15

‘We hebben overal gekeken,’ zei Matt. ‘Er is niets waar hij zich achter zou kunnen verbergen.’

Ik staarde hem aan. Ik was er zo zeker van geweest. Ik had hem horen rondlopen.

‘Hij moet er via een andere weg uit gekomen zijn. Misschien door een raam,’ ging hij verder. ‘Het kan heel goed dat hij het was die ik door de straat hoorde lopen.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Hij was in de kelder.’ Op het moment dat ik het zei, besefte ik hoe idioot koppig ik moest klinken.

‘Vind je het goed dat de agenten even rondkijken? Om te controleren op open ramen of andere sporen van een inbraak?’

Ik knikte en de drie politiemensen begonnen het huis te doorzoeken. Ik wachtte een paar minuten, maar kon het toen niet langer verdragen. Ik liep de keuken door en trok de kelderdeur open.

‘Wacht even!’ Matt kwam achter me aan. Onder aan de trap gekomen keek ik om me heen, alsof ik iets zou kunnen zien wat die politieagenten en hun adjunct-korpschef hadden gemist.

De muren waren van steen, op sommige plaatsen vochtig – een van de beekjes stroomt heel dichtbij – op andere droog en kruimelig. Er waren stapels plastic dozen, een oude ingebouwde kast die ik gebruik om gereedschap op te bergen en planken met veterinaire voorraden. Er staat ook een vrieskast. Geen plek om je te verstoppen. Geen uitweg. Behalve...

In het lage plafond van de kelder zit een oude valdeur. In de dagen voor de centrale verwarming werd hij vermoedelijk gebruikt om vanaf de straat kolen naar binnen te laten vallen. Aan één kant zat een scharnier, aan twee andere kanten zaten grendels en aan de vierde kant zat een hangslot. En erbovenop, op straat, stond een grote en heel zware plantenbak. Ik liep ernaartoe en pakte het oude ijzer van een van de grendels stevig beet.

‘Dat hebben we geprobeerd,’ begon Matt. Ik trok hard, maar het slot was helemaal verroest en zat onbeweeglijk vast. Matt liep, vanwege het lage plafond, gebukt naar me toe en trok mijn handen weg. Toen rukte hij er een paar keer aan. Daarna probeerde hij de andere schuif en het hangslot. De valdeur bewoog niet.

‘Misschien heb je een rat gehoord,’ zei hij. ‘Een waterrat, zeer waarschijnlijk. Ze komen heel veel voor in het dorp.’

‘Dat zal dan wel,’ gaf ik toe, hoewel ik wist dat een rat niet het geluid had kunnen maken dat ik had gehoord.

‘Kom op,’ zei hij. We gingen weer naar boven.

De politie bleef nog tien minuten, vond geen spoor van een geforceerde inbraak en vertrok, nadat de agenten me hadden beloofd dat er de volgende dag een vingerafdrukkenexpert zou komen. Ze waren beleefd geweest, wat naar ik vermoedde door Matts aanwezigheid kwam. Ik was er echter zeker van dat ze me niet geloofden. Matt kon alleen maar bevestigen dat hij mij had horen schreeuwen en dat hij geluiden had gehoord die misschien wel of misschien niet rennende voetstappen zouden kunnen zijn geweest. Behalve mijn verhaal waren er helemaal geen tekenen van een inbreker. Zelfs de slang was weg.

Ik wenste Matt goedenacht, sloot alle deuren, controleerde de ramen twee keer en gaf de kuikens te eten. Het ene kuiken was niet ernstig gewond. Een paar veegjes met een antiseptisch middel en het zou verder wel goed komen. Ik ging naar boven, zocht een oude, dikke, flanellen pyjama op en stapte weer in bed.

Het duurde lang voor ik insliep. Maar het was een rusteloze slaap vol dromen, en af en toe werd ik rillend half wakker. Tegen de ochtend begon de steeds terugkerende droom waar ik heel erg bang voor ben.

Ik sta in een zaal vol spiegels. Waar ik ook kijk zie ik mezelf weerkaatst. Naarmate de droom verdergaat vervormen de weerspiegelingen steeds sterker. Het is niet langer alleen mijn gezicht dat misvormd is, maar ook de rest van mij. Die nacht was de droom erger dan normaal. Elke spiegel was gedrapeerd in groene zijde. Terwijl ik door de zaal rende, wanhopig op zoek naar de uitgang, trok iets de zijde van de spiegels juist op het moment dat ik ze bereikte. De spiegels begonnen te vallen; elke spiegel die ik aanraakte viel op de grond en barstte om me heen uit elkaar. En toen stond ik niet meer in de spiegelzaal, ik was in mijn eigen keuken. Grote lappen groene zijde blokkeerden de uitgang en iets in mijn kelder bonsde heel hard op de deur.

