57

 

Francesca di Paoli gaf een 'encore' en maakte de laatste buiging voor die avond. Op de voet gevolgd door haar altijd trouwe Costanza en haar opgewonden sprekende impresario, haastte zij zich door de slecht verlichte gang die naar haar kleedkamer leidde, ze huiverde een beetje tot Costanza, die boos mopperde, een witte zijden sjaal om haar blote schouders wierp.

'Die barbaarse stad! Ze willen dat mijn bambina kouvat, denk ik. En je had deze japon niet moeten dragen, die te veel laat zien van wat een dame gewoonlijk verborgen houdt...'

'En jij zou onderhand moeten weten, dat ik geen dame ben!' beet Francesca over haar schouder. 'Maar in één ding heb je gelijk, mijn oude draak, dit is een barbaarse stad. Luister eens naar die schoten en die afschuwelijke kreten, waarom moeten ze feestvieren door op elkaar te schieten? Het is nog een wonder, dat ze die grote pistolen niet afschieten als ik aan het zingen ben, ofschoon het een opluchting geweest zou zijn, als ze die slechte imitatie van een Alfredo doodgeschoten hadden! Hij kwaakte weer als een kikker vanavond en zijn adem stonk naar knoflook - Luigi!'

Haar arme manager, die al weer excuses voor de tenor mompelde, voelde zich stijf worden van bezorgdheid. Wat nu weer? Zou ze weer zo'n woedeaanval krijgen?

'Luigi - ga eens kijken waarvoor al dat lawaai is. Ik kan het niet uitstaan en je weet hoezeer mijn zenuwen gespannen zijn nadat ik gezongen heb! En houd iedereen bij me uit de buurt. Ja, iedereen! Ik wil hun bloemen en hun goedkope, smerige champagne niet, begrijp je? Zeg aan signor Fields, dat hij hen allemaal vanavond maar bezighoudt. Ik moet wat tijd voor mezelf hebben, ik wil alleen zijn.'

'Maar - maar Francesca, je hebt beloofd dat je zou dineren met...'

'Dineren? Denk jij, dat ik kan eten of drinken met die kleine man, die over de tafel mij aanstaart alsof hij mij zou willen oppeuzelen in plaats van de kaviaar? Houd hem uit mijn buurt - laat hem maar wachten, als hij dat wil, het kan me niet schelen, Costanza ...'

'Ga weg en doe wat ze zegt. Je weet hoe ze is, wanneer ze in zo'n bui is. Ga weg - ik zal haar wel kalmeren ...'

Luigi Rizzo strompelde weg en trok in wanhoop aan zijn haar. Waarom, waarom had hij ooit gewild om als impresario op te treden voor een primadonna? Altijd het vuile werk - de vazen en de kristallen parfumflessen, die hem naar het hoofd gegooid werden ... Dio!

'Die domme, domme man! Waarom verdraag ik hem ? Waarom doorsta ik dit alles? Reizen, altijd reizen, om mijn muziek te schenken aan ... aan een kudde zwijnen! O, ik zeg het je, Costanza, ik ben er gewoon misselijk van en zó moe! Costanza - dat korset snijdt mijn adem af. Waarom moest je dat nou zo strak dichtrijgen? Maak het los, vlug, vóór ik doodga. En geef me een glas wijn - en mijn peignoir - ah, het is hier zo warm, ik stik bijna ...'

En zo ging het nu altijd, na elke voorstelling. Francesca werd een bedorven veeleisend kind, die haar oude kinderjuffrouw nodig had om haar te liefkozen en te vertroetelen en haar te verzekeren, dat alles voortreffelijk gegaan was.

En toen ... en toen ... barstte plotseling de deur open, die Costanza zorgeloos niet op slot gedaan had en strompelde de man naar binnen. Francesca dacht, dat ze nu echt gek ging worden. Ze was té verschrikt om zich te bewegen, zelfs om te gillen, ofschoon haar mond zich opende in een geluidloze stokkende ademhaling.

O - lieve God! Hij zat onder het bloed en vuil - de flarden van wat eens een overhemd geweest was hingen van zijn schouders. En zijn gezicht was zó gekneusd en gebeukt, dat het bijna niet meer als menselijk te herkennen viel.

'.. .'Cesca ...' De stem was een hees gefluister en ze moest zich inspannen om iets te verstaan. En ze zag, terwijl ze dacht dat ze een afschuwelijke nachtmerrie had - de diepe, paarse littekens rond zijn hals, waaruit nog steeds bloed vloeide.

