42

 

Op een of andere manier wist hij, zonder dat het hem gezegd werd, dat hij verschrikkelijk ziek geweest was. Hij voelde zich erg zwak en zijn instinct zei hem, dat hij niet gewend was aan zwakheid. Hij lag in een soort schuilhut van kreupelhout en had het vreselijk koud. Wanneer hij probeerde te denken schoot de pijn door zijn slapen en verdoofde alles. En toch werd een apart stuk van zijn geest zich langzaamaan wat meer bewust. Er waren gezichten, die zich over hem heen bogen. Een vrouw sprak tegen hem en hij hoorde zijn stem, die hem vreemd in de oren klonk, antwoord geven. Een vrouw ... Maar na een poosje waren er twee vrouwen, die elk een verschillende taal spraken; en toch verstond hij wat ieder van hen zei. Verstond - en hij wist wat hij zei - maar anders niets, niet wie hij was of wat hij hier op deze plek uitvoerde of zelfs waarom hij zich zo zwak voelde. Na een poosje gaf hij het op en vond, dat het gemakkelijker was om aan de pijn in zijn hoofd te ontsnappen door te slapen.

Toen hij in staat was de realiteit te aanvaarden, en dat leek wel een eeuwigheid later, herinnerde hij zich niets. Zijn naam niet, ook niet waar hij vandaan kwam, zelfs niet hoe hij eruit zag.

Hij woonde bij Indianen - en enige tijd lang dacht hij dat hij een van hen was. Hij was getrouwd met een Indiaanse vrouw, waarvan de Comanche- naam Stromend Water betekende, maar ze was bij ieder ander bekend als Teresita.

'Je hebt hoge koorts gehad.' De stem van Teresita was leeg en klonk lichtelijk hees wegens de kracht van haar emoties. 'Mijn eerste man, jouw broer, heeft het eens gehad, maar gelukkig waren we toen in Mexico en er was een dokter in de buurt. Dus wist ik wat ik moest doen.'

'Ik heb steeds gedroomd, dat ik ergens in een gevangenis zat.' Hij fronste zijn zwarte wenkbrauwen.

'Dat heb je ook. Tijdens de revolutie in Mexico. Herinner je je verder niets?'

De stem van Teresita was kalm en zakelijk, ondanks het plotselinge bonzen van haar hart.

'Waarom voor de duivel herinner ik me niets meer? Behalve de dromen ... en zelfs die begin ik te vergeten.'

'Denk er dan niet meer aan. Dat is misschien beter. Op weg hierheen heb je wat moeilijkheden gehad, maar nu ben je veilig. De hoge koorts heeft je geheugen weggenomen, maar dat komt wel terug, vroeg of laat.'

Hij mompelde half binnensmonds: in voor- en tegenspoed, hè?' Maar toen Teresita niet-begrijpend naar hem keek, voelde hij een soort tederheid voor haar en richtte zich op om haar gezicht met zijn vingers glad te strijken.

'Dat doet er ook niet toe. Ik denk dat je gelijk krijgt en dat het allemaal wel eens zal terugkomen. Maar ik wilde wél, dat ik me althans sommige dingen herinnerde.'

Ze had naast hem op haar knieën gezeten, zich over hem gebogen en plotseling verstevigde de greep van zijn arm en trok haar naar zich toe. Wat voor soort man was hij? Teresita vroeg het zich af. Hoe kon ze Missie hebben toegestaan om haar over te halen, tegen haar eigen voorgevoel in, om die avond het moeras te gaan doorzoeken?

ik geloof dat jij je al veel te veel herinnert. En afgezien daarvan: je bent niet sterk genoeg. Alsjeblieft - nu niet!'

'Waarom? Wanneer jij mijn vrouw bent, wat mankeert er dan aan dat je naast me komt liggen? Vandaag heb ik God zij dank een helder hoofd en ik kan me niet indenken, dat ik vergeten kon hebben hoe zacht en soepel jouw lichaam aanvoelt.'

Ze voelde zijn vingers tegen haar vlees en zijn lippen op haar gezicht en haar hals. Hij maakte geen ruwe beweging om haar benen uiteen te spreiden om haar te kunnen beklimmen, maar leek tevreden te zijn met haar stevige omhelzing, terwijl hij haar liefkoosde; en ofschoon ze dat in het begin niet begreep, kon Teresita er niets aan doen, dat ze zich herinnerde dat zelfs Chucho zich niet op deze manier tegenover haar gedragen had. Ze was grootgebracht in de kennis wat mannen wilden; om onderdanig te zijn, om de plichten te vervullen die van een echtgenote verwacht werden. Ze had nooit iets anders nodig gehad of verwacht. Maar deze man - wat moest hij van haar hebben?

