19

‘Hallo, dominee Stancey,’ antwoordde ik. ‘U bent nog laat op pad.’

‘Net als jij,’ zei hij met een stem die net zo oud en klein was als de rest van hem, terwijl hij om de vlierstruiken liep en naast me ging staan.

De eerwaarde Stancey is de dominee van mijn dorp en, gezien mijn achtergrond, een van de weinige mensen in de regio met wie ik af en toe wel moet praten. Je kunt je niet echt losmaken van de Kerk als je vader aartsdiaken is.

Natuurlijk is het onvermijdelijk dat kinderen van geestelijken op zeker moment rebelleren als ze opgroeien. Toen Vanessa vijftien was, was ze heel voorspelbaar uit de rails gelopen. Ze weigerde zelfs maar in de buurt van een kerk te komen, behalve voor de nachtdienst met Kerstmis, als de meesten van haar vrienden kwamen aanzetten na late feestjes. Maar op de universiteit had ze zich aangesloten bij een club die door anderen ‘Gods team’ werd genoemd. Tien jaar later is ze voorzitter van de kerkenraad van de parochie, leidt ze de wekelijkse zondagsschool en is ze redacteur van het parochieblad. Ik geloof dat zelfs pap soms een beetje in verlegenheid wordt gebracht door haar niet te stuiten enthousiasme.

Mijn eigen afvalligheid was veel minder dramatisch. Ik had nooit geweigerd om naar de kerk te gaan en ik bezocht nog altijd om de paar weken de dienst. Uiteindelijk had ik echter moeten accepteren dat ik nooit het onwankelbare geloof van mijn vader zou delen. Het was niet dat ik niet geloofde, ik ondervond nog steeds een sterk gevoel van vrede bij de rituelen van een kerkdienst; maar in mijn hart voelde ik gewoon niet het onvoorwaardelijke geloof.

Maar oude gewoonten zijn moeilijk te breken. Dus had ik de eerwaarde Percival Stancey opgezocht kort nadat ik naar het dorp was verhuisd. Ik ging eens per maand ter communie bij hem en weerstond zo beleefd mogelijk zijn pogingen om me te ronselen voor het koor.

‘Kan ik je ergens mee helpen, mijn kind?’ vroeg hij terwijl hij in de kleine cirkel stapte die gevormd werd door de vier grafstenen en de muur om het kerkhof.

‘Was u hier in 1958, dominee?’ vroeg ik.

‘Goeie hemel, hoe oud denk je dat ik ben?’ grinnikte dominee Stancey. Ruim over de zeventig, was het eerlijke antwoord, dat ik echter niet hardop uitsprak. In elk geval wist ik dat de kans klein was dat hij langer dan vijftig jaar in een parochie was geweest.

Dominee Stancey las de tekst op de grafstenen nu zelf, met ogenschijnlijk grote belangstelling.

‘Ik ben hier in 1970 gekomen,’ zei hij. ‘Ik heb nooit een dienst in deze kerk geleid.’

‘Weet u wanneer de brand was?’

Hij keek over mijn schouder naar de kerk, die nu helemaal zwart tegen een paarse lucht afstak.

‘Enige tijd voor ik hier kwam,’ zei hij. ‘Er werd gesproken over het inzamelen van geld om hem te herbouwen, maar niemand in het dorp leek daar belangstelling voor te hebben. En na een tijd heeft het weer zijn tol geëist.’

Hij stak een hand uit en raakte mijn arm aan. ‘Het wordt koud, mijn kind. Zal ik met je meelopen naar je auto?’

Het idee dat ik begeleiding nodig zou hebben van een frêle oude man was amusant maar tegelijk roerend. Ik dankte hem en accepteerde zijn aanbod. We gingen op weg naar het hek. Er vloog van alles om ons heen en een paar keer zag ik de dominee schrikken en in elkaar duiken.

‘Dominee, ik heb nagedacht over Walter. Walter Witcher. Ik probeer me te herinneren wanneer hij gestorven is. Kunt u mij helpen?’

Dominee Stancey struikelde en ik stak mijn hand uit om hem te helpen. ‘Hmmm, laat me eens kijken... dank je, mijn kind.’ Hij hervond zijn evenwicht en we liepen verder. ‘Er was geen begrafenis, of wel? Ik heb het natuurlijk aangeboden, maar Edeline zei dat het een heel eenvoudige dienst zou zijn in het ziekenhuis en dat de kapelaan daar alles zou regelen.’

