54
Hij was weer op de begraafplaats en keek naar dezelfde twee graven.
Op de linkergrafsteen stond dat Franklin Grant een fantastische echtgenoot, een liefhebbende vader en een ware patriot was geweest.
‘Ik mis je, pa,’ zei Grant. ‘Ik ga je steeds meer missen. Jij zou hier moeten zijn. Je zou een geweldige opa voor mijn kinderen zijn.’
Hij keek naar het andere graf. liefhebbende echtgenote en moeder, stond op de grafsteen.
Hij had geprobeerd het beeld vast te houden dat dergelijke opschriften in zijn hoofd opriepen. Maar dat was hem niet gelukt en daar was een heel goede reden voor.
Op zijn dertiende had hij onbedoeld een foto onder ogen gekregen van zijn ouders na hun verstikkingsdood, na hun zelfmoordpact: hun gezicht lijkbleek, hun uitpuilende ogen wijd open, tegen elkaar aan gezakt.
‘Jou mis ik ook, ma,’ mompelde Grant. En dat was ook zo.
Maar zijn blik en zijn gedachten keerden algauw terug naar zijn vader.
Hij was een ware patriot geweest die voor zijn land had geleden. Hij was hoog opgeklommen. Hij had in het Witte Huis gewerkt. Als jongen was Grant daar samen met zijn vader geweest; hij had de hand van de toenmalige president van de Verenigde Staten geschud en het machtscentrum gezien van het sterkste land ter wereld. Dat had een onuitwisbare indruk op hem gemaakt en was een belangrijke reden geweest voor zijn beslissing om voor het leger te gaan werken. Maar de waarheid achter de tragische dood van zijn vader had een veel diepere indruk achtergelaten; eentje die brandde als een derdegraadsbrandwond. Hij betwijfelde of dat litteken ooit zou genezen.
Het enige waardoor Grant op de been was gebleven, was zijn plan. Nu werd dat uitgevoerd en het ging voorspoedig, hoewel met een paar hindernissen. Dat had hij verwacht. Een plan dat zo ingewikkeld was, kon niet worden uitgevoerd zonder dat er problemen ontstonden. Hij was erop voorbereid geweest. En het was goed.
Hij legde bloemen op de graven van zijn ouders, nam nog een keer afscheid, draaide zich om en liep terug naar zijn auto.
Een uur later kwam hij thuis en begroette zijn kinderen. Zijn zevenjarige zoon was op school, maar zijn dochter van vijf en peuter van twee holden op hem af. Hij tilde zijn zoon op, pakte zijn dochter bij de hand en liep de keuken in, waar zijn vrouw de lunch klaarmaakte.
Leslie Grant was midden dertig en nog even knap als toen hij haar ten huwelijk had gevraagd. Ze gaven elkaar een kus en toen pikte Grant een plakje komkommer uit de salade die ze aan het klaarmaken was. Daarna liep hij met zijn zoon op de arm naar de woonkamer.
Dan Marshall zat voor de grote televisie. Hij droeg een kakikleurige broek en een flanellen shirt, en met kwastjes versierde instappers aan zijn voeten.
Grant zette zijn zoon neer die snel naar zijn zus toe rende die in de speelkamer was.
Grant keek naar Marshall, die met een biertje in zijn hand naar espn aan het kijken was. ‘Hoe gaat het met de Wizards?’ vroeg Grant.
‘Beter. De Nets hebben hen de vorige keer vermorzeld. Hopelijk gebeurt dat vanavond andersom.’
Marshall gaf Grant een flesje bier. Grant maakte hem open en nam een grote slok. Daarna ging hij in de leunstoel zitten en keek aandachtig naar zijn schoonvader. ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij.
‘Heb me weleens beter gevoeld,’ zei Marshall.
‘Werk?’
Marshall leunde achterover en keek naar Grant. ‘Ik mis Maggie nog steeds,’ zei hij. Hij had het over zijn overleden vrouw. ‘Maar dit is de eerste keer dat ik blij ben dat ze dit niet meer hoeft mee te maken.’
Grant zette zijn bier neer. ‘De vorige keer dat we elkaar spraken, had ik niet begrepen dat het zo erg was.’
‘Ja, maar toen waren we in het Pentagon. Daar moet je uitkijken met wat je zegt.’
‘Het is dus erger?’
Marshall zuchtte, dronk zijn flesje leeg en zette het neer. ‘Het is erg, Alan. Ik heb toestemming gegeven voor deze missie. Ik had mijn twijfels, maar de bevelen van boven waren duidelijk. Het zou hoe dan ook gebeuren, met of zonder mijn handtekening eronder.’
‘Waarom zou jij er dan de schuld van krijgen?’
‘Je begrijpt kennelijk niet hoe de regering, en dan vooral het ministerie van Defensie, in elkaar zit.’
‘Ik heb in het leger gezeten.’
