25
Violet rilde weer. ‘Ik kan ze niet uitstaan,’ zei ze. ‘Vreselijke, glibberige beesten.’
Ik kon nauwelijks stil blijven zitten op mijn stoel en een blik op Sally zei me dat zij hetzelfde voelde.
‘Vijf broers Witcher,’ zei ik.
‘En ze woonden allemaal samen in een klein, vervallen huis,’ voegde Sally er zachtjes aan toe.
‘En volgens jou was hij... gestoord?’ Ik keek strak naar Violet, haar bijna dwingend om niet weer weg te glijden in vergeetachtigheid. Haar ogen hielden de mijne vast en ik dacht dat ik iets zag schitteren in hun blauwe diepten. Ze wist iets. Ze keek naar Sally en toen weer naar mij. Wat het ook was, ze wist niet zeker of ze het zou zeggen.
‘Ik zag gisteravond een foto,’ zei ik, in een poging een niet-bedreigende manier te vinden om haar tot praten te verleiden. ‘Uit een krant. Van een cricketteam. Ik zag Walter, Harry, Saul en Archie, maar ik weet niet meer...’
Violet probeerde moeizaam op te staan. Ze wankelde en Sally sprong op om haar te helpen. Zodra ze uit haar stoel was, liep ze langzaam naar het dressoir en trok de tweede van vier laden open. Ze pakte er iets uit wat op een oud plakboek leek en begon erin te bladeren. Toen ze had gevonden wat ze zocht kwam ze terug, ondersteund door Sally. Toen de twee vrouwen weer zaten, overhandigde ze het geopende plakboek aan ons en Sally en ik hielden het tussen ons in.
‘Was het deze?’ vroeg Violet.
‘Ja,’ zei ik. Ik keek naar precies hetzelfde knipsel als ik de vorige avond in het Witcher-huis had gezien. Ik keek weer naar de lijst namen en zag Jim Buckler, Violets echtgenoot, hoewel ze nog niet getrouwd waren toen de foto werd genomen. De lange, slungelige jongen op de achterste rij zag er heel jong uit. Het leek of hij felrood haar en sproeten had, maar het was moeilijk om dat met zekerheid te zeggen. Sally deed ondertussen hetzelfde als wat ik de voorgaande avond had gedaan. Ze combineerde de namen van de broers Witcher met de gezichten.
‘Geen spoor van een Ulfred,’ mompelde ze. ‘Archie was wel een stuk, hè? Hij doet me eigenlijk aan iemand denken. Maar ik kan niet helemaal... had hij een gezin?’
‘Ik geloof dat hij geëmigreerd is. Wie waren die vrouwen?’ vroeg ik, naar Violet kijkend.
‘Mijn vriendin Ruby en ik,’ antwoordde ze. ‘En Edeline. Hoewel Edeline eigenlijk nooit veel deed in de theekamer. Ze kwam meestal gewoon langs om met de mannen te kletsen.’
Kijkend naar de drie vrouwen was vrij duidelijk te zien wie wie was. Violet was als jonge vrouw klein en slank geweest, en aardig om te zien, op een zachte, rustige manier. Haar vriendin Ruby was groter en gewoner geweest, maar Edeline stelde beide vrouwen makkelijk in de schaduw. Ze was ruim tien centimeter langer en droeg zo’n strakke driekwartbroek die volgens mij een fietsbroek werd genoemd. Ze had het zandloperfiguur van een filmster uit de jaren vijftig en haar strakke, laag uitgesneden blouse liet weinig aan de verbeelding over.
‘Was Ruby de vriendin die in de kerk was in de nacht dat hij afbrandde?’ vroeg ik, er een slag naar slaand. Violets nerveuze blik was teruggekeerd.
‘Ik heb er nooit veel van geweten,’ zei ze. ‘Mijn pa had niet graag dat ik naar die kerk ging, niet nadat die nieuwe dominee was gekomen. Maar ik heb wel het een en ander gehoord van Ruby. En van Jim. Hij is er een tijdje naartoe gegaan. Tot...’
‘Tot de brand?’ suggereerde ik. Violet knikte.
‘Welke brand?’ vroeg Sally tot mijn ergernis.
‘Ik was er niet bij,’ zei Violet nerveus.
‘Dat weet ik, dat weet ik. Dat heb je me verteld. Dus jij hebt Ulfred gekend? Wat bedoelde je met “gestoord”?’
Violet zweeg een minuut, twee minuten. Ik stond op het punt om het op te geven, tot ze de kamer door keek, alsof er iemand ongezien en ongehoord binnengekomen zou kunnen zijn. Ik vocht tegen de verleiding hetzelfde te doen. Toen...
‘Ze zeiden dat hij bezeten was,’ fluisterde ze.
Sally lachte zacht en leunde achterover in haar stoel. Ik daarentegen voelde iets kouds tegen mijn nek drukken.
‘Door duivels?’ vroeg ik. Violet knikte.
‘O, Clara, kom op,’ protesteerde Sally. Ik stak een hand op.
‘De katholieke Kerk heeft ongeveer tweehonderd exorcisten,’ zei ik snel. ‘En ook de anglicanen hebben mensen die in dat soort dingen getraind zijn.’ Ik keek naar Violet. ‘Ik geloof niet in duivels,’ zei ik naar waarheid. ‘En jij vast ook niet,’ voegde ik eraan toe, omdat ik het niet prettig vond dat Violet zo bang keek. ‘Maar ik weet dat er mensen zijn die dat wel doen. Vijftig jaar geleden waren de mensen veel bijgeloviger. Klopt dat?’
Sally negerend boog Violet zich naar me toe. ‘Ze zeiden dat het door de duivel kwam dat hij zo was.’
‘Dat hij niet kon praten, bedoel je?’