‘Ja, dat heb ik ook gehoord. Maar ik kan me niet herinneren wanneer het was.’

‘Laat me eens kijken. Ik dacht in september. Ja, dat was het, ongeveer midden september, want toen ik terugkwam van mijn bezoek aan Edeline wilde mevrouw Roberts dat ik de kerk kwam inspecteren. Ze waren net klaar met de versieringen voor het oogstfeest. Dus dat moet midden september zijn geweest.’

Dat had ik al gedacht. Maar waarom was er dan geen bewijs van zijn overlijden?

‘Hebt u hem in het ziekenhuis opgezocht?’

‘Ik wist niet dat hij was opgenomen,’ zei hij. ‘De Witchers hebben nooit de kerk bezocht, in al die jaren dat ik hier nu ben. Ik was van anderen afhankelijk voor nieuws over hun doen en laten.’

‘Natuurlijk, ik begrijp het.’ Toen herinnerde ik me iets. ‘Ik heb Harry Witchers graf gevonden. Hebt u hem gekend?’

‘Harry, ja, die arme Harry. Een vreselijke toestand.’

‘Was hij familie?’

‘Je bent wel heel erg geïnteresseerd in de Witchers, mijn kind. Ah, hier is je auto. En de mijne.’

Ik wenste dominee Stancey goedenavond en beloofde snel weer eens naar de kerk te komen. We stapten in onze auto’s en reden weg. Ik volgde hem de heuvel op en toen ik afsloeg, Bourne Lane in, reed hij verder, de bocht om, en verdween uit het zicht.

Ik parkeerde op mijn oprit en wierp een blik op Sally’s huis. Het was donker en haar auto was nergens te zien. Op weg naar huis was ik gestopt bij een ijzerhandel, waar ik vier stevige grendels had gekocht. Voor ik die avond ging slapen zouden ze aan de boven- en de onderkant van mijn twee deuren bevestigd zijn. Zelfs iemand die een sleutel van mijn huis had kwam er niet meer in als ik sliep. Natuurlijk was het iets anders als ik niet thuis was. Ik moest beslist de sloten laten vervangen.

Ik had honger en ik was moe. Ik gaf de uilskuikens te eten en keek toe hoe ze zich installeerden voor de nacht. Mijn koelkast zat stampvol ingrediënten voor een salade, maar ik had absoluut geen zin in al het wassen en snijden. Ik maakte een kom ontbijtgranen klaar en ging aan de tafel zitten kijken hoe de kuikens ronddraaiden en tegen elkaar aan kropen. Ik slaagde erin de kom voor de helft leeg te eten voor ik het opgaf.

In een impuls pakte ik de telefoon. Ik vond het nummer dat ik nodig had in de gids en wachtte tot een bekende vrouwenstem opnam.

‘Met Clara Benning, van verderop in de straat. Ik hoop dat ik niet...’

‘Mevrouw Benning, hoe gaat het met u? Ik sta net op het punt om Sophia naar bed te brengen. Wilt u even langskomen om haar te zien?’

‘Nee, dank u. Ik moet... kan ik u alleen iets vragen? Over de ochtend dat u de adder vond?’

‘Natuurlijk.’ Lynsey Hustons stem, die een seconde daarvoor nog zo enthousiast en vriendelijk had geklonken, was zachter geworden, behoedzamer. Maar ik neem aan dat een moeder het moeilijk vindt om eraan herinnerd te worden hoe haar kind bijna dood was.

‘Toen ik die ochtend in uw huis kwam, dacht ik dat ik vochtige voetstappen in de hal zag.’

‘Echt?’ Alert nu, en een beetje nerveus.

‘En ik wil... ik wil u niet bang maken en ik weet zeker dat het niks is, maar...’ Ik zweeg, het speet me al dat ik gebeld had.

‘Ik heb ze ook gezien,’ zei Lynsey. ‘Ik nam aan dat ze van u waren. Of van de ambulancebroeders.’

‘Ach, het is niks. Ik had er niets over moeten zeggen.’

‘Daniel is die ochtend vroeg naar beneden gegaan. Hij zei dat hij ergens wakker van was geworden.’

‘Heeft hij iets gezien?’

‘Ik kan me niet herinneren dat hij is teruggekomen naar bed. Ik ben weer in slaap gevallen. Maar ik weet zeker dat hij het me verteld zou hebben als er iets was geweest om me zorgen over te maken.’

‘Natuurlijk. Stom van mij. Het spijt me. Ik zal u Sophia naar bed laten brengen.’