De grendel trilde in de behuizing en het hout eromheen begon te versplinteren. Ik moest het huis uit. Maar ik kon me niet bewegen. Ik lag op de vloer en probeerde, zoals alleen maar in dromen voorkomt, vergeefs naar de achterdeur te kruipen.

Ik werd met een schok wakker, druipend van het zweet, om te ontdekken dat ik het gebonk helemaal niet gedroomd had. Iemand stond op mijn achterdeur te bonzen. Ik klom uit bed, trok mijn pyjama uit en een joggingpak aan. Ik twijfelde er niet aan dat mijn vroege bezoeker Matt Hoare zou zijn, hopend me weer in iets totaal belachelijks aan te treffen en zo weer een mooi verhaal te hebben om te vertellen in de pub. Zielig wijf, zouden ze boven hun glas mompelen; alsof iemand die niet stekeblind was...

Ik keek uit het raam, maar Matt stond uit het zicht onder het afdakje bij de voordeur en ik kon hem niet zien. Ik ging naar beneden, vastbesloten hem zelfs niet binnen te laten.

‘Alsjeblieft zeg, hou je kop,’ snauwde ik tegen de kuikens. Ik draaide de sleutel om, deed de deur een paar centimeter open en zag Sally, mijn buurvrouw.

‘Tafeltje-dek-je,’ riep ze vrolijk.

Ik antwoordde niet. Maar ik merkte wel het dienblad dat ze vasthield op. En de geur die ervanaf kwam.

‘Ik wilde even zeker weten dat alles goed met je is,’ ging ze verder. ‘En ja, ik ga dood van nieuwsgierigheid over vannacht.’

Ik zei nog steeds niks.

‘Je kunt niet verwachten dat er om drie uur ’s nachts twee politieauto’s voor jouw deur staan zonder dat de helft van het dorp het weet,’ ging ze verder. ‘Ik ben alleen de enige die brutaal genoeg is om bij je langs te komen. En ik maak de beste baconsandwiches.’

Dat rook ik. Bacon. En koffie.

‘Ik sta op het punt om te gaan hardlopen,’ zei ik uit gewoonte.

‘Je bent drie uur te laat voor het hardlopen,’ antwoordde ze.

Ik keek op de keukenklok. Het was bijna negen uur.

‘En eerlijk gezegd zie je er niet naar uit dat je in staat bent om op dit moment rond te gaan rennen.’

Beseffend dat ze gelijk had liep ik de kamer weer in. Ik vroeg haar niet binnen, maar ze ging ervan uit dat ze uitgenodigd was en kwam achter me aan.

‘Ik moet me aankleden,’ zei ik. ‘Ik moet naar mijn werk.’

‘Je moet jezelf eens een beetje rust gunnen. Kom, ga zitten en eet.’

Ik besefte dat Sally waarschijnlijk heel ervaren was in de omgang met moeilijke patiënten en dat ik deze strijd toch niet zou winnen. Daarbij stierf ik van de honger en zou het er echt iets toe doen dat ik voor één keer te laat op mijn werk kwam?

Sally schonk twee bekers koffie in en schoof een wit broodje naar me toe, belegd met een aanzienlijk deel van een varken. Ik had in jaren geen wit brood gegeten en ik raak vrijwel nooit rauw vlees aan. Ik had geen idee hoe fantastisch een baconsandwich kon smaken.

‘Dank je,’ zei ik enigszins beschaamd toen ik weer adem kon halen.

‘Geen dank,’ zei ze. ‘Nou, kom op. Vertel. Waren er ook wriemelende, slijmerige dingen bij betrokken? En hoe dapper en competent was die heerlijke Matt?’

‘Maar één wriemelend ding,’ zei ik, besluitend haar laatste vraag volkomen te negeren. ‘En slangen zijn niet slijmerig. Als ze gladde schubben hebben voelen ze aan als zijde.’ Waarom had ik dat nou gezegd? Zijde was wel het laatste waar ik het over wilde hebben.