‘Maar nooit in de militaire bureaucratie! Die heeft haar eigen regels en veel daarvan zijn niet logisch. Maar op één ding kun je rekenen: wanneer de civiele leiding een zaak waar het leger bij is betrokken, verknoeit, krijgen de lui in uniform een groot deel van de schuld.’
‘Maar feitelijk ben jij niet in uniform.’
‘Maakt niet uit. Ik heb de functie en de titel, en de bal weegt ongeveer een ton en zwaait recht op me af. In het ergste geval word ik verpletterd. In het minst erge geval raak ik zwaargewond.’
‘Waar draait het volgens jou op uit?’
‘Dat ik de rest van mijn leven voor het Congres sta te getuigen. Als ik geluk heb, wordt er geen aanklacht tegen me ingediend. Als ik geen geluk heb, ga ik misschien de gevangenis in.’
‘Jezus, Dan, daar had ik geen idee van!’
Dat was natuurlijk niet waar, maar toch had Grant medelijden met de man. ‘Kan ik misschien iets voor je doen?’
Marshall gaf hem een klopje op zijn arm. ‘Luister, we hebben allemaal problemen. En jij hebt een geweldig gezin en je hebt mijn dochter erg gelukkig gemaakt. Blijf jij maar gewoon doen wat je aan het doen bent. We zien wel hoe het afloopt.’
Ik ben zeker van plan om te blijven doen wat ik aan het doen ben, dacht Grant.
Tijdens de lunch praatten de mannen met geen woord over Marshalls probleem, niet waar Leslie en de kinderen bij waren.
Na de maaltijd nam Marshall afscheid. Grant gaf hem een hand en omhelsde hem. ‘Het spijt me, Dan,’ zei hij. En dat meende hij ook. Maar als het erop aankwam de dood van zijn vader te wreken, was Grant bereid iedereen op te offeren. Inclusief zichzelf.
Hij liep de achtertuin in, ging in een tuinstoel zitten en keek naar de lucht. Hij zag een vliegtuig dat aan zijn afdaling naar Dulles Airport begon.
Hij had ook het gevoel dat hij bezig was met zijn afdaling. Het radiostation was bijna klaar. Zijn tijdschema leek perfect en veelbelovend. De satelliet die hij had gehuurd was in de exacte positie gebracht om te kunnen doen wat hij moest doen. En de restjes die daar waren achtergebleven, zouden erg nuttig zijn om het noodzakelijke resultaat te kunnen boeken.
En dat noodzakelijke resultaat was dat iemand zou boeten voor een onrechtmatige daad die vijfentwintig jaar geleden was gepleegd. Dat onrecht had zijn vader het leven gekost. Zijn vader was de enige die daar echt een prijs voor had betaald. Nu was de tijd gekomen dat anderen dat ook deden. Dat was de meest dwingende kracht in Grants leven geworden. Dit was niet gewoon een doel, maar een obsessie. En obsessies hebben de neiging iemand blind te maken voor al het andere. Grant was zich daarvan bewust, maar hij vond ook dat hij er niets aan kon doen. Het was immers een obsessie.
Daarom had hij besloten de carrière en misschien zelfs het leven van zijn schoonvader op het spel te zetten om zijn doel te bereiken. Hij was zelfs bereid het geluk van zijn gezin op te offeren als het nodig was. Want Grant kon niet gelukkig zijn, tenzij hij wraak kon nemen. En hij kon maar één manier bedenken om dat te doen. Niets kon hem tegenhouden. En als iemand dat wel probeerde, dan zou hij die iemand moeten stoppen, zo nodig met geweld.
Net zoals hij had gedaan met Jean Shepherd en Milo Pratt. Net zoals hij zou moeten doen met Sam Wingo, en misschien met zijn zoon. En met Sean King en Michelle Maxwell. Hij was er vrij zeker van dat zij allemaal zouden sterven voordat dit allemaal voorbij was.
Het vliegtuig verdween achter een paar bomen. Over een paar seconden zouden de wielen de landingsbaan raken en zou het vliegtuig afremmen. Alweer een veilige landing, zoals dat miljoenen keren per jaar gebeurde.
Zijn landing zou waarschijnlijk minder soepel verlopen. Maar er was een kans, een echte kans, dat hij alles kon uitvoeren, dat hij zijn doel kon bereiken − rechtvaardigheid − en daarna weer kon doorgaan met zijn gewone leven. Dat was het ideale scenario. Nadat die last van zijn schouders zou zijn gevallen, zou hij weer kunnen leven.
Anderen zouden niet zoveel geluk hebben. Er zouden meer mensen sterven voordat dit allemaal voorbij was. Grant wist precies wie de meesten van hen waren. In de ogen van de wereld zou het een historische gebeurtenis zijn.
Maar voor hem zou het niet meer zijn dan het wreken van de herinnering aan de man van wie hij het meest hield.