‘We zouden het heel leuk vinden als u een keer kwam eten. Misschien kunnen we ook nog een paar andere buren uitnodigen. Wat vindt u van...’

‘O, er komt een ander gesprek binnen. Dat kan een spoedgeval zijn. Dank u. Goedenavond.’

Ik legde de hoorn op de haak en begon weer door het huis te ijsberen. Ik zette de televisie aan en zat tien minuten te zappen van het ene kanaal naar het andere. Ik pakte een boek, maar legde het weer neer toen ik besefte dat ik in vijftien minuten niet één bladzijde had omgeslagen. Ik overwoog heel even om maar naar bed te gaan. Volgens de klok was het halftien. Zou ik slapen? Van de laatste drie nachten waren er twee nogal hectisch geweest, maar desondanks verwachtte ik van niet. Ik trok hardloopschoenen aan en een fleecejack over mijn trui.

Het was buiten nu tamelijk donker. De maan was op, maar hij stond nauwelijks in het eerste kwartier en er was vrij veel bewolking. Ik holde de heuvel af, stak het plantsoentje over en rende Bottom Lane door.

Ik weet eigenlijk zelf niet wat ik van plan was. Ik had niet echt tegen mezelf gezegd: ga naar het Witcher-huis en... Want ik zou niet hebben geweten wat er dan zou moeten volgen. Het enige wat ik wist, was dat iets in de natuurlijke orde van het leven in dit Engelse dorp volkomen uit balans was geraakt. Mensen stierven niet aan slangenbeten in rustige Engelse dorpen. Ze werden niet wakker om giftige tropische slangen in hun huis te vinden. En ze stonden zeker niet op uit de dood.

Ik was aan het eind van Bottom Lane gekomen en stond stil. Degene die heeft gezegd dat het huis van een Engelsman zijn kasteel is, had daarbij aan Walter kunnen denken. Ik was er al heel vaak langs gerend, maar ik had me nooit echt gerealiseerd hoe ondoordringbaar het huis was. Om de tuin liep een lage stenen muur. Daarop had Walter een hekwerk geplaatst en vervolgens een dikke doornhaag geplant. Hij had planten gekozen die bekendstaan om hun dichte groei en lange stekels. De haag was ruim twee meter hoog. Gewapend met een stevige heggenschaar zou je je een weg kunnen banen, maar het zou tijd kosten. Het enige hek was meer dan een meter vijftig hoog en had scherpe punten bovenop. Het was mogelijk om eroverheen te klimmen, maar niet voor een man van begin tachtig. Als Walter nog leefde en in dit huis woonde, kwam hij er niet in of uit via het hek. Ik besloot de heg om het terrein te volgen, om te zien of er een achteringang was.

Ik had geen zaklantaarn meegebracht, maar ik dacht niet dat ik er een nodig had. Ik kan heel goed zien in het donker. Mijn collega’s en ik worden regelmatig ’s avonds opgeroepen voor een reddingsoperatie en we zijn er heel ervaren in geworden om snel maar zachtjes onze weg te vinden in het donker. We zijn vissers voorbijgelopen op slechts een paar meter afstand zonder dat ze enig idee hadden van onze aanwezigheid. Door dassen tegen de wind in te naderen hebben we ze van zo dichtbij kunnen zien spelen dat we bijna hadden kunnen meedoen. We hebben zelfs gezien hoe reeën hun jongen lieten drinken, zonder ze daarbij te storen.

De truc is uiterste concentratie; totaal gefocust op het moment te zijn, je bewust van en ontvankelijk voor alles om je heen; het gewiek van vleugels naderend over je linkerschouder; het kleine, zich voorthaastende beestje bij je voeten; de geur van een mannetjesvos. Probeer het maar eens. Maak je hoofd leeg en laat je zintuigen hun werk doen. Het is heerlijk opwindend en tegelijkertijd heel rustgevend om een nachtschepsel te worden.

Die avond mislukte het compleet, want mijn hoofd was niet leeg. Ik concentreerde me niet op wat er om me heen gebeurde; ik dacht aan andere dingen en keek naar de heg om het Witcher-huis om te zien of er ergens een doorgang was. Ik weet zeker dat ik anders wel eerder de vage geluiden zou hebben gehoord die van het veld aan de andere kant van het pad kwamen. Ik zou het gevaar hebben bespeurd van een toenemende dreiging, dat ik werd gevolgd. Maar ik hoorde wel het zachte, slepende geluid dat me zei dat er iets, waarschijnlijk een groot zoogdier, in het lange gras achter de struiken aan de andere kant van het pad bewoog. Ik bleef staan. Volledige stilte.

