35

Ik stond buiten. Ik rook een zilte geur en een bakkerij niet ver uit de buurt. Een paar minuten lang kon ik alleen maar stil blijven staan en de schone lucht inademen.

Ik was niet aangeklaagd. Een paar minuten na het tonen van het neptestament was de ondervraging gestopt en had inspecteur Tasker tot mijn stomme verbazing aangekondigd dat ik op borgtocht vrijgelaten zou worden. Een halfuur later liep ik de voordeur van het politiebureau uit.

Terwijl ik naar de ingang van de parkeerplaats liep, had ik geen idee waar ik naartoe zou gaan. Ik hoorde het starten van een motor en een seconde later stopte er een auto naast me.

‘Stap in,’ zei een bekende stem.

De donkerharige, grijsogige, bebrilde man achter het stuur was gekleed zoals ik hem nooit eerder had gezien: in een zwarte broek, een das en een wit overhemd met opvallende epauletten op de schouders. Hij leunde opzij en opende de passagiersdeur. ‘Ik breng je naar huis,’ zei hij.

Ik schudde mijn hoofd. Wat ik op dat moment voelde? Ik zou het niet kunnen zeggen. Schaamte? Woede? Een beetje van allebei en toch iets totaal anders. Iets als de laatste druppel hoop die wegsijpelde.

Matt zuchtte. Hij zag er moe en ouder uit dan ik eerder had geschat. ‘Clara,’ zei hij, ‘ik wil niet ongevoelig klinken, maar over minder dan drie uur gaan ze je moeder begraven. Je moet naar huis. Nou, stap in.’

Hij had gelijk. Ik stapte in Matts auto en sloot de deur. Hij reed de straat op en sloeg de weg naar mijn huis in.

‘Waarom hebben ze me laten gaan?’ vroeg ik terwijl we voor een stoplicht stonden te wachten. ‘Waarom hebben ze me niet aangeklaagd?’

We trokken weer op. ‘Tasker heeft niet genoeg bewijs om je aan te klagen,’ zei Matt, zijn ogen op de weg voor hem gericht. ‘Hij zat te bluffen vanochtend. Probeerde uit te vinden wat je nou eigenlijk precies wist. Het is een standaardprocedure.’

‘Ze hebben gezegd dat ik over acht weken terug moet komen,’ zei ik, me afvragend of Matt had meegeluisterd terwijl Tasker en Knowles me ondervroegen. Of hij alles had gehoord wat ze tegen me zeiden.

‘Dat is een formaliteit. Ze halen je onmiddellijk op als zich iets voordoet.’

‘Ik heb Violet niet vermoord.’ Ik zweeg. Het klonk alsof ik smeekte. Alsjeblieft, laat me niet zo ver zinken. Matts ogen bleven op de weg gericht, hoewel we niet echt snel reden. Elke keer als ik bij hem was, had ik het moeilijk gevonden om hem recht aan te kijken. Nu leek het of hij degene was die zich er niet toe kon brengen mij aan te kijken.

‘Denk jij dat ik Violet vermoord heb?’ vroeg ik. ‘Komt het door jou dat ze me hebben gearresteerd?’ Voor de woorden uit mijn mond waren, wist ik al dat ik nooit klaar zou zijn voor het antwoord.

‘Nee,’ zei hij, eindelijk. ‘Maar ik kan de argumenten van Tasker niet naast me neerleggen. Je hebt de reputatie dat je een kluizenaar bent, maar men heeft inderdaad gezien dat je wel omging met oudere mensen in het dorp. Violet, Edeline, Walter. Mensen die sindsdien zijn gestorven.’

‘Walter is misschien niet dood,’ zei ik, terwijl ik wist dat ik me vastklampte aan een strohalm.

‘Als dat niet zo is, zullen we hem vinden. Er wordt naar hem gezocht.’

‘Ik heb zo’n twintig verzorgingstehuizen en bejaarden...’

Matt tilde een vinger op van het stuur. ‘We weten hoe we vermiste personen moeten opsporen,’ zei hij. ‘In de tweede plaats weet jij heel veel van slangen. Je weet hoe je ze moet vangen en ermee om moet gaan. De meeste mensen zouden niet weten waar ze moesten beginnen. Het helpt ook niet dat je heel toevallig een levende adder in je kelder, een dode in je vuilnisvat en ViperaTAb in je koelkast had... Ja, ik weet dat het gebruikelijk is om het in dierenklinieken op voorraad te hebben, dat hebben we nagevraagd.’

‘Dat is allemaal niet genoeg,’ antwoordde ik, horend dat mijn stem luider werd, maar niet in staat er iets tegen te doen. Ik had mezelf zo goed in de hand weten te houden terwijl Tasker en Knowles me op de huid zaten. Nu knapte er echter iets. ‘Zelfs ik weet dat. Ik weet het een en ander over slangen en men heeft gezien dat ik met twee oude dames heb gepraat.’

