Hoofdstuk 54

 

 

 

Ries glipt langs de openstaande voordeur het helderwitte halletje binnen. Door de glazen winkeldeur met het opschrift sigarenmagazijn ziet ze een klant met gestrekte vingers zijn portemonnee uit zijn kontzak trekken. Ruggelings duwt ze de klapdeur open en wurmt zich met haar koffer door de spleet. In de dekselzak met rimpelelastiek steekt de Akte van Bekwaamheid als onderwijzeres. Op de achterzijde staat dat zij tevens een voldoende examen heeft afgelegd in ‘nuttige handwerken voor meisjes’, en ze heeft een godsdienstdiploma.

De klapdeur zwiert de felle junizon de sombere gang in, de warmte beroert een moment de kilte, dwaalt over de met winterjassen beladen kapstok en wordt met een zucht in het zonnige halletje teruggestuwd. Mama staat bij de keukendeur, in haar ogen ligt een verlegen welkom. Zeggen haar blikken: Ries, je hebt het voortreffelijk gedaan, ik ben trots op je? De fletsgrijze ogen zijn als zeeën zo diep. Bevinden haar moedergevoelens zich alleen in de onderstroom? Ries wil dieper, ze wil meekolken, geraakt worden en begrijpen wat er in die zichzelf wegcijferende persoon omgaat. Het zware vormeloze lichaam schuift zwijgend opzij en laat Ries door. Samen duwen ze de koffer over de granieten keukendrempel. Zo licht als een vogelstaartje strijkt het met wit elastiek samengebonden haarstaartje over Mama’s hoge rug. Ze heeft de thee klaar.

Peter komt binnen met een aromatische tabaksgeur in zijn kleren. ‘Fijn dat je thuis bent,’ zegt hij, en hij feliciteert Ries met zijn week aanvoelende blindemensenhanddruk. De anderen zijn er niet; ze werken of zitten op school.

Ze is echt onderwijzeres, Ries blijft het zichzelf verzekeren. Dat moet ze ook wel, want de thuisomgeving met het vermoeide Mamabeeld schijnt haar status aan te tasten; opeens lijkt het allemaal niet meer belangrijk en is ze al bezig het internaatsverleden los te tornen van haar bestaan; de overwinningsroes van het slagen, de ontluikende onderwijzerstrots, het afscheid van haar klasgenoten waarbij onafscheidelijkheidsafspraken met een ferme handdruk werden bezegeld, verdwijnen naar de achtergrond.

Door de groepsfoto’s op het geblokte tafelzeil uit te stallen haalt Ries even de sfeer van het saamhorige kweekschoolleven terug: kiekjes van leraressen, diep in de kap verscholen persoonlijkheden, omringd door afgestudeerde damesonderwijzeressen in fleurige kledij. De rector in het midden. Een man tussen vloeiende vrouwen, denkt Ries, met een slappe penis, verstopt onder de zwarte soutane.

Stomme gedachten, verwijt ze zichzelf meteen.

Ze veegt de druppels van het tafelzeil afkomstig van de aardappels die in de grote aluminium pan plonzen. Mama schilt ze met lange schillen die dansend in de tussen haar knieën geklemde zinken emmer vallen.

Zwijgende, aardappels schillende Mama. Het beeld van vroeger, het beeld van nu: de tijdsspanne is weggevaagd. Opeens hangt Mama nieuwsgierig over de tafel. Een voor een pakt ze de foto’s op, ze zoekt haar dochter. Met het aardappelschilmesje – het lemmet onder de duim – tikt ze op de foto en ze knikt goedkeurend.

Peter houdt de foto’s voor zijn linkeroog en tracht Ries te ontdekken, tot de winkelbel hem roept. Toch trots, denkt Ries.

Papa is niet thuis.

‘Hij moest even weg,’ zegt Mama, ‘ik weet niet waarvoor.’

Dan vliegt de klapdeur met een forse slag tegen de gangmuur. Peter komt mopperend achter zijn toonbank vandaan terwijl Papa de gang in schuifelt met een antiek kastje op zijn nek. Hij duwt het de achterkamer in en plaatst het met de hulp van Ries in de hoek achter de deur.

‘Ik zag het vorige week op de verkoping en dacht: dat is misschien iets voor Ries. Kan ze haar boeken in zetten. Zie je, het past precies; ik heb alles van tevoren opgemeten.’ Hij legt de planken erin die bij de kast horen. ‘Je kunt ze verleggen.’ Hij wijst op de langs de wanden gemonteerde latjes met inkepingen, ‘allemaal handwerk.’ Hij schuift de onderla erin, aait bijna liefkozend het hout en prijst zijn aankoop. ‘Zie je, het past allemaal precies. Zo’n handgemaakt meubel is goud waard.’

In zijn grove werkhanden wrijvend, kijkt hij vol trots van Ries naar het kastje en hij knipoogt naar Mama. Een daadwerkelijk welkom; Ries wordt er warm van. Dan buigt Papa zich met zijn leesbril op over de foto’s. Hij zegt niets, draait zich om, haalt de bril van zijn neus en wrijft met de rug van zijn rechterhand stiekeme tranen weg.

Ries pakt haar koffer uit en plaatst haar boeken – aardrijkskunde, natuurkunde, biologie, opvoedkunde, psychologie, rekenkunde – rechtop in het kastje. Ze heeft er de vertrouwde pagina’s in opgesloten waarboven ze van een idealistische toekomst droomde. De kastruitjes tinkelen tegen de spijkertjes in de sponning als ze de deurtjes sluit met een sleutel waaraan een goudkleurige flos bengelt.