37
Alan Grant nam die ochtend met een kus afscheid van zijn vrouw Leslie. Ze had de jongste van hun drie kinderen op de arm, een zoon. Ze zouden nog meer kinderen krijgen. Hij wilde een groot gezin. Als compensatie voor het feit dat hij zijn ouders was verloren.
Ze zei: ‘Alan, je ziet er moe uit. Is alles echt in orde?’
Hij glimlachte. ‘Dat vroeg je vader me ook al.’
‘Hij houdt van je. Wij allemaal.’
Grant stak zijn hand uit en nam het vuistje van zijn kind in zijn hand. Hij keek Leslie aan. ‘Alles is in orde, liefje. Een beetje stress, maar voor wie geldt dat niet tegenwoordig? Ik moet gewoon een paar dingen afwerken en dan kunnen we met vakantie. Heb je daar zin in? Wij allemaal. Je vader ook. Naar een warme bestemming.’
‘Warm klinkt heerlijk.’
Hij kuste haar weer en glimlachte. ‘Dat is dan afgesproken.’ Hij liet de hand van zijn zoon los. ‘Tot gauw, ventje.’
Vanuit zijn huis in het westen van Fairfax reed hij meteen naar de begraafplaats in Arlington. Hij parkeerde zijn auto en liep naar de graven. Hij bleef ervoor staan en keek naar de namen op de grafzerken.
Franklin James Grant, zijn vader.
Eleanor Grant, zijn moeder.
Ze waren gestorven op dezelfde dag, op hetzelfde uur, in dezelfde minuut en op dezelfde plek.
Een zelfmoordpact. Een auto in een gehuurde opslagruimte met een handdoek in de uitlaat, de ramen stevig dicht en de motor aan. Ze hadden een briefje achtergelaten waarin ze uitlegden waarom ze het hadden gedaan, maar dat briefje was niet echt nodig. Iedereen wist waarom ze hadden besloten zelfmoord te plegen.
Grant was dertien jaar geweest toen zijn ouders hem in de steek lieten. In die tijd begreep hij niet echt waarom ze het hadden gedaan. Pas toen hij volwassen was, begreep hij het.
Het duurde jaren voordat hij een plan had beraamd om wraak te nemen voor het feit dat zijn ouders zichzelf hadden opgeofferd. Hij had hen al veel eerder vergeven dat ze hem alleen hadden gelaten en hij als wees had moeten opgroeien bij familieleden die niet blij waren dat ze nog een mond moesten voeden. Maar zijn woede over de redenen achter hun dood was elk jaar toegenomen.
Hij zette de bloemen op de graven en stapte achteruit. Zijn vader was een geboren soldaat geweest. Een borst vol medailles voor Vietnam en missies in eigen land in dienst van zijn vaderland, in verschillende hoedanigheden, maar ook voor zijn tijd als lid van de Nationale Veiligheidsraad in de jaren tachtig. En toen was zijn leven een hel geworden. En had hij besloten een einde aan dat leven te maken. En had zijn vrouw besloten samen met hem te sterven.
Grant had het haar kwalijk kunnen nemen dat ze hem in de steek had gelaten. Het was zijn vader die zich schaamde. Het was misplaatste schaamte, vond Grant, maar toch, zijn moeder had er niets mee te maken. Zij had ervoor gekozen samen met hem te sterven in plaats van zonder hem te leven. Daar was niets verkeerds aan, vond Grant. De plaats van een vrouw was bij haar man. Hij twijfelde er niet aan dat zijn moeder heel veel van hem had gehouden. Ze had alleen meer van haar man gehouden.
Grant had ervoor gekozen voor slechts één uitzending in het leger te blijven. Hij had gevochten in een oorlog. Hij was gewond geraakt, niet ernstig, maar wel gewond. Hij had passende heldendaden verricht; het leven van zijn wapenbroeders gered en zij, op hun beurt, hadden zijn leven één keer gered. Alles was zoals het had moeten zijn.
Hij was vertrokken met zijn eigen medailles, eervol ontslag en een wijd open deur naar het Pentagon waar hij veel baat bij had gehad terwijl hij zijn beveiligingsbedrijf in de militaire sector opbouwde. In de loop der jaren had hij zijn IT-vaardigheden geperfectioneerd. En, als onderdeel van zijn plan, had hij een team samengesteld waarvan het collectieve hacktalent veel beter was dan zijn eigen.