Haar vlees kromp ineen en trilde onder zijn tastende handen en lippen en werd toen warmer en warmer totdat zij het was, die brandde alsof ze koorts had en ze werd hulpeloos. Het enkele kledingstuk dat ze droeg scheen van haar lichaam af te glijden en hij, onder de ruw geweven deken, droeg niets. Ook de deken viel terzijde, terwijl hij haar betastte alsof hij een nieuw land aan het ontdekken was.

En Teresita ontdekte voor de eerste keer in haar leven, welk gevoel het gaf om bemind te worden in tegenstelling met genomen te worden - ofschoon ze deze pas ontwaakte gevoelens niet onder woorden zou kunnen brengen.

'Teresita,' hoorde ze hem fluisteren en het was alsof ze haar naam voor de eerste keer hoorde, dat die haar voor het eerst gegeven werd, evenals de gevoelens, die hij in haar lichaam opriep.

Teresita was die avond met Missie meegegaan, omdat het meisje vastbesloten was om op zoek te gaan naar de geheimzinnige passagier van Gaston. Ze had niet verwacht dat ze hem zouden vinden; en toen ze hem vonden herkende Teresita het soort koorts dat hij had, en ze had in dubio gestaan om weg te gaan en hem achter te laten om te sterven. Maar Missie was vastbesloten geweest en de enige manier om te beletten, dat Missie te dichtbij zou komen en zelf geïnfecteerd zou worden, was haar belofte aan het meisje, dat zij - omdat ze de kwade koorts al eens gehad had - hem mee naar haar hut zou nemen en hem zou verplegen. Maar zelfs toen had Teresita nog gehoopt dat hij zou sterven. Haar gevoel zei haar, dat hij moeilijkheden met zich meebracht, behalve de tyfus. Ze geloofde niet, dat hij een vriend van de broer van haar echtgenoot geweest was. Jesus Maria was een rustige, onopvallende man geweest, tevreden met de zorg voor de schamele oogsten, die amper voldoende waren om zijn snel groeiende gezin te voeden. Wat kon hij gemeen gehad hebben met de soort man, die deze half bewusteloze vreemdeling scheen te zijn? Maar in zijn delirium had hij niet alleen Spaans gesproken, maar ook de taal der Comanchen. Hij scheen ogenblikken van helderheid te hebben, vooral in het begin, toen hij haar naam kende, ofschoon ze niets van hem afwist. Misschien was hij zelf ook een Comanchero geweest? Maar, in dat geval: waarom was hij dan niet eerder gekomen. Waarom was hij juist nu gekomen?

Teresita had tijd gehad om zich dat alles af te vragen en haar eigen nieuwsgierigheid te bevredigen, terwijl ze hem terwille van Missie verpleegde. In de maanden nadat Chucho gestorven was, had ze alleen in haar hut gewoond en geen man toegestaan om bij haar te liggen. Ze hadden haar met rust gelaten - de Indianen even goed als de blanken - wegens haar droomuitleggingen en haar kundigheid op het gebied van geneeskrachtige kruiden. Nu moest het feit, dat ze een man bij zich genomen had, verklaard worden en ze gaf een verklaring, waarvan ze de leugen betreurden. Ze zei, dat hij de broer van haar overleden echtgenoot was en dat hij gekomen was om met haar te trouwen volgens de gewoonten van de Comanchen. Na zijn beterschap en nadat hij vertrokken was kon ze altijd nog zeggen, dat hij in de moerassen verdwaald was geraakt...

En toen verraste hij haar, die namiddag toen zijn mannelijkheid de overhand kreeg en haar, in het begin onverhoeds, maar spoedig daarna noopte tot overgave. Hoe had ze kunnen weten dat dergelijke gevoelens bestonden? Of dat er zoiets bestond als hartstocht? Hij maakte, dat zij hem begeerde en wel op een manier, die ze niet voor mogelijk gehouden had. Hij zei haar, dat ze mooi was en kleedde haar volledig uit, zodat hij elke centimeter van haar lichaam kon liefkozen en haar een dergelijk genot bezorgde, dat ze dacht te zullen flauwvallen. Ze had nooit gedroomd, dat het zo'n verpletterend, glorieus gevoel kon geven om door een man genomen te worden; het maakte haar bijna bang, zodat ze eerst zich wat wilde inhouden, weer aan zich zelf wilde toebehoren, tot hij haar met een lichte blik van verwondering aankeek.

