4 juni 1966
Vreselijk, die vergeetachtigheid Lange perioden van mijn leven zijn me ontglipt en van tien hele jaren resteert soms niets anders dan een wazige indruk, als een afbeelding die op glas is geschilderd en bijna vervaagd is Ik herinner me wel mijn kindertijd, en dat we 's zomers naar het huisje aan Strandvejen gingen, de vakantie op Bornholm toen ik zeven was en dat mijn moeder altijd ziek in bed lag en ik muisstil moest doen om haar niet te storen Van tante Frederikke moest ik met een boek op mijn hoofd lopen, dat was goed voor mijn houding, en ze gaf me karnemelksoep, die lustte ik niet, maar ik moest aan tafel blijven zitten tot ik mijn bord leeg had Uit die tijd staan hele dagen me tot in alle bijzonderheden helder voor de geest Maar het middengedeelte is verdwenen
Ik wou dat Swanny er niet steeds naar vroeg Ze weigert me te geloven als ik zeg dat ik het niet meer weet Sommige dingen kan ik me natuurlijk nog wel herinneren, de feiten op zich, maar niet het wie en wanneer en hoe Eens heb ik besloten er nooit over te schrijven, maar als ik bedenk hoe onbelangrijk dat besluit is geworden, moet ik erom lachen Nu zou ik er niet meer over kunnen schrijven als ik dat zou willen, want ik ben bijna alles vergeten