32

Ik bevroor en luisterde ingespannener dan ik ooit in mijn leven had gedaan.

Zwaar, hijgend – sneller dan normaal, maar te langzaam om van een dier te kunnen zijn. Het kwam van ergens rechts van mij. En ook de geur van zure melk en oud zweet. Een heel menselijke lucht. Er moest nog een andere tunnel zijn, misschien alleen maar een kleine duiker, die ik in mijn paniek gemist had.

Voor wie was ik het meest bang, voor Nathan en zijn bende of voor het nauwelijks menselijke schepsel dat de laatste keer dat ik zo’n smerige stank rook aan mijn vlees had geklauwd? Niet zo’n moeilijke vraag. Ik begon achteruit te schuiven en de stank volgde me. Ik hoorde zacht gefluister, zelfs gegiechel, en wist dat Nathan en zijn vrienden dichtbij waren. Toen schreeuwde iemand, hard en onnatuurlijk luid echoënd in de kleine ruimte. ‘Hé, jullie! Hou op met dit gezeik. Hij wil dat we komen.’ Het was Allans stem.

Iemand begon te protesteren maar werd afgekapt.

‘Laat haar. Als ze daar verdwaalt, is het haar eigen probleem.’

Gegrom, meer gegiechel en toen het geluid van benen die door water liepen. En plotseling waren het toch maar kinderen. Lefgozerig, een beetje gemeen, alleen maar uit op een beetje lol ten koste van mij. Wat vlak achter me lag, was echter heel iets anders. De jongelui verlieten de tunnel. En ik zat dicht achter hen aan. Het kon me niet schelen of ze me hoorden. Ik wist me amper in te houden om niet te schreeuwen. Laat me niet alleen! Er zit hier iets. Ik ploeterde voort, wachtte een seconde toen ik de laatste hoek om ging en het bleke licht aan het eind van de tunnel opdoemde. Ik zag de laatste van de kinderen in de duiker stappen en uit het zicht verdwijnen. Daarna stapte ik ook in de duiker, snel om me heen kijkend om er zeker van te zijn dat ze weg waren, maar nog veel banger voor wat me misschien wel volgde, mezelf voorhoudend dat het zo wel genoeg was. Als ik zonder kleerscheuren uit deze zooi zou ontsnappen, wilde ik niets meer te maken hebben met de rare gebeurtenissen in het dorp. Wat het ook was, het moest maar overgaan zonder mij. Ik had er genoeg van.

Nog vier meter naar het einde van de duiker. Twee meter, een. Ik wrong me door de dikke stelen en harige bladeren van een grote waterlelie en was weer boven de grond.

De opluchting weer rechtop te kunnen staan. Ik keek om me heen naar de sterren, die verstoppertje met me speelden achter de voorbijracende wolken; bomen, buigend en zwaaiend; oude huizen, krakend in de wind maar toch solide en vertrouwd. Ik was alleen in het plantsoentje.

Vijf minuten later stond ik voor mijn eigen huis naar de grote bloembak op de valdeur naar de kelder te staren. Hij was verplaatst.

Slechts tien centimeter naar rechts, maar er was geen twijfel mogelijk. De vochtige plek waar hij normaal stond was duidelijk te zien, zelfs in het maanlicht. Iemand had de bak van zijn gebruikelijke plaats op de valdeur geschoven en, misschien in de haast om weg te komen, niet goed teruggezet.

Waarom zou iemand dat doen?

Dus terwijl ik niets liever wilde dan me in mijn huis opsluiten en een heel lang bad nemen, stond ik uit alle macht tegen een houten bloembak te duwen. Het duurde even, maar uiteindelijk slaagde ik erin hem van de valdeur te krijgen. Wat was de reden dat iemand anders dat zou doen? De deur naar de kolenkelder was voorzien van een hangslot en aan de onderkant vergrendeld. Niet echt verwachtend dat er iets zou gebeuren pakte ik de ijzeren ring die ervoor had gediend om de deur op te tillen en trok hard.

