Hoofdstuk 53
Haar vriendinnenclub en de andere klasgenoten merken niets van haar onrust; hun aandacht is gefocust op het examen en het einde van hun kostschooltijd. Op de speelplaats staat de fotograaf klaar om hen allemaal vast te leggen. De zusters leraressen zitten op de eerste rij; de rector in het midden. Daaromheen de klas. Dan nog enkele kieken van de klas alleen en een met de rector in hun midden. De laatste zal worden opgehangen aan de muur langs de trap die hen duizenden keren naar boven en naar beneden heeft geleid. Bij elke tree hangt een foto van een afgestudeerde klas. Die bovenaan hangen, vangen de meeste aandacht. Met gegiechelde uithalen zwerven vingers over de foto’s als er onder de geportretteerde dames leraressen herkend worden. Het was immers geen uitzondering dat allen na hun opleiding in het klooster traden. Hoe lager op de trap, hoe minder het aantal roepingen werd. Van haar klas weet Ries dat er één iemand direct en een enkeling later zal intreden.
Ze komt timide naar Ries toe, Nellie; heel onopvallend was ze al die jaren medeleerling. Ze werd door haar klasgenoten alleen gehoord als ze een leesbeurt kreeg of antwoord gaf op een vraag. Ze werd al die vier jaar niet genegeerd, maar eerder vergeten. Ries verplaatste zich soms in haar. Het was of ze bij Nellie dezelfde eenzaamheid voelde die in haarzelf leeft. Ries heeft er laag op laag branie en durf overheen gebouwd en bovengronds aansluiting gezocht. Dat deed Nellie niet, of misschien had zij die durf ook niet en heeft ze zich al die jaren verstopt om toch aanwezig te kunnen zijn.
Nu komt ze naar Ries toe. ‘Wil jij met mij op de foto?’
Wat bezielt Nellie? Weeft eenzaamheid netten van draden die onderling verbonden zijn? Heeft Nellie de vriendelijke blikken opgevangen die Ries uit medelijden of gewoon uit meeleven haar toewierp? Met een kleine Kodak-camera lopen ze naar het plein voor het klooster. Ries neemt eerst een foto van Nellie alleen; haar gezicht blijft op slot. Aan een voorbijganger vraagt Nellie een foto te maken van hen tweeën. Ries staat rechtop terwijl Nellie naast haar hurkt. Ze lacht Ries kameraadschappelijk toe.
De leraressen geven geen lessen meer, maar er wordt hard geblokt. Overal zitten examenkandidaten: in de recreatiezaal, in de refter, in de klas, buiten op de banken en zelfs op de brede traptreden.
Ries repeteert alle hoofdstukken uit haar natuur-, wis- en rekenkundeboek. Vakken die haar denkvermogen te boven gaan. Ze leert de stellingen van buiten, berekent de moeilijkste wiskundeopgaven nog eens en probeert de formules te onthouden waarmee getallenreeksen worden bepaald.
Op het groene ruitjesschoolbord dat een hele muur in de recreatiezaal beslaat, oefent ze patroontekenen voor het behalen van het diploma nuttige handwerken. Patronen van een hemd, een broek en een schort worden berekend en in witte krijtlijnen langs de platte houten liniaal getekend. Zuster Monica knikt goedkeurend. Als lerares textiele werkvormen heeft zij haar leerlingen alle handvaardigheden als het breien van boorden, hielen en tenen, het mazen van gaten en het produceren van allerlei borduursteken met eindeloos geduld aangeleerd; examenstof die verschillende broddelaars wanhopig maakt. Ries weet met haar vaardige vingers de fijne steken op de juiste plaats te zetten en met bij elkaar passende kleuren kleine kunststukjes te maken.
Tussendoor wordt er een filmdiploma gehaald, een kwestie van een paar keer oefenen, denkt Ries. Maar het lukt haar niet de filmband zo tussen de spoeltjes te leggen dat de beelden gaan bewegen. Voor de derde keer schiet de spoel van het apparaat en een lange reeks beelden fladdert de ruimte in. Na ongeduldige verwensingen draaft er eindelijk een horde wilde paarden over het scherm.
Het zangdiploma geeft nog meer problemen. De lerares die muziekonderwijs geeft, kan prachtig zingen, maar het lukt haar niet echt om de toekomstige onderwijzeressen het notenschrift te leren. Dit muzikale analfabetisme wordt verholpen met de drilmentaliteit van enkele klasgenoten: zij heien de noten met alle toonhoogten zo ver in de hoofden van hun klasgenoten dat die zeker tot het examen beklijven.
Er wordt hecht samengewerkt; ze kunnen op elkaar vertrouwen. Als het schriftelijke examen achter de rug is, volgt het mondeling. Dat gaat Ries gemakkelijk af, alleen de bètavakken vindt ze lastig. Haar lijst ziet er niettemin florissant uit.
Dat twee klasgenoten het niet gehaald hebben, zet een zware domper op de feestvreugde in de klas waarvan de leerlingen zo naar elkaar toe zijn gegroeid.
De geslaagden nemen omstandig afscheid; de leraressen en de rector vormen een lange rij. Ries dankt hen allen voor de genoten opleiding, maar maakt zich tevens sterk om zich te verdedigen bij de geringste allusie op haar wederkomst als non. Ze heeft andere mogelijkheden in het vizier, waarop Hans haar attent maakte: een modernere kloosterleefwijze. Maar eerst gaat ze naar huis, met het onderwijzersdiploma op zak.