22
Wingo’s eerste gedachte was dat hij erin was geluisd en dat de bewaker naast hem bij deze samenzwering betrokken was. Nadat er een kogel door het raampje vloog die het achterhoofd van de bewaker doorboorde, dacht Wingo dat niet meer.
Hij schreeuwde in het Pasjtoe tegen de chauffeur dat hij het gaspedaal zo diep mogelijk moest intrappen als hij wilde blijven leven. De taxi spoot naar voren terwijl de kogels van de auto afketsten.
Terwijl de dode bewaker tegen hem aan gleed, pakte Wingo de AR-15 van hem af. Hij richtte het wapen door de verbrijzelde achterruit, wachtte tot de andere auto dichterbij kwam en haalde de trekker over. Er zaten drie mannen in de andere auto, maar hij richtte slechts op een van hen.
Het bloed van de chauffeur van de andere auto spatte tegen de voorruit. De auto zwenkte van de weg af, vloog in brand en explodeerde een paar seconden later.
Wingo draaide zich weer om en keek naar zijn chauffeur. ‘Shit!’
Hij voelde dat de auto begon te slingeren. Wingo klom naar voren en ging naast de chauffeur zitten. Het was een oudere man die echter geen dag ouder zou worden, want hij was in zijn achterhoofd geraakt door een kogel; waarschijnlijk een afgeketste kogel.
Wingo greep het stuur, strekte zijn been naar voren en trapte op de rem. Hij stuurde de auto de berm in. Gelukkig was er op dat moment geen ander verkeer. Hij tilde de beide lichamen uit de auto, duwde ze over de vangrail en keek ze na toen ze van de aarden helling afgleden en op een stapel keien bleven liggen. Hij had geen tijd om hen fatsoenlijk te begraven. Hij mompelde alleen een gebed.
Toen keek hij naar de brandende auto. Zijn eerste impuls was ernaartoe rennen om te zien wie ze waren en waarom ze hem achternazaten. Maar de vlammenzee werd groter toen de benzine in de tank in brand vloog. Hij realiseerde zich al snel dat er niets nuttigs meer zou overblijven. Slechts verkoolde lijken, botten en verwrongen metaal.
Hij reed weg zonder bewaker en zonder chauffeur, terwijl zijn kleren onder het bloed van de bewaker zaten. Hij had een kapotte achterruit, het interieur zat onder het bloed en hij wist niet zeker of hij niet was verraden. Als ze wisten waar hij was, zouden ze een andere auto achter hem aan sturen. Of ze zouden hem verderop gewoon opwachten. En ‘verderop’ was op zich al angstaanjagend genoeg, ook zonder mannen met wapens.
Wingo had Rudyard Kipling gelezen. Deze auteur had de Khyberpas omschreven als een ‘zwaard dat door de bergen snijdt’. Dit was een treffende beschrijving, vond hij, behalve dat de weg in tegenstelling tot de kling van een zwaard verre van recht was. Het zou hier het landschap op een andere planeet kunnen zijn waar geen mens kon leven. Het was kaler dan kaal, meer dan akelig. Hier groeiden geen bomen. Hier woonden geen dieren. Hier leefden geen mensen. Het enige nut van dit gebied was om iemand zo snel mogelijk van het ene land naar het andere te laten reizen, waarbij ‘snel’ relatief was.
De pas was in de late herfst en in de winter grotendeels afgesloten. In die tijd was de helling te steil en was het weer te gevaarlijk. En ‘die tijd’ was angstig dichtbij. Wingo kon voelen dat de wind door de bergen en onder zijn auto door waaide en die bijna optilde. De pas was niet meer dan een aantal haarspeldbochten die met elkaar verbonden waren door korte stukjes rechte weg en tunnels door het Hindoekoesj-gebergte. Je kon al misselijk worden als je er zelfs maar heel langzaam doorheen reed.
Wingo reed nu niet langzaam, maar als een formule 1-coureur. De wind blies door de verbrijzelde voorruit naar binnen, zodat zijn tanden klapperden, hoewel hij de verwarming hoog had gezet.