‘O, dat niet alleen. Er waren keren dat... dat hij helemaal gek werd. Dan konden we hem horen gillen en schreeuwen. Maar nooit woorden. Alleen maar die verschrikkelijke geluiden. En dan ging hij met dingen gooien en brak dingen. Als een waanzinnige.’
‘En wie zorgde er voor hem? Als hij zo was…’ vroeg Sally, nog steeds twijfelend.
‘Walter, de andere broers,’ zei Violet. Ze keek naar haar schoot en toen weer op, zonder me recht aan te kijken. ‘We gingen dan altijd naar het huis,’ zei ze, ‘als het gebeurde. Zelfs aan het eind van de tuin kon je hem horen.’ Ze sloeg haar ogen open. ‘Ik weet dat we dat niet hadden moeten doen,’ zei ze, ‘maar we waren jong. We dachten er niet bij na.’
‘Ik begrijp het,’ zei ik.
‘En naderhand zag Walter of een van de anderen eruit alsof ze hadden gevochten. Blauwe ogen, blauwe plekken. En het was niet alleen de gewelddadigheid. Hij deed ook andere dingen. Smerige dingen.’
Ik keek naar Sally. Ze haalde bijna onzichtbaar haar schouders op. Violet leek inmiddels heel slecht op haar gemak. Ik besloot dat het geen zin had om verder op dat onderwerp door te gaan. Ik had een vrij goed idee wat die ‘smerige dingen’ waren.
‘En wat deden ze voor hem? Hebben ze hulp voor hem gezocht?’ vroeg ik, wetend dat de hulp voor mensen van wie men dacht dat ze bezeten waren, bijna altijd op hetzelfde neerkwam.
‘Ik weet het echt niet. Ik heb alleen maar af en toe iets gehoord.’
‘Ik begrijp het. Wat hoorde je?’
‘De mensen zeiden dat ze hem vastbonden en uithongerden. Dagen achter elkaar, weken soms.’
‘O, vast niet,’ zei Sally, die keek alsof ze wel genoeg had gehoord.
Ik keek naar Sally en toen weer naar Violet. ‘Ik kan me voorstellen waarom ze hem vastbonden,’ zei ik. ‘Vooral als hij gewelddadig was. Maar waarom werd hij uitgehongerd? Wat wilden ze daarmee bereiken?’
‘Ze zeiden dat het hen hielp bij het bidden,’ antwoordde Violet. ‘Dan gingen ze allemaal naar het huis, of soms namen ze hem mee naar de kerk, de dominee en een paar anderen. Die aten dan ook geen van allen, en dan baden ze met hem, urenlang, in een poging de duivel uit te drijven. Maar het leek nooit te werken, want dagen later zagen we Ulfred weer rondstrompelen, nog steeds dezelfde, maar met gekneusde en bloedende polsen.’
‘O, dit is belachelijk, complete onzin.’ Sally was aan het eind van haar geduld gekomen. ‘Hij was niet bezeten, hij was ziek. Hij hoorde in het ziekenhuis.’
‘Ik weet het, liefje,’ zei Violet. ‘Het leek niet goed. Maar de dominee, en zoveel mannen, zoveel ouder dan ik, ze leken er allemaal zo zeker van te zijn. Wat had iemand als ik kunnen doen?’
‘En Walter ging erin mee?’ vroeg Sally.
‘Ik weet het niet. Ze zeggen dat hij en de dominee ruziemaakten. Maar zijn broers en zijn vrouw stonden aan de kant van de dominee. En een heleboel andere dorpsbewoners ook. Wat kon hij doen?’
‘Die dominee moet doodgeschoten worden.’
‘Hij is omgekomen bij de brand. Zijn graf is op het kerkhof. Violet, dit is echt belangrijk.’ Ik boog me naar haar toe. ‘Kun je je herinneren waar Ulfred nu is?’
Violet zuchtte en schudde haar hoofd. ‘Hij is overleden, liefje. Lang geleden. Ik geloof dat ze zeiden dat hij verdronken was. Verdronken in de rivier. Ik kon er niks aan doen, maar ik was opgelucht toen ik het hoorde. Opgelucht voor ons, maar vooral voor hem. Arme man.’
Ik voelde me leeglopen. Een hoofdverdachte had zijn hoofd opgestoken, en het was er direct af geschoten. Me plotseling realiserend hoe laat het vermoedelijk al was, keek ik op mijn horloge. Zelfs als ik reed als een gek zou ik te laat zijn. Ik excuseerde me bij Violet en beloofde dat ik de volgende dag bij haar en Bennie zou langskomen. Sally liep met me mee naar de deur.
‘Matt heeft me over je moeder verteld, Clara, het spijt me heel erg. Ik hoop dat het niet plotseling was?’
‘Dank je,’ mompelde ik. ‘Ze was al lang ziek.’
Fantastisch. Net nu ik me begon te ontspannen in Sally’s bijzijn had ze aanleiding om te denken dat ze me kende. Ze zou nu langskomen, me vragen hoe het met me ging, me uitnodigen voor het eten, verwachtend dat ik vertrouwelijkheden zou uitwisselen. Ik was al zoveel Sally’s tegengekomen. En op hetzelfde moment zei ze: ‘Waarom kom je later niet langs om iets te eten?’
‘Dat is heel aardig,’ mompelde ik, aan de deur trekkend, ‘maar ik kom pas laat terug.’ Ik rukte de deur open en ging naar buiten, liep snel naar mijn auto en stapte erin zonder om te kijken. Toen ik wegreed voelde ik even spijt dat ik zo onvriendelijk was geweest. Dat verdiende Sally echt niet. Maar op de lange termijn was het waarschijnlijk het beste.
Daarbij, ik moest een man spreken over een slang.