81
Datum:
20 november 2003, 10:20 uur
Locatie:
Xi-an, China
MICHEL
Wanneer je begint aan een expeditie, weet je dat er een grote kans dat je een keer ziek wordt. We hebben ons erop voorbereid door voldoende medicijnen mee te nemen. Maar als je ziek blijft, moet je uiteindelijk toch naar de dokter. Elles heeft nog steeds erg veel last van haar buik, dus moeten we het toch maar even na laten kijken. Gelukkig is Jason erg behulpzaam. Hij gaat met ons mee om een ziekenhuis te zoeken. Op een paar kilometer van ons hotel blijkt een redelijk ziekenhuis te zijn. Voordat we naar binnen mogen, worden we eerst op koorts getest. Naweeën van de SARS-uitbraak. “34,5 graden,” lach ik naar Elles, die er niet om kan lachen.
De dokter knikt tevreden en we mogen doorlopen.
We lopen verder en passeren een aantal zieke mensen in stoelen in de lobby, gescheiden door slechts een dun plastic wandje. Ze zien er niet best uit. We durven geen adem te halen en lopen snel door naar de eerstehulp. Daar moeten we ons eerst registreren. De dame achter de balie is opgefokt omdat het eigenlijk haar lunchpauze is, vertaalt Jason. “Dan moet ze maar een kantoorbaan nemen en niet op de eerste hulp gaan werken,” flap ik eruit. Jason besluit het niet te vertalen. Dan begint het papierwerk. Elles Albering blijkt een moeilijke naam om in het Chinees te vertalen en er alleen Elles van maken is ook een groot probleem. Hebben wij even mazzel dat we niet met een hartaanval zijn binnengekomen. Tegen de tijd dat je officieel geregistreerd bent…
Elles moet weer haar temperatuur opmeten. Deze keer moet ze een kleine thermometer tien minuten onder haar oksel houden. We zitten nog geen minuut op een bankje als er een heel zieke, oude man naar binnen wordt gereden en voor onze neus zijn ‘s-ochtends gegeten noodles eruit gooit. Elles trekt wit weg bij het zien van de kotsende man en moet bijna zelf overgeven. Veel animo om het op te ruimen is er niet waardoor de ruimte al snel is gevuld met een zure lucht. Gelukkig zijn we snel aan de beurt.
Na het checken van de temperatuur mogen we bij de dokter langs. Privacy is iets wat ze hier niet kennen, want de dokter zit in een glazen kooi net naast de receptie. Jason is nog maar net begonnen om de zaak aan de dokter uit te leggen, als er een familie de kamer in loopt. Ze willen hun vader mee naar huis nemen. De dokter legt uit dat de man een hersentumor heeft en dat hij dood zal gaan als hij deze week niet geopereerd zal worden. Maar daar heeft de familie geen geld voor en de verzekering dekt de operatie niet. Dan begint de dokter ook nog een kleine discussie over het feit dat het na twaalven is en ze voor een extra overnachting moeten betalen omdat ze niet op tijd hebben uitgecheckt. Nou ja, het is toch geen hotel! We zijn geschokt. De buikproblemen van Elles lijken ineens niet zo belangrijk meer.
Jason vertelt over het broodje van KFC en wat er daarna allemaal is misgegaan. De dokter stelt wat vragen waarop Elles bloed moet laten prikken. We lopen naar de tweede verdieping en zoeken een tijdje naar het juiste loket. Een onvriendelijke dokter kijkt vermoeid door het klein loketje als we vragen of we daar goed zijn. Het blijkt het laboratorium te zijn. Zonder dat hij verder uitleg geeft, moet Elles haar arm door het kleine gat op anderhalve meter van de grond steken. Er is geen stoel, helemaal niets. We checken de naald en geven akkoord nadat de man een nieuw exemplaar uit een officieel gesealde verpakking haalt. Omdat het gat op een onmogelijke hoogte zit, moet Elles door haar knieën zakken om haar arm in de buurt van de dokter te krijgen. Een oud stuk elastiek wordt om haar bovenarm geknoopt voordat de naald erin gaat. Elles legt uit dat ze zich helemaal niet lekker voelt. De arts reageert er niet op. Ik besluit haar maar goed vast te houden. Een goed idee want zodra de man klaar is begint Elles te trillen. Dan trekt ze wit weg en valt flauw. Ik schrik me rot en weet haar nog maar net op te vangen. Ik ben bang dat er echt iets goed mis is. Ik weet me geen raad en leg haar voorzichtig op de grond. Het liefst wil ik het uitschreeuwen in de hoop dat er iemand komt helpen.