‘Hij heeft ook een testament, kennelijk geschreven door Violet, waarin jij als begunstigde wordt genoemd.’

‘Dat document is een duidelijke en zielige vervalsing. Iedereen kan dat papier uit mijn huis gestolen hebben. Het gaat om hoe ik eruitzie. Tasker denkt dat ik psychotisch ben omdat ik littekens heb. Hij denkt dat ik erop uit ben om mezelf te wreken op het hele menselijke ras.’

‘Rustig aan.’

‘Nee. Hij is ervan overtuigd. Hij gaat zelfs niet meer op zoek naar iemand anders. Waarom zoekt hij niet naar Saul Witcher? Waarom zoekt hij niet naar Ulfred?’

‘Saul Witcher is dood.’

‘Wat? Hoe weet je dat?’

‘We hebben het gecontroleerd. Ik heb het iemand laten uitzoeken op de ochtend nadat jij en ik in het huis waren. Hij is in 1976 overleden, in de gevangenis van Kingston. Hij was zeven jaar eerder veroordeeld voor de moord op zijn vrouw.’

‘Alice,’ zei ik. Matt trok zijn wenkbrauwen op en wierp me van opzij een blik toe. ‘Ze heette Alice,’ legde ik uit, op het punt Matt het verhaal te vertellen dat ik had gevonden. Maar ik merkte dat ik niet durfde. Saul was dood. Ik was er zo zeker van geweest. ‘En hoe zit het met Ulfred?’ vroeg ik zonder veel hoop. ‘Heb je...’

‘Heeft nooit bestaan.’

‘Dat moet. Violet herinnerde zich hem. En Ruby Mottram ook.’

‘We hebben het parochieregister en het register van de burgerlijke stand gecontroleerd. De afgelopen honderd jaar is er geen Ulfred Witcher geboren in of in de buurt van de parochie. Violet en deze Ruby moeten in de war zijn geweest.’

‘Ga je met Ruby praten?’

‘Er ligt een rode folder bij je voeten. Kun je erbij?’

Ik boog me voorover en vond hem op de vloer van de auto.

‘Open hem.’

Ik deed wat me was gezegd en zag een grote portretfoto. ‘Herken je die man?’ vroeg hij.

Ik keek naar de kleurenfoto van een man van achter in de zestig, misschien begin zeventig, met dik, wit, over zijn voorhoofd vallend haar, dat aan de achterkant kortgeknipt was. Hij had blauwe, scheefstaande ogen en zware oogleden. Een genereuze mond. Hij was een knappe man geweest. En was dat nog steeds.

‘Is dit de man die afgelopen maandagochtend bij je ingebroken heeft?’ vroeg Matt.

Ik wist dat hij het niet was, maar ik nam de tijd. Bestudeerde het gezicht nog een keer, las de informatie die in de hoek gedrukt stond. Vermoedelijke lengte: een vijfentachtig.

‘Nee,’ zei ik met tegenzin. De foto leek in niets op de man die ik in mijn huis had gezien, of het gezicht voor het raam van het Witcher-huis. ‘Waarom...’

‘Dat is Archie Witcher,’ zei Matt. ‘We hebben hem gevonden. Nou, bijna. Hij woont al dertig jaar in South Carolina en leidt daar een kerk. We hebben zijn foto van de website van de kerk.’

‘Jullie hebben hem bíjna gevonden?’

‘We zijn er nog niet in geslaagd hem te pakken te krijgen. Maar we hebben wel een bericht gevonden over een schandaal in zijn kerk. Kennelijk is langdurig vasten een belangrijk deel van de eredienst in deze gemeente. Hij moedigt mensen aan om weken achtereen te vasten. Er is echter een jong meisje overleden en er gingen geruchten dat ze was vastgebonden. Haar ouders zijn gearresteerd en er is een arrestatiebevel uitgevaardigd voor Archie. Zijn huidige verblijfplaats is onbekend. Het is mogelijk dat hij naar huis is gekomen. Weet je zeker dat dit niet de man is die je hebt gezien?’

Ik keek nog een keer, maar het antwoord bleef hetzelfde. ‘Nee,’ zei ik. ‘De man die ik zag was zeker geen een meter vijfentachtig. En hij leek op Walter.’

‘Oké, nou, we hebben contact met de politie daar en doen navraag bij de immigratiedienst. Als Archie Witcher naar huis is gekomen, dan vinden we hem. Maar ik geloof eigenlijk niet dat het Witcher-spoor ergens toe zal leiden.’