'Waarom houd je je zo stijf? Heb ik je al niet eens eerder gezegd hoe aantrekkelijk je bent? Hebben we elkaar al niet eerder op deze manier bemind?'

'Deze manier' wilde zeggen heel veel manieren, waar ze tevoren slechts één manier gekend had. En boven haar gefluisterde halfgemeende protesten uit, liet hij haar het verschil tussen goed en slecht vergeten.

Tegen deze tijd had Teresita zich gerealiseerd, dat hij geen herinnering aan het verleden had en dat hij het verhaal geaccepteerd had, dat zij aan de anderen vertelden had. Dat hij haar man was - de broer van haar overleden echtgenoot.

Zodra hij sterk genoeg was, leidde Teresita hem dieper het moerasland in, langs onbestemde sporen, uitsluitend bekend aan de Caddo-Indianen, die hier langer gewoond hadden, dan zij zelf zich konden herinneren. Daar waren eilanden waar wild vee en wilde paarden in volle vrijheid leefden, die nog nooit een touw of een teugel gevoeld hadden. Ook wild was er in overvloed en ze hadden nooit honger, want de man, die ze Manoio genoemd had - een naam die hij in zijn delirium gestameld had - wist hoe hij moest jagen met pijl en boog, die hij zelf maakte.

Ze leefden bijna een maand in dit paradijs, waar ze elkaar konden beminnen op elk uur van de dag of de nacht en op elke plaats, die hun inviel en Teresita wilde deze geheime, ongestoorde plek die ze gevonden hadden helemaal niet verlaten. Maar niettegenstaande het genot, dat haar man in haar scheen te vinden, was ze wijs genoeg om bij hem een zekere rusteloosheid te ontdekken en daarom ook niet tegenpruttelde, toen hij op zekere dag annonceerde dat het tijd werd, dat ze naar de anderen terugkeerden. Zonder het te beseffen, had ze hem zoveel ze kon verteld over de moerasbevolking en de anderen, die zich te goed deden aan de rijke, vruchtbare landen, die aan de moerassen grensden. Over de moeilijkheden, die spoedig ontstonden na het beëindigen van de Burgeroorlog - maar de onrechtvaardigheden bleven.

'Waarom doet niemand er iets aan? Waarom moet dat mens Lassiter in alles haar zin krijgen? Hier in de moeraslanden loopt het vee wild rond, en als zij dat van haar op de markten in het Noorden verkoopt, wat belet anderen dan om precies hetzelfde te doen?'

Zij gaf ten antwoord en de angst maakte haar stem scherp: 'Diezelfde vraag, gesteld door anderen, leidde tot hun dood of hun ondergang. Zij, die bleven leven, zijn alleen nog maar in leven omdat ze zulke vragen niet stellen. Bemoei je er niet mee. Ik smeek het je - laat de boel lopen!'

Maar hij was het soort man niet om de boel te laten lopen, zoals Teresita zelf van het begin afhad kunnen vaststellen. Hij was van het soort, dat dingen liet gebeuren. Ondanks haar angsten en voorgevoelens klonk zijn stem bedachtzaam, toen hij langzaam zei: 'Het komt me voor, na alles wat je mij verteld hebt, dat er geen enkele reden is, waarom iemand niet rijk zou worden door genoeg van dit los rondlopende vee te brandmerken en het daarna naar een markt te drijven, die behoefte heeft aan vlees. Er kan genoeg winst gemaakt worden, waarin iedereen kan delen en wanneer er mensen zijn die zelfzuchtig zowel als begerig zijn, wordt het misschien tijd dat ze beseffen dat het ene leven even goedkoop is als het andere.'

Zijn achteloze woorden joegen haar angst aan en toch bleef ze uit gewoonte en instinct zwijgen. Ja - het werd tijd dat zij terugkeerden. Wanneer hij misschien met de anderen zou spreken - mannen als de vader en broers van Missie Carter, die hier hun hele leven gewoond hadden, zou deze roekeloze man van haar beseffen wat je wél en niet kon doen. Misschien zou Missie zelf enige hulp kunnen bieden ...'

