Hoofdstuk 15
De deur naar de huiskamer staat open en de warme lucht van het roodgloeiende potkacheltje sluipt de koude slaapkamer in. Ries zit op het bedmatje met franjes aan de uiteinden en een weerbarstige plooi in het midden en leunt met haar rug tegen het nachtkastje. De pop ligt languit op haar knieën te slapen. Ze heeft een hard rond hoofd met ingekerfde haren en ogen die Ries voortdurend aankijken. Het lijfje is van roze katoen. Ries heeft bolletjes rode en witte katoen en breinaalden gevonden.
Sussend aait ze het gladde hoofd. ‘Liesje, ik brei een mooi dasje voor jou, dan heb je het niet meer zo koud.’ Ze slaat de katoenen draad om haar wijsvinger. Net als soeur Imelda zingt ze hardop: ‘Insteken, draadje omslaan, doorhalen, af laten gaan.’ De rechterbreipen zit onder je rechterarm geklemd, de linker houd je los in je hand, maar de duim mag niet van de naald als je het draadje omslaat. Ries weet het precies. Ze vindt breien leuk. Ze telt al drie rode en drie witte ribbels. Nou weer rood. Even passen. Ze wurmt het lapje om de nek van Liesje. Nog te kort. Ze breit verder, haar rug gebogen en haar neus op het breiwerk. Zo maakt ze een holletje waar ze helemaal alleen in woont, samen met haar pop. Ze trekt aan de rode draad. De bol rolt onder het bed en neemt stofpluizen mee die licht over het zeil schuiven.
De warme luchtstroom trekt langs haar benen. Achter in de slaapkamer hangt een ijzige kilte, die binnendringt door de vochtige muren. De warmte beukt ertegenaan maar verdrijft de kou niet. Papa is het niet gelukt de achterste kamers minder koud te maken. Hij haalde het hardboard van de muren, trok het jute eraf en schilderde met roze verf over de schimmel heen. Van de twee achterste kamers maakte hij toen meteen maar een grote slaapzaal voor de jongens.
Ries breit, maar droomt ondertussen over Kerstmis. Op school zette soeur Imelda een mooie adventstekening op het bord: een stalletje met kaarsen en sparren. De kaarsen worden ingekleurd en in de bomen mag je gekleurde ballen tekenen.
‘Alleen met voorbeeldig gedrag,’ zei soeur Imelda terwijl ze ieder kind streng aankeek. Ries mocht gisteren. Ze koos voor een kaarsje en kleurde het rood; het vlammetje maakte ze felgeel.
Deze Kerstmis komen Dirk en Hans voor het eerst vier dagen met vakantie, allebei in de bruine pij. Mama heeft versnaperingsbonnen gespaard om lekkere dingen te kopen; Papa maakt balkenbrij en zult en bakt een groot krentenbrood. Als het brood in de oven zit, mag je niet stampen of springen; het deeg kan inzakken. Vorig jaar sprong Ries van een stoel op de grond, en toen was Papa heel erg boos. Ze aten het platte brood met de geplette krenten in een laag hard deeg gewoon op. Toen er niets meer van over was, hielden de plagerijen pas op.
Ze laat een steek vallen tot aan de witte ribbel. Even legt ze het breiwerk op haar knieën en veegt haar zweethanden af aan haar jurk, van boven naar beneden. Haar lichaam is gelukkig nog plat. Laatst liep een buurmeisje hard langs het raam en haar dikke borsten wipten op en neer. Ries wil geen borsten, ze vindt ze stom. Jongens krijgen ze toch ook niet!
Ze heeft de gevallen steek weer beet. Eerst voor doorhalen, dan achter, dan weer voor, of is het andersom? Gebroddel, zou soeur Imelda zeggen. Ze is wel leuk, soeur Imelda. Ze maakt grapjes.
Een keer had ze zich verstopt voor soeur Ghilaine binnenkwam. Ze hield haar vinger tegen haar mond: de meisjes moesten stil zijn. Opeens kwam ze tevoorschijn. De hele klas lachte hard. Toen legde ze de vinger weer op haar mond en zei: ‘Ssst! Frans lachen.’ Ries keek naar het grimassen trekkende gezicht, begreep het en smoorde haar lach in haar keel. Alleen soeur Ghilaine keek niet vrolijk. Zij zoog haar wangen naar binnen alsof ze een zure pruim in haar mond had.