Op zijn achtendertigste was hij niet erg rijk, maar toch welvarend. Hij leidde een comfortabel leven met zijn vrouw en kinderen. Hij hoopte in de toekomst meer geld te verdienen, maar in principe interesseerde hij zich niet voor geld, of voor macht. Hierdoor was hij een ongebruikelijke speler binnen de Washington Beltway, waar anderen er alles aan deden − intriges beraamden en elkaar met een mes in de rug staken − om geld en macht te verwerven.
Hij verliet de graven met een positief gevoel over zijn bezoek; over de energie die dit bezoek hem had gegeven om door te gaan. Hij stapte weer in zijn auto en reed naar het Reagan National Airport. Hij parkeerde zijn auto, liep de terminal binnen, ging snel door de security, liep naar zijn gate en was precies op tijd voor zijn vlucht.
Even later landde hij in Florida. Er stond een auto op hem te wachten die hem een heel stuk wegbracht van de stad waar hij was geland. De auto stopte voor een huis, dat wel een paleis leek. Grant was niet gecharmeerd van de bouwstijl of de tuinen. Het was allemaal veel te opzichtig naar zijn smaak, met te veel roze, zalmroze en turkooizen details en genoeg beelden om een museum mee te vullen.
Hij stapte uit de auto en liep de brede, marmeren trap naar de voordeur op. Hij klopte één keer aan, waarop de deur bijna meteen werd geopend. Hij werd naar binnen geëscorteerd door een man in een zwarte livrei: een butler in de eenentwintigste eeuw. Grant nam aan dat hij goed werd betaald om dit archaïsche beroep in ere te houden.
Hij bleef niet stilstaan voor de prachtige schilderijen; op een professionele manier opgehangen aan de hoge muren die voorzien waren van ongeveer een halve meter dik sierpleister. Het uitzicht op de oceaan kon zijn belangstelling ook niet wekken. Dit gold evenmin voor de kostbare meubels op ooghoogte of de belachelijk dure oosterse tapijten onder zijn voeten.
Hij werd naar een vertrek gebracht met een houten lambrisering dat eigenlijk de bibliotheek had moeten zijn, alleen stond er niet één boek op de planken. In plaats daarvan stond er een verzameling presse-papiers, munten, uurwerken en modeltreinen. De deur werd achter hem gesloten toen de butler zich terugtrok naar waar butlers hun tijd doorbrengen als ze niet nodig zijn. Misschien poetsten ze het zilver, dacht Grant even.
Hij ging zitten in de stoel die hem werd aangewezen door de man die aanwezig was in dit vertrek dat ook uitkeek op de Atlantische Oceaan.
De man heette Avery Melton. Hij had ruim dertig jaar geleden een klein vermogen geërfd en had deze erfenis verduizendvoudigd door hard te werken, enkele wreedheden te begaan en iets vaker omkoping. Hij was vierenzestig, maar leek ouder. Hij bracht te veel tijd door op de golfbaan waar de zon hem even meedogenloos behandelde als hijzelf de arbeiders die zijn prachtige terrein onderhielden.
Hij was één meter tweeënzeventig, had een bochel en ronde schouders, maar zijn ogen stonden helder en zijn geest was zelfs nog helderder. Hij was een zakenman met vele belangen en weinig scrupules. Hij verkocht producten en diensten, en daarvoor had hij kopers nodig. Grant was een koper, Melton een verkoper. Ingewikkelder dan dat maakte hij het niet.
Hij vroeg: ‘Goede vlucht gehad?’
‘Het is altijd een goede vlucht als het vliegtuig op zijn wielen landt,’ zei Grant.
‘Het geld?’
Grant opende zijn aktetas en haalde er een vel papier uit. Deze mannen maakten geen gebruik van zoiets minderwaardigs als pakjes bankbiljetten met een elastiekje eromheen. Hij overhandigde het vel papier aan Melton, die ernaar keek.
Het was een bevestiging van een overschrijving, waaruit bleek dat er twintig miljoen dollar was overgeschreven op een rekening van Melton. Hij knikte. Geen glimlach, alleen een knikje. Dit was business. Hij handelde altijd in dit soort bedragen. Soms kleiner, soms groter. ‘Ze hadden me al verteld dat het geld er was, maar het is goed om het ook zwart op wit te zien. Ik ben nog van de oude stempel. Gebruik geen computers.’
Grant knikte en wachtte. Het geld was afgeleverd, maar dat was slechts de ene helft van de transactie. Nu moest hij de andere helft hebben.