Teresita voelde zich lichtelijk schuldig wanneer ze aan Missie dacht, maar ze veegde die gevoelens terzijde. Missie was nog een kind; en kennelijk was deze man gekomen om haar, Teresita, te vinden. Hij had haar naam geweten. En die van haar echtgenoot. Maar ze was voorzichtig en wilde het noodlot niet tarten, door hem te vertellen dat het Missie was, die van zijn komst gehoord had van Gaston, de schipper. Wanneer ze terugwaren, zou ze zelf met Missie praten en het uitleggen.

'Waarom blijft iedereen me maar steeds behandelen alsof ik een kind ben?' riep Missie uit en stampte met haar voet met een mengeling van woede en ontroostbaar verdriet. 'Er hoeft me niets uitgelegd te worden, Pa, waarom denkt Teresita dat. Ze heeft zijn leven gered - en ik weet, wat de Indianen geloven: wanneer je iemands leven redt, behoort het jou toe. Maar ...' haar groene ogen waren groot en glanzend, alsof ze elk ogenblik konden overlopen met tranen en Joe Carter kon niets anders doen, dan hulpeloos zijn schouders optrekken en wensen dat Melissa niet zo jong gestorven was. 'Maar Pa!' barstte Missie uit en liet iets van haar gemengde gevoelens blijken, 'Ik weet, dat hij dezelfde man is, over wie Renate altijd sprak! Misschien kende hij Chucho - waarom niet? Chucho is hierheen gekomen omdat hij Dave kende ... ik bedoel, het is heel duidelijk, is het niet? Maar nu ... nu heeft hij alles vergeten! Zelfs zijn naam of waar hij vandaan kwam of waarom! En het is niet eerlijk, dat Teresita overal rondbazuint, dat hij de broer van Chucho is. Dat is niet juist, de manier waarop ze diep in het moerasland verdwenen en zó lang wegbleven en toen terugkwamen, samen, juist alsof ze ... alsof ze..

'Kom, Missie! Je hebt Teresita horen zeggen dat deze man - deze Manoio - de taal van de Comanchen spreekt en nog Spaans ook. Ik wil wedden dat hij een Comanchero is. In elk geval, dochter, hij voelt zich helemaal thuis bij de Indianen.'

'Hij schijnt zich overal helemaal thuis te voelen - bij iedereen!' Joe Junior barstte in lachen uit en Missie rende weg met een hoog blozend gezicht; het kon haar niet schelen waar ze heenging of ze over de wortels struikelde of in het water viel. Ze haatte hen, allemaal! Niemand begreep er iets van, zelfs Pa niet!

Zonder nadenken eindigde Missie bij haar favoriete schuilplaats - de oude boom aan het water. Door haar oude verrekijker zag ze Billy-Boy Dozier zijn paard bestijgen en als de duvel vandoor gaan ... Misschien had hij gehoord dat Teresita terug was uit de wildernis, met een man voor zich zelf. Hij had al lang een oogje op haar gehad, ondanks het feit, dat hij voor het ogenblik het lieve jongetje van Toni Lassiter was. Of misschien had Billy-Boy de geruchten gehoord, dat moerasbewoners vee naar Abilene wilden drijven. Het nieuws in deze streken circuleerde erg snel. En niettegenstaande zij zich ontdaan voelde, was Missie toch blij dat Toni er niet was, maar zelf al halverwege Abilene was. Wanneer zij uit de weg was, gedroeg zelfs Matt zich verschillend. Minder prikkelbaar. Meer de grote broer, die Missie zich nog van vroeger kon herinneren, vóór die vervloekte oorlog uitbrak en alles bedierf.

Met een zucht liet ze zich weer langs de dikke, ruwe stam van 'haar' boom glijden en kwam behendig op haar blote voeten terecht - maar ze bleef daar staan alsof ze wortel geschoten had; de kleur ebde af en aan in haar gezicht en ze voelde het meest vreemde getril in haar binnenste, van de polsslag in haar hals recht naar beneden naar haar gekrulde tenen.

Ze merkte, dat hij haar even openlijk en achterdochtig bestudeerde als zij hem bekeek; zijn ogen werden wat nauwer toen zijn wenkbrauwen zich min of meer vragend fronsten. En toen: alsof hij plotseling haar spanning gemerkt had, zag ze één mondhoek in een grijns omhoog gaan, waardoor het litteken, dat over één kant van zijn gezicht liep, tot een diepe groef werd toen hij glimlachte.