De Gehangene - symbool van een ouderwets stel tarotkaarten. Het schoot haar door haar hoofd, zelfs toen haar geest nog vocht met het idee om alles in één patroon te krijgen, hoe hij in 's hemelsnaam haar naam wist en waarom de intonatie van zijn stem - zoal niet de stem zelf - zo pijnlijk vertrouwelijk klonk. En toen, juist toen hij met gekreun op het vloerkleed ineenzakte, ving ze een glimp uit zijn ogen op - of wat er nog over was in dat afschuwelijk toegetakelde gezicht.

'Dio! Deze stad van beesten - gewoon beesten! Wat hebben ze met je gedaan?'

Als een wervelwind stond ze op, stormde een bevroren onbeweeglijke Costanza voorbij en smeet de deur dicht en draaide met bevende vingers het slot om. Daarna ging ze naar hem toe, liet zich op haar knieën vallen en vloekte en huilde tegelijkertijd in een mengsel van Italiaans en Engels.

'Kijk me dat eens! Lieve God, wat is er gebeurd? Net goed voor je, omdat je me in de steek gelaten hebt! Ik heb het je niet vergeven - als je niet in zo'n afschuwelijke toestand verkeerde, zou ik een fles wijn op je hoofd kapot slaan! Costanza, wil je ophouden met daar te blijven staan met open mond? Haal een dokter, vlug?'

'Nee, geen dokter...' Zijn stem was nog steeds hetzelfde afschuwelijke gespannen gefluister. En ze moest haar hoofd dichter naar hem toebuigen om uit te maken, wat hij mompelde.

'Maar jij - jij bent - je ziet eruit alsof je gaat sterven! Stefano ...'

'Geen ... dokter ... In ... een paar ... moeilijkheden ... opgehangen .. ?

'Wees stil! Probeer niet te praten! Costanza! Waarom blijf je daar staan? Help me ... doe iets ...'

'Veel beter om hem maar te laten oppakken,' gromde Costanza later. 'Die man! Heb ik je van het begin af niet gezegd, dat hij een banditti was? Een schurk? Je hebt ze horen zeggen, hoe hij een man vermoord heeft - niet één, maar veel meer! Dat was natuurlijk de manier waarop hij aan al dat geld kwam, dat hij zo losjes in het rond strooide! En wanneer jij gaat liegen om hem te beschermen, dat zit jij zo in de moeilijkheden!'

'Wees stil! Kakelende oude vrouw! Begrijp je dan niets? En je houdt je mond dicht, snap je dat?'

Costanza haalde mopperend haar schouders op, ze begreep het niet echt, maar ze durfde niet verder te argumenteren. Maar ze had althans recht op haar eigen ideeën. Waarom had die man, die zo slecht voor haar bambina geweest was, zich nu weer in hun leven gemengd? En net, nu Francesca hem begon te vergeten. Ze kon niet anders dan narigheden voorzien, zo lang hij hier bleef.

Bert Fields en Luigi Rizzo wisten ervan - maar niemand anders. En Francesca had een prachtig staaltje toneelspel weggeven, toen de mannen aan de deur van haar kleedkamer klopten, aangevoerd door een zich verontschuldigde rechter Benoit.

'Wat betekent dit? Kan ik me niet eens in alle rust verkleden? Of had u misschien gehoopt mij ongekleed aan te treffen - is dat de kern van de zaak, signore? Ik zeg u, dat ik niet gewend ben aan zulke barbaarse, onbeschaafde manieren.'

'Prinses, mijn nederigste verontschuldigingen! Maar het was enkel zorg voor uw veiligheid, dat ik aan uw deur durfde kloppen. Ziet u, een vuile misdadiger is ontsnapt - een moordenaar. Hij werd gezien, toen hij de schouwburg binnenging, hier, en natuurlijk was mijn eerste gedachte ...'

'Hier, zegt u? In mijn kleedkamer, door een gesloten deur? Moet ik aan dit soort vernederingen blootgesteld worden? Zijn al uw vuile misdadigers dan operaliefhebbers? Of wilt u mij voor leugenaarster uitmaken, signore?'

De klank van een steeds toenemende hysterie was duidelijk in haar stem merkbaar en Nicholas Benoit deinsde terug.

Dat hij haar beledigd zou hebben - en vooral nu, toen hij het gevoel kreeg, dat ze wat toeschietelijker werd ... Nee, het was niet mogelijk dat de man die zij zochten, brutaal genoeg geweest zou zijn om de schouwburg binnen te lopen, die nog vol mensen was. Iemand had hem helpen ontsnappen - dezelfde geheimzinnige man, die een dronken indruk gemaakt had, waardoor hun gevangene in staat was om onder de neuzen van Toni en acht van zijn eigen mensen te ontsnappen.