Dan komt ze bij en begint enorm te schokken. Met een doodsbange blik in haar ogen kijkt ze me aan en begint te huilen. Nog nooit heb ik iemand zo bang zien kijken. Ik voel me radeloos, zo op de vloer van dit vreemde ziekenhuis. De dokter kijkt wat verbaasd door het gat in de muur maar doet helemaal niets. Ik besluit Elles rustig uit te leggen wat er is gebeurd. Dat helpt een beetje. Dan til ik haar op een stoel. De tranen rollen over haar wangen. Het zijn volgens mij niet alleen tranen van de schrik. Het zijn de spanning en vermoeidheid van de laatste weken die er nu ineens uitkomt.
Gelukkig krijgen we al snel te horen dat er niets ernstigs aan de hand is, maar dat Elles inflammatory intestines problems heeft, veroorzaakt door slecht eten. We krijgen een receptje om haar darmen te kalmeren en kunnen de medicijnen beneden ophalen. Daarna rijden we stil terug naar het hotel. De rest van de dag komen we ons bed niet meer uit. Aan het eind van de dag en na de eerste pillen voelt Elles zich alweer een heel stuk beter. We besluiten de dag erna te vertrekken.
We verlaten Xi-an vroeg in de morgen. Elles is nog wel erg slap, al zijn de medicijnen wel aangeslagen. Opgerold in haar warme slaapzak zit ze naast me in de bus. De stadsmuur van Xi-an is omgeven door een dikke laag mist. De stad begint net tot leven te komen. We zijn onderweg naar Yan-an, de bakermat van de communistische partij. Mao woonde er lange tijd, waardoor het voor de aanhangers van het communisme een speciale plek is geworden.
De omgeving biedt maar weinig afleiding. Het grauwe winterse landschap met stoffige velden maakt deze rit maar saai. Het enige wat het nog leuk maakt, is het spel om de ‘niet-lachende-tolpoortbeambtes’ aan het lachen te krijgen. Het lukt maar zelden. We verwachten dat de stad van het communisme eruitziet als een communistische stad. Maar het eerste wat we zien is een enorm chic hotel, een glimmend warenhuis en een KFC. Goedkope hotelletjes blijken moeilijk te vinden, dus het duurt even voordat we een betaalbaar bed hebben gevonden. We kunnen het niet meer opbrengen om in het donker en de kou door de stad te lopen dus belanden we alle drie lekker vroeg onder de wol.
Onze volgende bestemming is Pingyao, een oude, ommuurde stad ten zuiden van Beijing, in de provincie Shanxi. Dat is vierhonderdnegentig kilometer rijden! We schrikken als we de afstand zien. Dit is het langste stuk dat we in China zullen rijden. Het is de langste etappe van de hele expeditie. Vierhonderdnegentig kilometer lijkt niet zoveel, dat is van Amsterdam naar Parijs en dat rij je normaal gesproken in een paar uur. Maar niet in een oldtimertje dat niet harder kan dan tachtig kilometer per uur over hobbelige Chinese wegen! Dus doen we er al snel tien uur over.
Het eerste stuk is prachtig. We rijden langs een grote kloof, waar een klein riviertje doorheen stroomt en waar grotwoningen langs zijn gebouwd. Daarna rijden we door kleine plaatsjes met kleurige markten waar van alles te zien is.