'Hallo, groenoog.'

Missie had het vreemde gevoel, dat die woorden hem gewoon ontglipt waren, alsof hij zelf niet geweten had dat hij haar op die manier zou begroeten. Hij had iets strelends in zijn stem, alsof hij haar vroeger gekend had. Het was in een ogenblik gebeurd, maar even daarna was zijn gezicht weer een gesloten boek toen hij haar op belachelijk formele wijze vroeg of hij haar geen schrik had aangejaagd.

'Zocht u mij?' Door een zuivere nerveuze reactie was haar vraag bot, het verbaasde haar dat hij even uitgesproken reageerde.

'Ja. Je vader zei me, dat ik je op deze plek zou aantreffen. Vind je het erg?'

Ze schudde haar hoofd en werd plotseling verlegen. Wat moest hij van haar?

'Ze hebben me gezegd, dat jij dacht dat ik een vriend kon zijn van de mensen, die vroeger aan de overkant van de rivier woonden.' Hij zei het kortaf en wees met zijn hoofd in de richting, waar de Maddens gewoond hadden; de achteloze manier waarop hij Dave en Renate aanduidde als 'de mensen, die vroeger aan de overkant van de rivier woonden' joeg een blos van kwaadheid naar Missies wangen.

Omdat zijn onverschilligheid haar kwaad maakte, antwoordde ze hem in het houterige Franse dialect, dat haar vader haar had trachten bij te brengen.

'Wanneer u werkelijk hun vriend geweest was, monsieur, denk ik dat u al veel eerder gekomen zou zijn, toen zij hulp nodig hadden. Nu ... nu is het te laat!'

'Was dat bedoeld als een soort test?' vroeg hij haar kalm in een Frans, dat veel correcter en zuiverder was dan het hare en hij ging peinzend verder: 'Ja, ik spreek Frans. Ik dank je voor je hulp, dat ik dat nu ontdek. Maar... noemden die vrienden van jou hun vriend bij zijn naam?'

Er schenen plotseling vreemde, dansende lichtjes in zijn ogen, terwijl hij haar gezicht gadesloeg.

Missie gaf onwillig antwoord, haar gezicht was nog steeds warm door boosheid en verlegenheid.

'Renate heeft me eens een keer verteld, dat de vriend van Dave Whit genoemd werd. Maar ze zei erbij, dat ze dacht dat het niet zijn ware naam was. Zij... ofschoon de beschrijving die ze gaf op u van toepassing is!' zei ze snel vóór ze de moed zou verliezen. 'En u spreekt Frans - u spreekt ook Spaans, is het niet? Herinnert u zich dan helemaal niets meer? Wat zou u hier anders moeten doen als u niet...'

'Maar zoals je zo juist zei, als ik werkelijk de vriend was die zij... jouw vrienden verwachtten, zou ik dan niet eerder zijn gekomen? Misschien kom ik uit Louisiana en werd de grond me daar te heet onder de voeten. Misschien ben ik deze kant opgedwaald om mijn revolver voor geld te verhuren - ik heb begrepen, dat er hier nogal een markt is voor revolverhelden.' Zijn stem was hard geworden en er klonk zelfverachting in. 'Ik heb geoefend met het trekken van de revolver, die ik draag.' Zijn ogen keken in die van Missie, maar ze had het gevoel, dat hij haar helemaal niet zag. 'Ik geloof dat ik goed genoeg ben om die man Whit te kunnen zijn. Wat weet je nog meer over hem?'

Missie stond met haar rug tegen de boom - als het ware door hem gehypnotiseerd; maar vreemd genoeg voelde zij zich meer opgewonden dan bang.

'Waarom vraagt u dat, wanneer u denkt dat u hem niet bent? Renate zei, dat hij die dag drie mensen gedood had - de dag dat ze van de boot gered werd. Ze zei, dat hij lachte alsof het allemaal een opwindend spelletje was.'

Ongeduldig fronste hij zijn wenkbrauwen.

'Is dat alles? Kijk, ik vind het nou niet bepaald leuk om voor me zelf een vreemdeling te zijn. En vóór ik verder ga, zou ik willen weten of er ook opsporingsbiljetten voor mij aangeplakt zijn. Of ik ben een oud-Comanchero óf een soort avonturier - werd er een beloning uitgeloofd na die redding van Renate?'