Tijdens de rit nam hij in gedachten de verschillende scenario’s door en hij verwierp ze stuk voor stuk. Hij keek op zijn horloge en rekende uit wanneer hij in Pesjawar kon zijn. Daarna vroeg hij zich af of hij daar eigenlijk wel naartoe zou rijden. Pesjawar was een grote stad met meer dan tweeënhalf miljoen inwoners, verspreid over ruim achthonderd vierkante kilometer. Dat was goed in de zin dat het gemakkelijker was om je te midden van zoveel mensen te verbergen. Maar het was slecht in de zin dat er veel meer ogen waren die je in de gaten hielden, en dat de autoriteiten slechts een paar minuten bij je vandaan waren; ongeacht waar jij je bevond.
Hij besloot meteen naar de grens met India te rijden. De documenten die hij van Adeel had gekregen, zouden voldoende moeten zijn om die grens te kunnen oversteken. Maar als Adeel hem had verraden en de mannen in de uitgebrande auto door hem waren getipt, dan waren deze documenten nutteloos.
Wingo moest een beslissing nemen. Zou hij Adeel wel of niet vertrouwen?
Normaal gesproken zou Wingo er geen moeite mee hebben deze vraag te beantwoorden. Je kon niemand vertrouwen. Maar hij had de man in de ogen gekeken. Hij had hem zelf horen praten. Hij besloot dat hij Adeel vertrouwde. De mannen in de auto die achter hem aan waren gekomen, waren misschien gewoon criminelen die een Amerikaan wilden beroven of ontvoeren en losgeld voor hem wilden eisen. Dat was in deze gebieden niet ongebruikelijk.
Voorbij de pas stopte hij. Wingo nam schone kleren uit zijn rugzak en trok ze aan. Hij begroef zijn oude kleren. Laat in de avond reed hij een klein stadje binnen en liet de vernielde, bebloede taxi achter in een zijstraat. Hij nam een kamer in een hotel waar de manager contant geld accepteerde en geen vragen stelde. De volgende ochtend huurde hij een motor en hij gebruikte hiervoor het document dat Adeel had geregeld. Hij vertrok. Hij wilde naar de grens met India. De hoofdwegen van Pakistan waren prima en de kilometers vlogen voorbij. Hij stopte om te eten en te tanken. In de buurt van de grens begon hij langzamer te rijden.
Hier zou Adeels trouw echt getest worden. Of zijn verraad.
Wingo was deze grens al eerder overgestoken. De grenspost bevond zich midden in het dorp Wagah. Het dorp was in tweeën gedeeld in 1947, toen het land Pakistan werd gevormd uit een gebied dat vroeger deel had uitgemaakt van India. Wagah had misschien wel de meest overdreven grensceremonie ter wereld. Deze ceremonie vond elke dag vlak voor zonsopgang plaats: de Indiase en de Pakistaanse grenswachten voerden een uitgebreide dans op met overdreven gemarcheer en met hoge passen waarbij hun voeten boven hun hoofd uitkwamen. De mensen stroomden toe; er werd muziek gemaakt en de grenspostbewakers van beide landen stonden tegenover elkaar met een agressieve houding en een grimmige blik op hun gezicht, als kemphanen vlak voor het gevecht.
Wingo had geen enkele belangstelling voor dit optreden. Hij wilde alleen maar de grens oversteken vlak voordat het optreden begon, want dan was er al veel publiek en hadden de grenswachten vooral belangstelling voor hun toneelstukje en weinig oog voor de grens. Zijn timing was perfect, want hij was de laatste persoon die de grens overstak voordat die werd gesloten. Eenmaal op Indiaas grondgebied keek hij alleen nog een keer achterom toen de muziek begon en de bewakers wegliepen om aan hun dansgevecht te beginnen. Niemand zou zich die ene Amerikaan op zijn motor herinneren die Pakistan verliet.