Langzaam slokt het donker de wastafel en de bedden op. Ries klemt de pop tegen zich aan en rolt bijna op de tast de bolletjes op, steekt ze aan de breipennen en legt het werkje in het laatje van het nachtkastje. De pop zet ze rechtop tegen haar kussen in bed.
In de huiskamer brandt de lamp en maakt een ronde kring op de tafel. Mama’s hoofd schuift van het licht in het donker en terug. Uit de berg schone was op de stoel trekt ze overhemden, besprenkelt ze met water, slaat de mouwen naar binnen en maakt er rolletjes van. Ze lijkt op een bewegende pop in een verlichte etalage. Haar trouwring schittert als ze over de was strijkt. Haar armen zijn dik, net als haar borsten en buik. Voelt Mama dat Ries kijkt? Ja, even blikt ze de slaapkamer in, zoekt de ogen die haar peilen en gaat weer verder met de was. Borstrokken, hemden, de lange onderbroeken van Papa met zwarte kolengruisvlekken op knieën en achterwerk, die er in de was niet meer uit gaan. Lakens vouwt Mama een keer dubbel, ze slaat er hard klappend de kreukels uit en vouwt ze verder op tot een klein pakketje.
Grote mensen hebben zorgen. Ze ziet het aan Mama. Ries denkt dat Mama ze achter haar voorhoofd stopt, want daar zitten de meeste rimpels. Ries gooit haar geheimpjes door een beweegbaar luikje in haar lijf. Het kan niet echt open en dicht, maar zogenaamd. Als ze wat verbergen wil, zegt ze onhoorbaar zacht ‘klik’ en dan komt het nooit meer tevoorschijn. Ook in de biechtstoel niet. Het zijn geheimpjes die niemand hoeft te weten. Mama heeft ook geheimen. Laatst was de buurvrouw aan de deur en die vertelde een lang verhaal met veel ‘o’s’ en ‘maar toch’s’. Mama stuurde Ries naar binnen.
Ze rilt van de kou. Haar warme blote voeten maken vlekken op het koude zeil. Ze stappen vlug het bed in. De dekens zijn klam, de lakens kil. De warme lucht uit het potkacheltje heeft de strijd niet gewonnen. De krullen van de slapende Trees liggen donker op het kussen. Ze ligt in haar eigen slaapkuil. Ze hebben de donsveren wal wat opgehoogd om het bed nog beter in tweeën te delen. Voorzichtig trekt Ries aan de rafelige punt van de lichtblauwe deken. Ze wil Trees niet wakker maken, maar ze wil wel dekens hebben. Nijdig trekt ze wat harder.
Trees bromt slaperig: ‘Lig niet zo te klieren. Je maakt me wakker.’
‘En ik wil dekens,’ zeurt Ries. Ze steekt haar blote been de lucht in. Trees draait zich om. De dekens schuiven een eindje mee. Vlug stopt Ries alle gaten dicht. Geen kiertje is meer open. Ze trekt haar armen helemaal onder de dekens en haar hoofd half, anders kan ze haar duim niet meer in haar mond krijgen. Ze wordt weer wakker als het ledikant van Papa en Mama tegen het hunne schuurt; zij gaan ook naar bed. Ries droomde dat het poppendasje af was. Ze wilde het Mama laten zien, maar toen kletterden de breipennen op de grond.
Klaarwakker luistert ze: ‘Frits komt weer naar huis; het gaat niet goed met hem. Hij is nog te jong, zeggen de broeders. Als hij wat ouder is, mag hij het nog eens proberen.’
‘Hij kan beter gaan werken en geld verdienen,’ bromt Papa, ‘dat broedertje spelen is niks voor hem.’
Ries kruipt diep onder de dekens, kromt haar rug, trekt haar benen op en bergt haar gezicht in haar handen. Het is net of ze wegzweeft. Ze moet zichzelf vasthouden, vastbinden. Nog dieper kruipt ze onder de dekens en dan knijpt ze haar ogen stijf dicht. Vuurballen schieten voorbij. Ze stikt bijna.