2 juni 1913
Vanmorgen kwam er een brief van mijn neef Ejnar, de neef die officier in het Deense leger is, waarin hij schreef dat tante Frederikke overleden is Ik vind dat hij me wel had mogen telegraferen - al zou ik die lange reis niet alleen voor de begrafenis hebben gemaakt Negen jaar geleden heb ik mijn tante voor het laatst gezien, en de tijd haalt de scherpe kantjes van een heleboel dingen af Als ik het Rasmus vertel, dringt hij er misschien op aan dat ik in de rouw ga, en ik heb geen zin om in de zomer in het zwart te lopen, dus ik denk niet dat ik het tegen hem zeg Ejnar schrijft dat tante Frederikke wilde dat ik haar verzamelde werken van Dickens, in het Deens vertaald, zou krijgen Daar zeg ik geen nee op Ik kan goed Engels lezen, natuurlijk kan ik dat na acht jaar, ik weet zeker dat ik beter kan lezen dan een heleboel Engelsen, beter dan Emily bijvoorbeeld, maar voor mij zal het nooit als mijn moedertaal worden We hebben hier in huis maar weinig boeken, dat valt me nu eigenlijk pas op Ik ben de enige die leest
Rouw is niets dan uiterlijk vertoon, tenzij je echt van de persoon in kwestie hebt gehouden Ik hield niet van mijn tante, al hield zij wel van mij, zei ze, ik was de dochter die ze nooit heeft gekregen Liefde heeft niet veel overlevingskans in een relatie waarin de een de ander altijd commandeert, en dwingt en preekt Ik geloof dat ik mijn tante nooit anders dan kritiek heb horen leveren, op mijn uiterlijk, mijn manieren, mijn taalgebruik, mijn kleding en mijn smaak, om over mijn zedelijke normen nog maar te zwijgen Ofschoon ik helemaal geen zedelijke normen had, ik wist niet eens wat dat waren, gedroeg ik me zedig omdat ik de kans niet kreeg om me onzedig te gedragen en omdat ik bang was
Als ik zo doorga, word ik nog treurig Bovendien, zoals tante altijd en eeuwig zei: het is niet comme il faut om aldoor aan jezelf te denken 'Wees niet zo in jezelf gekeerd, Asta,' zei ze steevast Ik ben blij met die boeken, verder hoef ik niets van haar bezittingen te hebben
In plaats van over mijn tante zal ik maar over Hansine schrijven Ze heeft nu verkering met Cropper Ze ontmoet hem geregeld op haar vrije middag, en ik ben ervan overtuigd dat hij hier vaker komt dan mij bekend is Zelfs Rasmus, die nooit opmerkt wat anderen doen, noch dat ze er zijn, zelfs Rasmus heeft hem in en rond huis gezien Er gebeurde iets heel grappigs, dat moet ik opschrijven Dat was ik eerst niet van plan omdat het me verkeerd leek om te lachen op de dag dat ik hoorde dat mijn tante dood was Maar dat is natuurlijk ontzettend dwaas Als ik me stemmig wil gedragen, had ik dat twee weken geleden moeten doen op het moment dat ze overleed, niet vandaag Trouwens, als er iets te lachen valt, mag ik me die kans niet laten ontglippen Rasmus repte er met geen woord over, tot hij Cropper drie keer had gesignaleerd Toen zette hij zijn domineesgezicht, zodat hij eruitzag als de lutherse predikant in de tijd dat we in Hackney woonden
'Wie is die vriend van je, Asta?' vroeg hij me
'Welke vriend?' zei ik
'Die lange heer die ik gisteren in de tuin zag ' Toen wist ik het zeker Ik had al zo'n vermoeden Maar ik liet hem nog even in de waan en deed alsof ik niet wist wat hij bedoelde, ik keek er zelfs schuldbewust bij Toen zei ik ten slotte, alsof me opeens een licht was opgegaan: 'O, nu weet ik wie je bedoelt Dat was geen heer, Rasmus, dat was de vrijer van Hansine '
Hij werd vuurrood In de eerste plaats wil hij niet dat ik denk dat hij, zo'n intelligente, drukbezette, belangrijke werktuigbouwkundige, jaloers zou kunnen zijn En in de tweede plaats weet hij dat hij een arbeider van een heer had moeten kunnen onderscheiden, want dat kan iedere Engelsman Maar ja, Cropper heeft, afgezien van zijn kleding, niet het uiterlijk van een arbeider Ik denk dat Rasmus bang was dat ik de kant op ging van mevrouw Roper - alleen heeft hij nog nooit van haar gehoord, en dat is maar goed ook