed te maken.
Simons zei: ‘Luister, we zijn duidelijk niet de taliban. Verdomme, ik kom uit Nebraska. Mijn legitimatie is echt. We staan aan dezelfde kant hier, oké? Waarom zou ik hier anders zijn?’
Ten slotte zei de chauffeur: ‘Jij wilt dus alleen maar dat ik me rustig uit de voeten maak?’
‘Dat was mijn aanbod.’
‘Hoe stel je je dat voor?’
‘Ten eerste moet je dat knopje niet loslaten,’ stelde Simons voor.
‘Dan moet jij die trekker niet overhalen.’
De chauffeur liep naar de pick-uptruck.
De mannen weken uiteen om hem door te laten.
‘Ik neem die groene,’ zei hij.
Hij zag dat Simons in elkaar kromp, en dat was goed. Hij had de juiste beslissing genomen. De zwarte wagen was duidelijk een boobytrap.
Toen hij bij de groene wagen was, keek hij naar het contact. De sleutels zaten erin. Er was ook een gps aan het dashboard bevestigd.
Simons riep: ‘Wat is het bereik van die detonator?’
‘Dat hou ik even voor mezelf.’
Hij smeet zijn rugzak op de stoel naast hem, stapte in de wagen en startte de motor. Hij keek naar de brandstofmeter. Vol. Hij hield zijn vrije hand klaar bij de detonator.
Simons vroeg: ‘Hoe kunnen we erop vertrouwen dat je de boel niet laat ontploffen zodra je een flink stuk uit de buurt bent?’
‘Dat is een kwestie van bereik,’ antwoordde hij.
‘En dat heb je ons niet verteld.’
‘Je zult me dus moeten vertrouwen, Nebraska. Net zoals ik erop moet vertrouwen dat deze wagen niet vol explosieven zit die jullie tot ontploffing brengen zodra ik hier weg ben. Of misschien gold dat voor die andere wagen.’
Hij trapte het gaspedaal diep in, waarop het voertuig met veel lawaai het stenen gebouw uitreed. Hij verwachtte dat er op hem zou worden geschoten. Dat gebeurde niet.
Hij dacht dat zij ervan uitgingen dat ze zouden sterven als hij uit wraak het knopje zou loslaten.
Toen hij ver genoeg bij hen vandaan was, keek hij naar het zwarte doosje. Als die mannen echt van de cia waren, was er hier veel meer aan de hand dan hij nu wist. Maar hij wilde dit uitzoeken. En de enige manier om dat te doen, was door verder te gaan. En in leven te blijven.
Hij deactiveerde de detonator en gooide hem op de stoel naast hem.
Nu moest hij alleen nog zorgen dat hij hier verdomme vandaan kwam.
Hij hoopte dat dat mogelijk was. De meeste mensen kwamen alleen maar naar dit deel van de wereld om te doden of gedood te worden.