Melton deed een la van zijn bureau van het slot en haalde er een zwart boekje uit met een harde kaft. Hij sloeg het open, keek naar de eerste bladzijde en gaf het aan Grant, die ook controleerde wat erin stond.
Melton zei: ‘De codes en andere noodzakelijke details staan er allemaal in. Het enige wat je moet doen is het nummer kiezen en de codes invoeren; daarna heb je een complete satelliet helemaal voor jezelf, de MelA3.’ Hij stak waarschuwend zijn vinger op. ‘Slechts voor een beperkte tijd. Dan is ie weer van mij. Dan zijn de codes verlopen en hebben jullie geen toegang meer.’
‘Ik begrijp het.’
‘Dat is heel veel vuurkracht,’ zei Melton. ‘De A3 weegt twee ton; de bouw, de lancering en het onderhoud kostten meer dan een miljard dollar, en hij heeft nog vijftien nuttige jaren in de ruimte voor de boeg. Ik neem je geld met alle plezier aan, maar er zijn in de lucht heel veel van die vogels te huur die veel goedkoper zijn dan deze. En dan hoef je niet het hele platform te huren. Op enkele van onze vogels hebben we wel vijfduizend huurders per platform. Dat is behoorlijk winstgevend, maar de aanloopkosten zijn enorm. Je moet geduld hebben om je geld te verdienen, en dat heb ik.’
‘Ik waardeer je advies, maar we willen graag de hele taart. En daarbij zijn er niet veel die kunnen doen wat de A3 kan doen,’ antwoordde Grant.
‘Zoals?’
‘Ik hoopte dat twintig miljoen dollar een bepaalde mate van privacy zou garanderen,’ zei Grant.
‘Maar het blijft mijn vogel.’
‘De voorwaarden van de huur zijn allemaal vastgelegd. We zullen altijd binnen die voorwaarden blijven, omdat u ons anders voor de rechter kunt slepen. En ik kan u verzekeren dat ik niet van plan ben voor de rechtbank te verschijnen.’
Melton knikte. ‘Wist u dat de Amerikaanse regering zo weinig geld heeft dat ze ook ruimte op mijn platforms huren? Hosted payloads noemen wij dat. Het leger kan het zich niet langer permitteren om zijn eigen platforms te lanceren. Ik kan hun dit platform niet verhuren vanwege onze deal, weet u. Zij hadden de A3 gehuurd, maar het was een kortlopend contract dat vernieuwd moest worden; alleen konden ze uw aanbod niet overtreffen.’
‘Interessant,’ zei Grant. ‘Dat wist ik niet.’ Maar hij had het wel geweten. Sterker nog, dat was de voornaamste reden dat hij de A3 had gehuurd. Hij stond op en schudde de hand die Melton hem aanbood.
De oudere man zei: ‘Op de huurovereenkomst staat de naam van uw bedrijf, Phoenix Enterprises.’
‘Ja, dat klopt.’
‘Phoenix, zoals de stad?’
‘Phoenix zoals de mythologische vogel die uit zijn eigen as herrijst.’
‘Oké, prima. Mijn mensen hebben me verteld dat u een soort beveiligingsbedrijf hebt. Militaire inlichtingensector.’
‘Dat klopt.’
‘Dan begrijp ik waarom u daar werkruimte nodig hebt.’
‘Het verbaasde me dat u dit persoonlijk wilde doen. Ik neem aan dat u een team stafleden hebt die me hadden kunnen ontmoeten om de deal te sluiten.’
‘Een goede raad, jongeman: als je een deal van dit formaat sluit, en ik heb grotere en kleinere deals gesloten, kijk ik de man graag in de ogen en geef ik hem een hand. Goed voor mij en goed voor hem. En de kans is aanwezig dat we nogmaals zaken gaan doen.’
‘Ja, dat is mogelijk,’ antwoordde Grant. Maar hij dacht: nee, dat zal nooit gebeuren.
Hij nam de eerstvolgende vlucht naar het noorden. Hij kwam aan in D.C., reed direct naar zijn kantoor en ging aan zijn bureau zitten. Hij sloeg het zwarte boekje open dat Melton hem had gegeven en keek naar de codes en de authenticatiesleutels die hij nodig had om toegang tot de A3 te krijgen. Het was een bijzonder unieke vogel, wist hij, om verschillende redenen. En hoewel het leek alsof het leger en andere federale diensten van het platform waren geschopt, was dit niet zo. Niet echt. Niet helemaal. Ze lieten altijd een heel klein stukje van zichzelf achter.
En een heel klein stukje was alles wat Grant nodig had.