'Dave Madden was getrouwd met Renate! En misschien had ze het bij het rechte eind, toen ze zei, dat u - dat die vriend van Dave - iets te maken had gehad met de revolutie in Mexico en nu waarschijnlijk dood was!'

Teleurstelling en verdriet deden de stem van Missie haperen en ze meende, dat ze de blauwe ogen plotseling zag verzachten, die haar tot nu toe zo onpersoonlijk hadden aangekeken.

'Spijt het je werkelijk, dat een man die je zelfs nooit gekend hebt, dood zou zijn?' Zijn stem leek met haar en met zich zelf te spotten, alsof hij zijn eigen zwakheid verachtte. 'Je kunt maar beter leren om je gevoelens te verbergen, groenoog. In deze wereld worden de zachtaardigen meestal het kind van de rekening.'

ik zie nu wel hoe erg ik me in u vergist heb! U - u bent het soort man, die nergens om geeft en om niemand, is het niet? Dus wat kan het u schelen of ik het kind van de rekening word? En waarom blijft u me groenoog noemen, alsof u mij ergens al eerder gekend hebt?'

Haar plotselinge woede-uitbarsting scheen geen uitwerking op de man te hebben, behalve dat hij dieper ging nadenken. Vragend trok hij een wenkbrauw op.

'Misschien herinner ik me dat kleine puntige gezichtje van je en die ogen, toen je over me heen boog toen ik die koorts had. Heb je echt geriskeerd, om zelf tyfus te krijgen, alleen omdat je dacht dat ik die geheimzinnige "vriend" zou zijn?'

Ze maakte een beweging alsof ze hem voorbij wilde rennen en hij ving haar met zijn hand op haar arm, waardoor ze zich helemaal slap en ademloos voelde worden.

'Houd op me voor de gek te houden! Ik haat u!'

'Dat spijt me, Missie Carter. Miss Melissa.' De manier waarop hij haar volledige naam uitsprak, als een liefkozing, deed de adem in haar keel stokken. 'Waarschijnlijk zou ik hier niet blijven staan om jou in de war te brengen als het niet was om jou en je gevoelens. En dat is de reden waarom ik hier kwam. Om je te bedanken. En wat jouw groene ogen betreft' - hij liet een lach horen, die meer een kort, kwaad geluid in zijn keel was - 'ik bleef me afvragen waarom ik in mijn dromen geplaagd werd door groene ogen. Ik heb een keer gedroomd dat ik omsingeld was door wolvinnen, allemaal met dezelfde ogen, die als lantaarns schenen, en ze zaten in afwachting om mij te verscheuren ... Er is een oude gezegde, dat een man nooit zijn vertrouwen moet schenken aan een vrouw met groene ogen!'

Hij sprak meer voor zich zelf dan voor haar - misschien omdat dit groenogige meisje nog maar een kind was met een sproetig gezicht en verwarde haren. Ze was nog heel ver verwijderd van het moment, dat ze zou ontdekken, dat ze een vrouw was en dat was misschien maar goed ook.

De man, die Manoio genoemd werd en wist, dat dit zijn naam niet was, maar iets anders, was begonnen te ontdekken dat hij een cynicus was - althans, dat hij niet gemakkelijk iemand zijn vertrouwen zou geven. Maar er bestonden bepaalde dingen, die hij zelfs accepteerde - misschien door instinct of door gewoonte. Je had die vrouw, Teresita, die zijn vrouw was; haar lichaam gaf hem warmte en genot nadat de eerste aarzelingen verdwenen waren. En nu had je dat groenogige kindvrouwtje, aan wie hij zijn leven dankte - en die gedachte hinderde hem op een of andere rare manier, zelfs nu haar onschuld en de eenvoud van haar blik, hem bijna beschaamd maakten over zijn rauwheid. Zij had zijn leven gered, evenzeer als Teresita of zelfs nog meer. En sedert hij het bewustzijn herkregen had, met een geest die volkomen van herinneringen ontdaan was, ontdekte hij, dat de gewoonten die hij had aangenomen meer bij een Indiaan dan bij een blanke hoorden. In een of ander opzicht was hij Missie Carter iets schuldig. Eerlijkheid, om die van haar te evenaren? Was er iets, dat hij kon geven om die behoedzame ongelukkige blik in haar ogen, die hij had veroorzaakt, weg te vegen?

Een ver verwijderde herinnering trok aan de uithoeken van zijn brein en herinnerde hem aan dezelfde blik in een ander stel groene ogen toen verdween de herinnering weer.