'Neemt u mij niet kwalijk, prinses,' zei hij opnieuw, haastig. 'Maar alleen voor het geval, dat hij zich hier nog steeds ergens verborgen houdt, zal ik meneer Fields naar u toe zenden - zodat u verzekerd bent van bescherming, wanneer u naar uw hotel teruggaat!'

'Jullie Amerikanen! Waarom heb ik ooit Europa verlaten? Woestelingen - barbaren ...' Ze was gelukkig overgegaan in het Italiaans, want de mannen die hem begeleidden luisterden geboeid naar haar tirade.

Nicholas Benoit was woedend, ofschoon hij kans zag dat voor zijn afgod te verbergen. Woedend op zichzelf, woedend op Toni, die zo iets had kunnen laten gebeuren. Hoe kon een man, die al halfdood was en half opgehangen, ontsnappen? En waarheen was hij verdwenen?

'Hij kan niet ver weg zijn,' herhaalde Toni. 'Misschien is hij net als een dier in een of ander hol gekropen om te sterven! En zelfs als hij kans zag om weg te komen, wat kan hij doen? We hebben nog andere uitwegen, Nicky, schat. Jij bent zo slim - je ziet toch zeker wel, wat ik bedoel?'

Hij wilde het niet zien - niet op dat moment. Maar zijn zoekpartij werd een fiasco en Francesca di Paoli scheen zich opzettelijk af te zonderen - binnen een paar weken stortte alles in, wat hij zo zorgvuldig had opgebouwd.

Zijn buitenlandse contacten - lord Lindhaven, die zo vriendelijk had geleken en de zure Schot McGregor, hadden zich plotseling teruggetrokken en waren nu nietszeggend. Telegrammen van hun 'chefs' in New York en Londen hadden hen plotseling tot voorzichtigheid aangemaand. Het was nu 'afwachten' in plaats van 'doorgaan met onderhandelen' en dat kon toch zeker niet zijn omdat hij de kwestie van een ontsnapte misdadiger verklungeld had, waarvan deze heren het bestaan niet eens wisten?

Voor de eerste keer kwam in deze zakelijke besprekingen en in afgeluisterde gesprekken de naam van Steve Morgan Nicholas Benoit ter ore. De geheimzinnige geldmagnaat. Echtgenoot van de vrouw, die zich opsloot in Baroque - en om welke reden? Wegens haar echtgenoot?

Tegen de tijd dat Toni vertrok naar Baroque - heel onopvallend en kalm, voelde Nick zich vertwijfeld - wat was er misgegaan? Hij had alles tevoren berekend; te beginnen met zijn geleidelijke verleiding van Francesca di Paoli, die hem nu behandelde alsof hij niet bestond; ze had meerdere keren, voor zover hij wist, met lord Lindhaven gedineerd.

Noch Toni, noch Benoit wist iets af van de onverwachte gast van Francesca di Paoli.

'Maar hoe heb je mij gevonden? Vooral omdat je je niets herinnerde?'

Dat deel was nog steeds wazig in zijn geest. Hij herinnerde zich de kelder - bij vlagen - en met de herinnering ook de pijn - en een verwarring in zijn brein. Daarna, terwijl hij de trappen opkroop, leek iedereen meer dan een kilometer hoog te zijn. En een stem - die van Toni Lassiter - op de achtergrond.

'Vooruit - naar boven - kruip! Al le treden, Comanche. Je raakt aan kruipen beter gewend, want van nu af zul je heel wat moeten kruipen.'

Na de treden, was er meer pijn gevolgd en meer duisternis, tot ze water over hem gegooid hadden uit een paardendrinktrog, hij werd door en door nat - en werd zó koud, dat hij begon te rillen. En toen, met het touw nog steeds om zijn nek, hadden ze zijn geboeide handen vastgemaakt aan de zadelknop van Toni's paard en hij herinnerde zich, dat ze op hem neerkeek en haar vochtige, triomfantelijke lach vertoonde.

'Je moet zorgen dat je genoeg leven in je houdt, Comanche, om hard te lopen. Want we gaan erg snel reizen.'

Na een tijd voortgesleept te zijn, had zijn verdoofde geest ternauwernood de eerste schoten opgemerkt. En toen klonk een dronken, slissende stem: 'Hé, wat is dit? Een lynching? Ik heb lynchen altijd leuk gevonden, mag ik meedoen?'