Halverwege stoppen we in een dorpje naast de Gele Rivier om wat te eten. Nog voordat we de bus zijn uitgestapt, worden we al omringd door zo’n veertig nieuwsgierige dorpelingen. Ze zien hier zelden westerse mensen. We voelen ons als twee Hollywood-sterren die over de rode loper naar de première van hun zoveelste kaskraker lopen. Jason weet ook niet wat hij meemaakt. Een politieman komt onze kant op. In eerste instantie denken we de bus verkeerd geparkeerd te hebben, maar in plaats van een bekeuring volgt er een uitgebreide fotosessie. Bij iedere stap die we zetten worden we op de voet gevolgd. Hippie wordt van het dak tot de bandjes geïnspecteerd: van alle kanten gluren mensen naar binnen. We houden de handtekeningensessie na een tijdje voor gezien en lopen een restaurantje in. Maar ook daar blijken we niet veilig. Met ons stroomt het kleine tentje vol. Zo’n twintig mensen nemen rond onze tafel plaats om te kijken hoe wij de noodles naar binnen werken. Omdat de toeschouwers geen woord Engels spreken, blijven ze ons alleen maar aanstaren. Hierdoor voelen we ons tamelijk opgelaten. Dus zo voelt het om een Hollywood-ster te zijn.
Als we ons eten op hebben en willen vertrekken, hoort Jason dat de brug op de weg naar Pingyao wordt opgelapt. De enige manier om de Gele Rivier over te steken is per boot. De volgende brug is pas tweehonderd kilometer verder, dus we hebben geen keus. De weg naar de boot bestaat uit een dikke laag klei en modder en Hippie heeft moeite om erdoorheen te komen. We maken ons steeds meer zorgen om de bus. We hoeven nog maar zo’n klein stukje maar Hippie heeft het met de dag zwaarder. We ploegen door de modder en hopen dat de bus niet afslaat.
De zelfgemaakte bootjes worden gerund door mannen die buitensporig hoge prijzen vragen. Ze gedragen zich als een stel criminelen. Of beter gezegd: het zijn criminelen. We verkeren even in de veronderstelling dat alleen wij zo belachelijk veel moeten betalen (we zijn tenslotte blank, en dat betekent bij dit soort mannen kassa). Jason probeert te onderhandelen en komt uit op een prijs van tweehonderdvijftig yuan. Dat is het laagste wat we kunnen krijgen. Maar ik wil de onderhandelingen opnieuw aangaan. Tegen de wil van Jason, die de mannen niet vertrouwt, loop ik naar ze toe en vertel dat we minder betalen. De mannen lachen hard. Met een strak gezicht blijf ik ze aankijken. Dan leg ik met veel gebaren uit dat tweehonderdvijftig yuan een idiote prijs is. Tweehonderd is wat ik betaal. Tot grote verbazing van Jason, en eerlijk gezegd van ons allemaal, gaan de mannen akkoord. Wij hebben een goed staaltje afdingen geleverd, want andere chauffeurs moeten driehonderd yuan betalen. Hierdoor ontstaat er bijna een rel omdat een van de streekbewoners zich opgelicht voelt. Hij had al betaald en krijgt er geen cent van terug.
De zelfgemaakte veerboot baart ons zorgen. We moeten er achterstevoren oprijden en bij het laatste stuk blijft de voorkant van de bus in de modder steken. Met hulp van vier mannen krijgen we de bus er maar net op. Het is maar een klein stukje over de snelstromende Gele Rivier, maar we moeten wel reddingsvesten aan. Zou het bootje toch niet helemaal bestemd zijn voor dit formaat bus? In plaats van in de auto te blijven zitten, gaan we veilig naast de auto staan. Maar we moeten het de Chinezen nageven: al ziet de pont er gammel uit, een soepeler overgang over de snel stromende rivier hadden we niet kunnen verwachten. Toch zijn we blij als we de boot af rijden en onze route kunnen vervolgen door de provincie Shanxi.
Shanxi is berucht om de productie van kolen. Elke maand is er wel ergens in de kranten te lezen dat er mensen om zijn gekomen in een kolenmijn. Dat het hier de voornaamste bron van inkomsten is, daar kun je niet omheen. Het hele gebied gaat schuil onder een grote, dikke, vieze zwarte laag stof. We proeven het, we ruiken het en iedereen op straat zit onder de zwarte smurrie. Dit moet wel een van de smerigste en ongezondste plekken ter wereld zijn om te leven. Zwaarbeladen vrachtwagens met kolen maken het rijden ook nog eens een stuk moeilijker. Ze rijden stapvoets over de wegen en houden al het andere verkeer op. De wegen blijken ook niet bestemd voor dit soort vrachtverkeer. Het wegdek ligt vol met kolen en is op vele plaatsen zwaar beschadigd. Tegen achten ‘s-avonds komen we aan in Pingyao.