Ik liep weer verder, wetend dat de afstand naar het dorp, en dus eventuele hulp als het geen hert, vos of das was die ik had gehoord, steeds groter werd. Ik liep nog een meter of tien door.

Weer een geluid. Een steentje sloeg tegen een grotere. Er was daar beslist iets. Iets wat achter mij aan de heuvel af was gekomen. Zou een dier dat doen? Zou zijn nieuwsgierigheid de overhand hebben gekregen boven angst? Geen dier waar ik regelmatig mee te maken had. Ik bleef staan luisteren en wist dat slechts een paar meter van me vandaan, achter een dunne rij hazelaars en vlierstruiken, iets anders precies hetzelfde deed: stilstaan en luisteren. Ik hoorde niets, maar elk haartje op mijn lichaam stond rechtovereind en ik zou niet verbaasd geweest zijn om mijn borstkas te zien bonken als ik omlaag keek, zo hard en snel leek mijn hart te slaan.

Ik zette twee stappen achteruit, half verwachtend dat er iets door de struiken op me af zou springen. Nog een stap en ik struikelde. Ik draaide me om en liep verder, met zo groot mogelijke passen en om de paar seconden over mijn schouder kijkend. Ik dacht dat ik nog steeds beweging in het veld kon horen, maar ik maakte nu zelf ook het nodige lawaai en het was onmogelijk om er zeker van te zijn. Ik was nog altijd een flink stuk verwijderd van het centrum van het dorp en ver buiten gehoorsafstand als ik om hulp moest schreeuwen.

Ik begon te rennen. Een donkere gestalte verscheen op het pad voor mij. En nog een. Ik bleef staan. Ik hoorde een geluid achter me en draaide me om. Iemand worstelde zich door de struiken, het pad op. Daarna volgde een vierde, en een vijfde. Vijf tegen een. Dat zag er niet goed uit.

Bezwering / druk 1
titlepage.xhtml
Bezwering_split_0.xhtml
Bezwering_split_1.xhtml
Bezwering_split_2.xhtml
Bezwering_split_3.xhtml
Bezwering_split_4.xhtml
Bezwering_split_5.xhtml
Bezwering_split_6.xhtml
Bezwering_split_7.xhtml
Bezwering_split_8.xhtml
Bezwering_split_9.xhtml
Bezwering_split_10.xhtml
Bezwering_split_11.xhtml
Bezwering_split_12.xhtml
Bezwering_split_13.xhtml
Bezwering_split_14.xhtml
Bezwering_split_15.xhtml
Bezwering_split_16.xhtml
Bezwering_split_17.xhtml
Bezwering_split_18.xhtml
Bezwering_split_19.xhtml
Bezwering_split_20.xhtml
Bezwering_split_21.xhtml
Bezwering_split_22.xhtml
Bezwering_split_23.xhtml
Bezwering_split_24.xhtml
Bezwering_split_25.xhtml
Bezwering_split_26.xhtml
Bezwering_split_27.xhtml
Bezwering_split_28.xhtml
Bezwering_split_29.xhtml
Bezwering_split_30.xhtml
Bezwering_split_31.xhtml
Bezwering_split_32.xhtml
Bezwering_split_33.xhtml
Bezwering_split_34.xhtml
Bezwering_split_35.xhtml
Bezwering_split_36.xhtml
Bezwering_split_37.xhtml
Bezwering_split_38.xhtml
Bezwering_split_39.xhtml
Bezwering_split_40.xhtml
Bezwering_split_41.xhtml
Bezwering_split_42.xhtml
Bezwering_split_43.xhtml
Bezwering_split_44.xhtml
Bezwering_split_45.xhtml
Bezwering_split_46.xhtml
Bezwering_split_47.xhtml
Bezwering_split_48.xhtml
Bezwering_split_49.xhtml
Bezwering_split_50.xhtml
Bezwering_split_51.xhtml
Bezwering_split_52.xhtml
Bezwering_split_53.xhtml
Bezwering_split_54.xhtml
Bezwering_split_55.xhtml
Bezwering_split_56.xhtml
Bezwering_split_57.xhtml
Bezwering_split_58.xhtml
Bezwering_split_59.xhtml
Bezwering_split_60.xhtml
Bezwering_split_61.xhtml
Bezwering_split_62.xhtml
Bezwering_split_63.xhtml
Bezwering_split_64.xhtml