‘Ik neem het graag van je aan. Maar er is bij je ingebroken? Iemand was in je huis? En wat is er met die vogels aan de hand?’

Ik gaf haar een samenvatting van de vorige nacht. Ze duwde nog een sandwich mijn richting uit – en ik protesteerde niet – en stond toen op om de kuikens voor me te voeren.

‘Dus,’ zei ze na een paar minuten, ‘iemand breekt in bij mensen in het dorp en laat slangen achter. Waarom zouden ze dat doen?’

‘We weten niet zeker dat ze dat doen,’ zei ik, wetend dat ze gelijk had.

‘O, hou op, zeg,’ protesteerde ze. ‘Hoe vaak hoor je nou over een slang in een huis? Bijna nooit. En plotseling zie je ze vaker dan muizen. En dan zijn er ook nog een paar tamelijk exotische soorten bij.’

Ik keek toe hoe ze gretig wachtende bekjes dode knaagdiertjes voorhield.

‘Er is momenteel iets heel vervelends aan de hand in het dorp,’ zei Sally nadenkend. ‘Bij mij zijn de laatste paar weken rotte eieren tegen de deur gegooid,’ ging ze verder. ‘De Rushtons en de Poulsons klagen over kinderen die op voordeuren bonzen en dan wegrennen. Maar inbreken is van een geheel andere orde.’

Ik had ook gebroken ruiten gezien op verschillende plaatsen in het dorp. Mijn eigen vuilnisbak was een paar keer op mijn oprit leeggekiept, maar ik had me er niet druk over gemaakt. Sally had echter gelijk. Inbreken was iets heel anders. En het was geen tiener geweest die me gisteravond had vastgehouden.

Sally was ondertussen nog steeds de kuikens aan het voeren. Ze was er tamelijk handig in, als je bedenkt dat ze waarschijnlijk niet vaak verweesde vogels eten gaf. Ik vroeg me af hoe vaak ze semiverweesde buren voedde.

‘De politie geloofde me niet,’ zei ik uiteindelijk. ‘Ze dachten dat ik het verzonnen had.’

Ze keek me vreemd aan. ‘Waarom zou je dat doen?’

‘Waarom verzinnen mensen misdaden? Om aandacht, neem ik aan.’

‘Voor iemand die het grootste deel van haar leven aandacht probeert te vermijden lijkt dat niet helemaal logisch, vind je wel? Alsjeblieft, liefje.’

Geschokt hoe makkelijk ze me doorzien had, kon ik geen antwoord bedenken. Ze was klaar met de kuikens en ging weer bij me aan tafel zitten. Ze pakte haar koffiebeker en sloeg haar handen eromheen.

‘Geloofde Matt je?’

Ik dacht even na. ‘Ik weet het echt niet,’ zei ik ten slotte.

‘Ik sprak Harry Richards gisteren,’ zei ze, me een ogenblik verrassend. Ik was vergeten dat ze dokter Richards kende, dat zij degene was geweest die hem had verteld over mijn zogenaamde expertise met betrekking tot reptielen. ‘Hij vertelde me – zeer vertrouwelijk natuurlijk – over je bezoek, zaterdag. En over jou en je slangenvriend. Ik heb hem weleens op televisie gezien. Vreemd uitziende knaap.’

‘Ja,’ stemde ik in. ‘Dat is hij.’

‘Dus als jullie tweeën gelijk hadden, als John is vermoord, dan zou degene die gisteren bij jou ingebroken heeft, degene kunnen...’

Ze zweeg, mogelijk voor het effect. Ik zei niets. Maar ik kon een plotselinge rilling niet onderdrukken.

‘Het spijt me, ik wilde je niet bang maken.’

‘Ik ben niet bang,’ loog ik. ‘De theorie over het geïnjecteerde slangengif kwam van Sean North, niet van mij,’ ging ik verder toen het duidelijk was dat ze me niet geloofde. ‘Ik kan de feiten die hij opnoemde niet weerleggen, maar het idee dat iemand een slang gebruikt als moordwapen lijkt nog steeds een beetje vergezocht. En zelfs als iemand John Allington heeft vermoord, waarom zouden ze dan de baby van de Hustons of de Poulsons willen vermoorden?’

Sally glimlachte niet meer. ‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Maar iemand die het riskeert een pasgeboren baby te doden, om niet te spreken over twee jonge kinderen, moet wel tamelijk gestoord zijn, denk je niet?’