Ik viel bijna achterover, met de deur in mijn hand. Het hele ding was losgekomen en mijn kelder lag open. Ik controleerde hem snel. De grendels en het hangslot zaten nog stevig vast, maar het houten frame waarin de deur zat was verrot in zijn betonnen basis. In de kelder had alles normaal geleken, omdat de plantenbak alles op zijn plaats hield. Maar hierboven was het net zo duidelijk als het litteken op mijn gezicht dat het kinderspel was geweest om toegang te krijgen tot mijn kelder, en mijn huis.

Nu weet ik het tenminste, mompelde ik, voor de betekenis van de verplaatste plantenbak tot me doordrong. Iemand was weer binnen geweest. Plotseling ijskoud, legde ik de deur terug, schoof de plantenbak op zijn plaats en ging naar binnen – door de voordeur.

Ik deed de grendel op de kelderdeur, duwde de keukentafel ertegenaan en zocht naar zware dingen om op de tafel te zetten, zoals de magnetron en een smeedijzeren pan, en voelde me een dwaas. Daarna doorzocht ik het huis, voor het geval er ergens iemand voor me op de loer lag, en controleerde de sloten op alle ramen en deuren twee keer. Ik durfde niet te douchen; stel dat ik het niet zou horen als er iemand op me af zou komen sluipen? Ik liet het bad vollopen en nadat ik de geur van de rivier van me af had gewassen, nam ik mijn mobieltje en een scherp mes uit de keukenla mee naar mijn slaapkamer. Beide gingen onder mijn kussen. En zelfs toen kon ik niet slapen. Ik controleerde het huis opnieuw.

Terwijl ik door de donkere kamers op de benedenverdieping liep, dacht ik dat ik buiten beweging hoorde, iemand die door de bosjes kroop die dicht tegen de muur groeien aan de achterkant van mijn huis. Maar niemand klopte op de deur, niemand tikte tegen het raam of riep mijn naam.

Boven gekomen doezelde ik eindelijk in slaap, om direct weer wakker te schrikken toen een tak langs het raam kraste. Ik lag naar de patronen te kijken die de bladeren in het maanlicht op de muur maakten en wist dat ik die nacht waarschijnlijk geen oog dicht zou doen. Want als de zon opging was de dag aangebroken waarop ik afscheid moest nemen van mijn moeder.

Het was mam die me leerde zingen. Ze wist al toen ik nog heel jong was dat ze nooit een musicus van me zou maken, maar ze genoot van de belofte van mijn stem. We zongen uren achtereen, en altijd met zijn tweeën in de muziekkamer. Pap had net genoeg stem om zijn parochie voor te gaan, Vanessa had absoluut geen muzikaal gehoor en was vanaf haar zesde buiten de deur gezet omdat ze te woest tekeerging op de slaginstrumenten. Soms, terwijl mam en ik samen zongen, voelde het alsof we de enige twee mensen op de wereld waren, en dat vond ik heerlijk.

Terwijl onze lessen vorderden en mijn stem sterker en beter werd, werd het mams grootste wens dat ik in het openbaar zou zingen – voor een klein publiek, op school of misschien in de kerk. Dat ze wilde dat ik voor mensen zou gaan staan en hun een reden zou geven naar mij te kijken, strekt haar tot eer, niet tot schande. Ik denk dat het voor haar een bewijs zou zijn geweest dat ik was geheeld, en dat haar schuld was afgelost. Ik heb het nooit gedaan.

En die nacht, kijkend naar de schaduwen die door de kamer gleden als de geesten van gemiste kansen, wist ik waarom. Als ik haar gegeven had wat ze meer dan wat ook wilde, zou ik de macht kwijt zijn geraakt die ik over haar had.

O, ik was door de jaren heen genadeloos geweest in het uitbuiten van de invloed die ik, zoals ik heel goed wist, op mijn moeder had. Ik had, toen ik nog maar een peuter was, instinctief ontdekt dat mam alles zou doen om me verder leed te besparen. En ik schepte er een pervers genoegen in haar te kwellen. Mam was de reden dat ik dierenarts werd. Ik had altijd al veel van dieren gehouden, maar toen ik nog heel jong was voelde ik al dat zij er bang voor was. De strijd tussen ons als we een hond tegenkwamen was bijna komisch: mam die me weg probeerde te trekken en ik die worstelde om dichterbij te komen. Ik hield ermee op toen Vanessa, een rancuneuze tienjarige, jaloers op de aandacht die over het beschadigde kind werd uitgestort, me precies vertelde waarom ik er zo uitzag.