Hij had gelijk. ‘Allan Keech en zijn vrienden,’ zei ik. ‘Ze waren gisteravond buiten. Het zou kunnen dat zij het waren die ik die slangen zag vangen. Waarom zouden ze dat doen als...’

‘Waarom heb je me niet gebeld? Ik heb je gezegd, als er iets gebeurt, bel me. Of vind je dat opgejaagd worden door ondergrondse rivieren en verlaten kalkmijnen niets is?’

‘Het was laat.’ En praten met jou doet pijn, elke keer een beetje meer.

‘We hebben al vastgesteld dat ik een nachtmens ben,’ glimlachte Matt flauwtjes. Ik probeerde te antwoorden, maar het lukte niet.

We waren weer terug in het dorp en sloegen Bourne Lane in. Ik voelde een hand op mijn arm. Matt zei niets en daarom draaide ik me om om hem aan te kijken.

‘Ik geef je een advies,’ zei hij. ‘Geheel onofficieel.’

Ik wachtte.

‘Ten eerste, ga een paar dagen bij je familie logeren. Neem wat vrije dagen op en laat ons weten waar we je kunnen vinden, maar blijf weg uit het dorp. Geef ons de tijd om dit uit te zoeken.’

‘Oké.’ Dat leek redelijk, zelfs verstandig.

‘Ten tweede, en dit is heel belangrijk, blijf uit de buurt van Sean North.’ Dat was zo totaal onverwacht dat het even duurde voor het tot me doordrong.

‘Sean North is zes maanden in het buitenland geweest,’ zei ik. ‘Hij is pas zaterdag teruggekomen. Hij kan absoluut niet...’

‘Nee, dat is niet zo.’

‘Jawel, hij is direct van het vliegveld gekomen om de taipan te identificeren.’

‘North is vorige week woensdag al het land binnen gekomen via Heathrow. Hij is sindsdien in Groot-Brittannië geweest. En hij kwam niet uit Indonesië, maar met een vlucht uit Singapore.’

‘Maar wat...’

‘In Singapore is hij overgestapt. Zijn vlucht begon in Port Moresby.’ Matt keek naar me voor een reactie, maar de naam zei me niks.

‘Dat is de hoofdstad van Papoea Nieuw-Guinea,’ zei hij.

Bezwering / druk 1
titlepage.xhtml
Bezwering_split_0.xhtml
Bezwering_split_1.xhtml
Bezwering_split_2.xhtml
Bezwering_split_3.xhtml
Bezwering_split_4.xhtml
Bezwering_split_5.xhtml
Bezwering_split_6.xhtml
Bezwering_split_7.xhtml
Bezwering_split_8.xhtml
Bezwering_split_9.xhtml
Bezwering_split_10.xhtml
Bezwering_split_11.xhtml
Bezwering_split_12.xhtml
Bezwering_split_13.xhtml
Bezwering_split_14.xhtml
Bezwering_split_15.xhtml
Bezwering_split_16.xhtml
Bezwering_split_17.xhtml
Bezwering_split_18.xhtml
Bezwering_split_19.xhtml
Bezwering_split_20.xhtml
Bezwering_split_21.xhtml
Bezwering_split_22.xhtml
Bezwering_split_23.xhtml
Bezwering_split_24.xhtml
Bezwering_split_25.xhtml
Bezwering_split_26.xhtml
Bezwering_split_27.xhtml
Bezwering_split_28.xhtml
Bezwering_split_29.xhtml
Bezwering_split_30.xhtml
Bezwering_split_31.xhtml
Bezwering_split_32.xhtml
Bezwering_split_33.xhtml
Bezwering_split_34.xhtml
Bezwering_split_35.xhtml
Bezwering_split_36.xhtml
Bezwering_split_37.xhtml
Bezwering_split_38.xhtml
Bezwering_split_39.xhtml
Bezwering_split_40.xhtml
Bezwering_split_41.xhtml
Bezwering_split_42.xhtml
Bezwering_split_43.xhtml
Bezwering_split_44.xhtml
Bezwering_split_45.xhtml
Bezwering_split_46.xhtml
Bezwering_split_47.xhtml
Bezwering_split_48.xhtml
Bezwering_split_49.xhtml
Bezwering_split_50.xhtml
Bezwering_split_51.xhtml
Bezwering_split_52.xhtml
Bezwering_split_53.xhtml
Bezwering_split_54.xhtml
Bezwering_split_55.xhtml
Bezwering_split_56.xhtml
Bezwering_split_57.xhtml
Bezwering_split_58.xhtml
Bezwering_split_59.xhtml
Bezwering_split_60.xhtml
Bezwering_split_61.xhtml
Bezwering_split_62.xhtml
Bezwering_split_63.xhtml
Bezwering_split_64.xhtml