Ik dacht erover na. Inbreken in huizen en gevaarlijke slangen achterlaten was iets van een gestoorde geest, geen twijfel over mogelijk. En door die gedachte voelde ik me heel ongemakkelijk. Maar ik voelde me nog ongemakkelijker door de manier waarop mensen zich tot mij leken te richten voor antwoorden. Ik was dierenarts voor in het wild levende dieren. Wat er ook aan de hand was, het was mijn verantwoordelijkheid niet.

‘Nou, de politie zal het wel uitzoeken,’ zei ik. ‘Als er iets te vinden is, dan zullen zij het vinden.’

‘Daar ben ik niet zo zeker van,’ zei Sally terwijl ze opstond en de bekers begon af te wassen.

‘Pardon?’

Ze keek over haar schouder. ‘Harry Richards was behoorlijk pissig toen ik hem sprak. Anders weet ik niet of hij me dit allemaal wel verteld zou hebben. Hij heeft de politie verteld wat jij en Sean North hebben gezegd, maar ze lijken het niet erg serieus te nemen. Sean North is, hoe je het ook bekijkt, een tamelijk onconventioneel type, en ik weet niet of ze hem wel zo betrouwbaar vinden. Ze hebben kennelijk al eerder met hem te maken gehad, slangen die uit zijn huis waren ontsnapt, dat soort dingen.’

De broodjes die ik net had gegeten begonnen me een beetje zwaar op de maag te liggen. ‘En na gisteravond vinden ze mij waarschijnlijk ook niet meer zo betrouwbaar.’

‘We moeten maar afwachten wat de patholoog zegt. Maar de onofficiële geruchten zijn dat hij denkt dat jouw theorie over een hoge concentratie gif zeer subjectief is. Hij heeft er zelf ook het een en ander over gelezen. Kennelijk komen onverwachte sterfgevallen na vergiftiging vaker voor. En John Allington wás bijna zeventig.’

‘Ik begrijp het,’ zei ik, me afvragend waarom de baconsandwiches in mijn maag een grote klomp begonnen te vormen. Ik wilde er niet bij betrokken worden. ‘Sally, kan ik je iets vragen?’

‘Ga je gang.’

‘Herinner je je de Witchers? Edeline en Walter?’

‘Natuurlijk,’ zei ze, verbaasd fronsend bij de plotselinge verandering van onderwerp. ‘Ik heb ze een paar keer proberen te bezoeken. Ik had niet zo’n goed gevoel over de omstandigheden waarin ze leken te leven. Maar ik ben nooit verder gekomen dan de voordeur.’

‘Ik herinner me Edelines begrafenis, afgelopen november, maar niet die van Walter. Ik vroeg me af of jij wist of die ergens anders was geweest. Misschien in het ziekenhuis?’

‘Hij is eind vorig jaar overleden, of niet?’

Ik knikte. ‘Ergens in september, geloof ik.’

‘Ik kan me niet direct... was het niet zo dat zijn lichaam naar de medische wetenschap ging?’

‘Ja. Maar ik zou toch een soort dienst hebben verwacht, jij niet?’

Sally leunde tegen het aanrecht. ‘Clara, waar gaat dit over?’ vroeg ze, zoals ik had kunnen verwachten.

Ik wilde hier eigenlijk niet verder op ingaan. Maar Sally had helemaal geen haast om weg te komen.

‘Gisternacht,’ begon ik, bedenkend dat mijn reputatie dat ik een beetje vreemd was waarschijnlijk zou vertienvoudigen, ‘vroeg de politie me of ik de man in mijn huis had herkend.’

‘En heb je dat?’

‘Ik zei nee. Ik zei dat het donker was geweest, dat hij heel snel was verdwenen en dat ik het niet zeker wist.’

Sally was niet gek. ‘Maar dat was niet helemaal waar?’ drong ze aan.

Ik schudde mijn hoofd. Het was helemaal niet waar geweest. Ik had de indringer direct herkend. ‘Ik geloof dat het Walter was,’ zei ik met een klein stemmetje, verwachtend dat Sally met een excuus zou komen en zou vertrekken, op weg naar buiten voorstellend dat ik maar eens een afspraak moest maken met de plaatselijke huisarts, om eens te praten. Ze zei niets. En dat was geen verrassing op haar gezicht. Ook leek ze zich geen zorgen te maken over mijn geestelijke gezondheid. Ze keek eigenlijk alsof ze me leek te geloven.