'Port,' had zijn geest geregistreerd, hoe, dat wist hij niet; en toen waren er meer schoten gevallen en hij viel en was vrij; krabbelde op zijn knieën en hoorde de dringende stem van Port in zijn oor: 'Luister, ik ben maar alleen en ik kan ze niet allemaal tegenhouden. Smeer hem, verdomme! De schouwburg - dat kun je wel halen.'

Na een dag of twee, of waren het er drie? zei Francesca: 'Hier is een man om je te spreken.'

'Je heb het dus gehaald? Dat had ik wel gedacht. Wat heb jij in 's hemelsnaam uitgehaald? Bishop is nog gekker dan ik hem ooit gezien heb en het was puur geluk, dat ik hier was om een oogje op Benoit te houden. Om Christus' wil, Steve - leer je het dan nooit?'

'Moeilijk, denk ik,' zei hij voorzichtig, zijn stem nog steeds een hees gefluister, terwijl hij de verontwaardigde blik van Port opving.

'O, stik! Ik blijf maar vergeten, dat het voor jou allemaal een spel is, nu je rijk geworden bent. Maar, voor de duivel, er is een tijd geweest dat ik zelf achter je aan wilde gaan, tot ik hoorde, dat je Dave bevrijd had. Maar wat voor spelletje speel jij eigenlijk? Ik word verondersteld bij Bishop een rapport uit te brengen, voor het geval je dat vergeten mocht hebben.'

'Denk jij, dat hij zal geloven dat ik nu pas mijn geheugen begin terug te krijgen?'

Port wierp hem een cynische, ongelovige blik toe. En het was dezelfde soort blik, die hij van iedereen zou krijgen die de waarheid niet wist. En dat begon Steve Morgan met toenemende woede te constateren. Hij was zó zeker van zich zelf geweest - en hij had overal zo'n troep van gemaakt. Hij kon zelfs inzien, waarom Bishop méér dan lichtelijk verstoord zou zijn. En wat voor de duivel zat Ginny midden in deze warwinkel te doen?

Het viel Francesca ten deel, die alle laatste kletspraatjes van lord Lindhaven had opgepikt, (die nog steeds in Dallas bleef hangen), en aan Port, die niet besefte wat hij zei, om hem in te lichten.

Zijn gedwongen rust in het grote zachte bed van Francesca, gaf zijn eigen geest de kans de hiaten te vullen, terwijl zijn lichaam bezig was te genezen. Bert Field had ergens vandaan een dokter te voorschijn getoverd, die bescheiden genoeg was om geen vragen te stellen en die vergat om praatjes rond te strooien - voor het hoge honorarium dat hij ontving. En dan had je Francesca zelf, afwisselend veeleisend en teder, vol vragen. Hij was eerlijk met haar, want Francesca di Paoli was - van alle vrouwen die hij ontmoet en begeerd en genomen had - het dichtst bij hem gekomen als vriendin en als minnares - en ondanks al haar vertoningen van temperament, was ze een zeer intelligente vrouw. Ze begrepen elkaar, hij en Francesca, en niet alleen in bed, maar fundamenteler, omdat het beiden avonturiers waren, die geslaagd waren - allebei waren ze cynisch en hadden geleerd om niet al te veel van zich zelf te geven.

Het was alleen die verdomde Ginny, die een brandend vraagteken op de achtergrond bleef en daar hardnekkig verborgen bleef, zelfs wanneer hij niet aan haar wenste te denken. Hel en duivel, wat viel er ook te denken? Van een volslagen buitenstaander moest hij horen, dat ze moeder geworden was, zodat hij althans de wettige vader van twee - niet één maar twéé; laat het maar aan Ginny over, die deed nooit iets half! - kinderen geworden was van een onbekende leeftijd en geslacht, en waarvan het bestaan hem niet was meegedeeld. Dus haar verblijf in Europa had toch vruchten afgeworpen! Wat hem werkelijk verbaasde, was, dat ze teruggekomen was, brutaalweg haar kinderen had meegebracht, ijskoud - en daarna had ze hen verlaten zonder enige wroeging om hem te gaan zoeken. En waarvoor? Om te ontdekken tot hoever ze kon gaan? Om zich er van te vergewissen dat hij zijn geheugen niet zou terugkrijgen? Of slechts om te onderzoeken tot hoever zijn vervloekte zwakheid ging, waar het haar betrof?