Maar tegen die tijd waren mijn kleingeestige, instinctieve wraakoefeningen veranderd in serieuze belangstelling. Ik was oprecht van het dierenrijk gaan houden, met zijn oneindige, verrassende veelzijdigheid. Ik bracht een zomer door op een rijschool in de buurt en leerde de namen van elk bot en elke spier van het paardenlichaam. Ik leerde de plaatselijke veearts kennen. Zodra hij hoorde over mijn belangstelling, was hij zo vriendelijk om me mee te nemen op zijn ronden. In een zeldzaam vertoon van vriendschap met Vanessa zetten we een ziekenhuis voor wilde dieren op in ons schuurtje. We adverteerden in de plaatselijke krant en die zomer maakten we een constante stroom aan gewonde knaagdieren en verlaten vogelkuikens weer gezond. Tegen de tijd dat ik me kon aanmelden voor de veterinaire opleiding had ik zo veel kennis en praktische ervaring opgedaan, dat ik een plaats kreeg aangeboden bij elke universiteit die ik aanschreef.

En dat had ik allemaal aan mijn moeder te danken, die in een ogenblik van onoplettendheid mijn leven had verwoest, maar die de rest van het hare besteedde aan pogingen om het te herstellen.

Ik deed mijn ogen weer dicht. Toen ik ze opende, was het licht buiten mijn raam zilverkleurig en verkondigde een zanglijster aan iedereen die het maar wilde horen dat mijn tuin zijn territorium was en dat ieder ander maar beter kon ophoepelen. Het was kwart voor vijf op donderdagmorgen: bijna ochtend.

Bezwering / druk 1
titlepage.xhtml
Bezwering_split_0.xhtml
Bezwering_split_1.xhtml
Bezwering_split_2.xhtml
Bezwering_split_3.xhtml
Bezwering_split_4.xhtml
Bezwering_split_5.xhtml
Bezwering_split_6.xhtml
Bezwering_split_7.xhtml
Bezwering_split_8.xhtml
Bezwering_split_9.xhtml
Bezwering_split_10.xhtml
Bezwering_split_11.xhtml
Bezwering_split_12.xhtml
Bezwering_split_13.xhtml
Bezwering_split_14.xhtml
Bezwering_split_15.xhtml
Bezwering_split_16.xhtml
Bezwering_split_17.xhtml
Bezwering_split_18.xhtml
Bezwering_split_19.xhtml
Bezwering_split_20.xhtml
Bezwering_split_21.xhtml
Bezwering_split_22.xhtml
Bezwering_split_23.xhtml
Bezwering_split_24.xhtml
Bezwering_split_25.xhtml
Bezwering_split_26.xhtml
Bezwering_split_27.xhtml
Bezwering_split_28.xhtml
Bezwering_split_29.xhtml
Bezwering_split_30.xhtml
Bezwering_split_31.xhtml
Bezwering_split_32.xhtml
Bezwering_split_33.xhtml
Bezwering_split_34.xhtml
Bezwering_split_35.xhtml
Bezwering_split_36.xhtml
Bezwering_split_37.xhtml
Bezwering_split_38.xhtml
Bezwering_split_39.xhtml
Bezwering_split_40.xhtml
Bezwering_split_41.xhtml
Bezwering_split_42.xhtml
Bezwering_split_43.xhtml
Bezwering_split_44.xhtml
Bezwering_split_45.xhtml
Bezwering_split_46.xhtml
Bezwering_split_47.xhtml
Bezwering_split_48.xhtml
Bezwering_split_49.xhtml
Bezwering_split_50.xhtml
Bezwering_split_51.xhtml
Bezwering_split_52.xhtml
Bezwering_split_53.xhtml
Bezwering_split_54.xhtml
Bezwering_split_55.xhtml
Bezwering_split_56.xhtml
Bezwering_split_57.xhtml
Bezwering_split_58.xhtml
Bezwering_split_59.xhtml
Bezwering_split_60.xhtml
Bezwering_split_61.xhtml
Bezwering_split_62.xhtml
Bezwering_split_63.xhtml
Bezwering_split_64.xhtml