‘Waarom ben je niet verbaasd?’ vroeg ik, terwijl ik me afvroeg waarom ik me niet beter voelde doordat ik serieus werd genomen.

Ze leek zichzelf te vermannen. ‘O, dat ben ik wel,’ verzekerde ze me. ‘Maar niet... heel erg.’

‘Heb je hem ook gezien?’

‘Nee, nee. Het is alleen zo, er hebben verhalen de ronde gedaan, in de praktijk.’

‘Wat voor verhalen?’

‘Rare verhalen. Kinderen eigenlijk. Er is een groep die steeds aan de rand van het dorp rondhangt, bij de oude kerk en het huis van de Witchers. We denken dat zij verantwoordelijk zijn voor de meeste problemen die we hebben, dus we houden ze in de gaten. Sommigen hebben thuis vreemde verhalen verteld. Je weet hoe het gaat als huizen langere tijd leegstaan. Ze hebben altijd de reputatie dat het er spookt en...’

‘Hebben ze Walter gezien?’

Sally keek ongemakkelijk. ‘Walters geest, zeggen ze.’

De zon moet op dat moment achter een wolk zijn geschoven, want het licht in mijn keuken leek een fractie donkerder te worden.

‘Dat was geen geest, wat ik gisternacht zag,’ zei ik, me afvragend wie ik probeerde te overtuigen. Hij had me aangeraakt. Met een hand die dood aanvoelde. ‘Hij heeft vochtige voetstappen achtergelaten,’ ging ik snel door. ‘En een slang dus.’

‘Maar als het Walter was, dan... wow!’

‘Precies.’

‘Heb je de sloten laten vervangen toen je hier kwam wonen?’

Ik schudde mijn hoofd, beseffend hoe dom ik was geweest. Iedereen kon sleutels van mijn huis hebben.

‘Zou een goed idee kunnen zijn,’ stelde ze voor. Ik knikte. Plotseling leek dat een heel goed idee.

Bezwering / druk 1
titlepage.xhtml
Bezwering_split_0.xhtml
Bezwering_split_1.xhtml
Bezwering_split_2.xhtml
Bezwering_split_3.xhtml
Bezwering_split_4.xhtml
Bezwering_split_5.xhtml
Bezwering_split_6.xhtml
Bezwering_split_7.xhtml
Bezwering_split_8.xhtml
Bezwering_split_9.xhtml
Bezwering_split_10.xhtml
Bezwering_split_11.xhtml
Bezwering_split_12.xhtml
Bezwering_split_13.xhtml
Bezwering_split_14.xhtml
Bezwering_split_15.xhtml
Bezwering_split_16.xhtml
Bezwering_split_17.xhtml
Bezwering_split_18.xhtml
Bezwering_split_19.xhtml
Bezwering_split_20.xhtml
Bezwering_split_21.xhtml
Bezwering_split_22.xhtml
Bezwering_split_23.xhtml
Bezwering_split_24.xhtml
Bezwering_split_25.xhtml
Bezwering_split_26.xhtml
Bezwering_split_27.xhtml
Bezwering_split_28.xhtml
Bezwering_split_29.xhtml
Bezwering_split_30.xhtml
Bezwering_split_31.xhtml
Bezwering_split_32.xhtml
Bezwering_split_33.xhtml
Bezwering_split_34.xhtml
Bezwering_split_35.xhtml
Bezwering_split_36.xhtml
Bezwering_split_37.xhtml
Bezwering_split_38.xhtml
Bezwering_split_39.xhtml
Bezwering_split_40.xhtml
Bezwering_split_41.xhtml
Bezwering_split_42.xhtml
Bezwering_split_43.xhtml
Bezwering_split_44.xhtml
Bezwering_split_45.xhtml
Bezwering_split_46.xhtml
Bezwering_split_47.xhtml
Bezwering_split_48.xhtml
Bezwering_split_49.xhtml
Bezwering_split_50.xhtml
Bezwering_split_51.xhtml
Bezwering_split_52.xhtml
Bezwering_split_53.xhtml
Bezwering_split_54.xhtml
Bezwering_split_55.xhtml
Bezwering_split_56.xhtml
Bezwering_split_57.xhtml
Bezwering_split_58.xhtml
Bezwering_split_59.xhtml
Bezwering_split_60.xhtml
Bezwering_split_61.xhtml
Bezwering_split_62.xhtml
Bezwering_split_63.xhtml
Bezwering_split_64.xhtml